vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 144461 / KG ZA 08-170
Vonnis in kort geding van 2 juni 2008
de vereniging
CNV DIENSTENBOND,
gevestigd te Hoofddorp,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. M.G.I.W. Teunis,
advocaat mr. L.J.M. van Westerlaak te Utrecht,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALDI OMMEN B.V.,
gevestigd te Ommen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALDI GROENLO B.V.,
gevestigd te Groenlo,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
advocaat mr. A. van der Schee te Utrecht.
Partijen zullen hierna CNV en Aldi c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de eis in reconventie met producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van CNV
- de pleitnota van Aldi c.s..
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. CNV is een vakvereniging welke krachtens haar statutaire doelstellingen de behartiging van de belangen van de bij haar aangesloten leden in de ruimste zin des woords ten doel heeft gesteld.
2.2. Aldi c.s. zijn uitbaters van supermarkten. Aldi Ommen B.V. telt 60 supermarktfilialen in het oosten des lands, Aldi Groenlo B.V. telt 45 filialen eveneens in het oosten des lands. Aldi Ommen B.V. heeft op dit ogenblik ongeveer 750 personeelsleden, bij Aldi Groenlo B.V. werken ongeveer 600 personeelsleden. Tezamen met zes elders in Nederland gevestigde zusterbedrijven vormen zij de Aldi-organisatie in Nederland.
2.3. De heer [A] is vakbondsbestuurder bij CNV en houdt zich bezig met Aldi.
2.4. CNV wordt sinds enige tijd geconfronteerd met allerhande klachten van bij Aldi werkzame leden, waaronder (in overwegende mate doch niet alleen) leden werkzaam bij vestigingen welke vallen onder Aldi Ommen B.V. en Aldi Groenlo B.V., aangaande de werkdruk en stress welke wordt ervaren binnen de Aldi-filialen. Volgens bedoelde klachten van deze leden worden de filialen door steeds minder medewerkers bemenst en draaiende gehouden, waardoor de werkdruk voor het aanwezige personeel oploopt: in menig filiaal zijn slechts twee à drie medewerkers aanwezig gedurende de openingstijden, inclusief de filiaalmanager.
2.5. Bestuurder [A] heeft naar aanleiding van deze meldingen zijn bezorgdheid geuit en getracht met Aldi c.s. in gesprek te komen over de problematiek. Tijdens een gesprek op 6 maart 2008 hebben [A] en directeur [B] afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn in de brief van 10 maart 2008 met kenmerk AHW/sr/009 door Aldi Ommen B.V. aan CNV bevestigd. In deze brief, ondertekend door [B] en [C] in zijn hoedanigheid van Hoofd Administratie en Personeel, staat vermeld:
“(…)
Naar aanleiding van ons gesprek van 6 maart 2008 bevestig ik u hierbij, dat wij hebben afgesproken dat een onafhankelijk medewerkertevredenheidsonderzoek zal plaatsvinden bij Aldi Ommen B.V. Dit medewerkertevredenheidsonderzoek zal door Aldi in opdracht worden gegeven aan haar Arbodienst dan wel via haar Arbodienst aan een nader in overleg met CNV Dienstenbond te bepalen onderzoeksinstelling. Indien bij de uitvoering van het onderzoek gebruik zal worden gemaakt van een vragenlijst, zal deze vooraf met CNV Dienstenbond worden besproken en zal CNV Dienstenbond haar op- of aanmerkingen ten aanzien van deze vragenlijst kenbaar kunnen maken.
Het spreekt voor zich dat de resultaten van het onderzoek integraal aan CNV Dienstenbond ter beschikking worden gesteld, onder voorwaarde dat deze door CNV Dienstenbond niet dan na voorafgaand overleg met Aldi extern (bijvoorbeeld in de media) bekend mogen worden gemaakt.
CNV Dienstenbond zal door Aldi worden geïnformeerd over het eventueel naar aanleiding van de uitkomsten van het medewerkertevredenheidsonderzoek in te zetten vervolgtraject.
Voorts zult u separaat van de directeur van Aldi Groenlo B.V. een bevestiging ontvangen dat hij met deze afspraak instemt. Indien onze ervaringen met het medewerkertevredenheidsonderzoek van belang kunnen zijn voor de andere Aldi-vennootschappen, zullen wij deze onder de aandacht brengen van andere Aldi directeuren.
(…)”
2.6. Bij fax van 10 maart 2008 heeft [D] in zijn hoedanigheid van directeur van Aldi Groenlo B.V. de gemaakte afspraken bevestigd onder verwijzing naar het hiervoor geciteerde schrijven van [B] met kenmerk AHW/sr/009 d.d. 10/03/2008.
2.7. Op 20 maart 2008 hebben [B] en Schepers in een gesprek met [A] aangegeven de gemaakte afspraken niet te zullen nakomen. Het door partijen geplande vervolggesprek op 15 april 2008 is van de kant van Aldi c.s. afgezegd.
2.8. Het beeldmerk “HET ALDI-PRINCIPE HOGE KWALITEIT LAGE PRIJS” is gedeponeerd in het Benelux Merkenregister onder nummer 118855, op naam van Aldi Einkauf GmbH & Co. oHG. Aldi c.s. maken als licentienemers gebruik van dit beeldmerk.
3. Het geschil in conventie
3.1. CNV vordert uitvoerbaar bij voorraad:
I. Aldi c.s. te gebieden:
a. binnen een redelijke in goede justitie door de voorzieningenrechter te bepalen termijn opdracht te geven aan haar arbodienst tot het houden van een medewerkertevredenheidsonderzoek;
b. indien bij de uitvoering van het onderzoek gebruik zal worden gemaakt van een vragenlijst deze vooraf met CNV Dienstenbond te bespreken en CNV Dienstenbond gelegenheid te geven haar op- of aanmerkingen ten aanzien van deze vragenlijst kenbaar te maken;
c. opdracht te geven aan de arbodienst om de resultaten van het onderzoek rechtstreeks en integraal aan CNV Dienstenbond ter beschikking te stellen en CNV Dienstenbond binnen 14 dagen na ontvangst van de resultaten te informeren over het naar aanleiding van de uitkomsten van het medewerkertevredenheidsonderzoek in te zetten vervolgtraject;
alles op verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van
EUR 50.000,00 per overtreding per gedaagde per dag, voor iedere dag dat Aldi c.s., of één van hen, in gebreke blijven respectievelijk blijft aan het ten deze te wijzen vonnis in kort geding te voldoen, een deel van een dag voor een gehele gerekend;
II. Aldi c.s. te veroordelen in de kosten van dit geding.
CNV legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Aldi c.s. in hun volle bewustzijn een duidelijke overeenkomst met CNV hebben gesloten, waaraan zij zich dienen te houden.
3.2. Aldi c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. Aldi c.s. vorderen uitvoerbaar bij voorraad:
1. CNV te gebieden zich in de toekomst te onthouden van misleidende dan wel onrechtmatige uitlatingen in de media over Aldi c.s. en subsidiair CNV te gebieden om zich in de toekomst te onthouden van de navolgende uitlating dan wel een soortgelijke uitlating inhoudende dat “uit een enquête is gebleken dat 90% van de werknemers die in dienst zijn bij Aldi lijden onder een te hoge werkdruk”;
2. CNV te gebieden om het gebruik van het merk “ALDI” en het merk “HET ALDI PRINCIPE HOGE KWALITEIT LAGE PRIJS” te staken en gestaakt te houden, waaronder het gebruik van de slogan “HET ALDI PRINCIPE: HOGE WERKDRUK LAGE BEZETTING”;
3. een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 25.000,00 voor elke dag dan wel per overtreding van de vorderingen in reconventie onder 1. en 2.;
4. de termijn als bedoeld in artikel 260 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te bepalen op drie maanden;
5. CNV te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Aldi c.s. leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat CNV onrechtmatig handelt ten opzichte van Aldi c.s., nu zij aantoonbare onjuiste informatie over Aldi c.s. in de publiciteit brengt. Verder heeft CNV volgens Aldi c.s. – onnodig – gebruik gemaakt van het beeldmerk van Aldi waardoor afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van Aldi c.s. waartegen conform artikel 2.20 lid 1 sub d van het Benelux Verdrag Intellectuele Eigendom (verder: BVIE) kan worden opgetreden.
4.2. CNV voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Spoedeisendheid
5.1.1. De vorderingen van CNV zijn gericht op het nakomen van met CNV beweerdelijk gemaakte afspraken, waarbij ook de geloofwaardigheid van CNV als vakvereniging in het geding is, waardoor het aannemelijk is dat zij imagoschade kan lijden en schade in de zin van verminderderde wervingskracht. Deze afspraken zijn bovendien tot stand gekomen na klachten van leden die werkzaam zijn bij Aldi c.s., die er op mogen vertrouwen dat CNV als hun belangenbehartiger in deze zo spoedig mogelijk zal optreden. In dit geding is dan ook in voldoende mate gebleken van het spoedeisend belang van CNV bij haar vorderingen.
5.2. Contractspartij
5.2.1. Tussen CNV en Aldi Ommen B.V. is niet in geschil dat zij op 6 maart 2008 mondelinge afspraken hebben gemaakt over een door de arbodienst van Aldi c.s. uit te voeren medewerkertevredenheidsonderzoek. In zijn fax van 7 maart 2008 stelt [A] aan [B] voor om de gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen. In zijn (als bijlage bijgevoegde) voorstel voor een overeenkomst wordt door [A] als eerste de afspraak genoemd dat er een onafhankelijk medewerkertevredenheidsonderzoek zal plaatsvinden bij Aldi Groenlo B.V..én bij Aldi Ommen B.V.
Naar aanleiding van dit voorstel heeft [B] als directeur van Aldi Ommen B.V. de afspraken schriftelijk bevestigd zoals weergegeven in zijn brief van 10 maart 2008 (zie rechtsoverweging 2.5.). Aan het einde van de brief verwijst [B] ook naar de schriftelijke bevestiging van de afspraak die [A] separaat van Schepers als directeur van Aldi Groenlo B.V. nog zal ontvangen. [B] beëindigt zijn brief vervolgens met de opmerking: “Indien onze ervaringen met het medewerkertevredenheidonderzoek van belang kunnen zijn voor de andere Aldi-vennootschappen, zullen wij deze onder de aandacht brengen van andere Aldi directeuren.” In de fax van 10 maart 2008 verklaart Schepers in gemelde hoedanigheid inderdaad dat de gemaakte afspraken worden bevestigd zoals verwoord in het schrijven van [B] met kenmerk AHW/sr/009 d.d. 10 maart 2008.
5.2.2. Uit het vorenstaande is voldoende aannemelijk geworden dat het onderzoek bij beide vennootschappen zou worden uitgevoerd: [B] heeft voor Aldi Ommen B.V. ingestemd met de gemaakte afspraken op de wijze zoals hij die heeft verwoord in meergemelde brief en Schepers heeft voor Aldi Groenlo B.V. ingestemd met de afspraken zoals door [B] zijn verwoord. Daarbij heeft ieder voor de eigen onderneming ingestemd met een medewerkertevredenheidonderzoek, dat – zoals reeds door [A] in de fax van 7 maart 2008 is verwoord – bij elk van de filialen apart zal worden gehouden. Naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter heeft al met al ook Aldi Groenlo B.V. zich aan deze afspraken gecommitteerd.
5.3. Nakoming overeenkomst
5.3.1. Partijen hebben op 6 maart 2008 mondelinge afspraken gemaakt die op 10 maart middels twee faxberichten (ondertekend door [B] en Schepers) schriftelijk door Aldi c.s. zijn bevestigd. Partijen kunnen dan ook in beginsel over en weer van elkaar verlangen dat de aldus tot stand gekomen overeenkomst (verder: de overeenkomst) wordt nagekomen. Aldi c.s. hebben evenwel gesteld dat CNV Aldi c.s. niet aan de door hen onder druk van CNV gedane toezeggingen kan houden, terwijl ook de nakoming ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De voorzieningenrechter zal deze verweren thans bespreken.
5.3.2. Misbruik van omstandigheden is aanwezig, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het totstandkomen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moest begrijpen dat hij hem daarvan zou behoren te weerhouden. Voor het antwoord op de vraag of er sprake is van misbruik van omstandigheden komt het enkel aan op omstandigheden bij het aangaan van de overeenkomst. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onvoldoende komen vast te staan dat CNV tijdens de onderhandelingen misbruik heeft gemaakt door - zware - druk uit te oefenen tijdens de onderhandelingen. Aldi c.s. hebben hiervoor hoe dan ook onvoldoende gesteld. Van Aldi c.s. als professionele partij mag bovendien worden verwacht dat zij bestand zijn tegen druk die door een wederpartij wordt uitgeoefend tijdens onderhandelingen, zoals het dreigen met acties door een vakbond. Overigens valt op dat Aldi c.s. hebben nagelaten om zich daarop reeds in hun schriftelijke bevestigingen van 10 maart 2008 te beroepen, ondanks een bedenktijd van enige dagen die Aldi c.s. tussen het gesprek op 6 maart en de bevestiging van 10 maart 2008 hebben gehad. Het verweer van Aldi c.s. wordt in zoverre dan ook verworpen.
5.3.3. In het kader van de stelling dat de nakoming van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, hebben Aldi c.s. aangevoerd dat CNV geen belang meer bij toewijzing heeft, nu Aldi c.s. al maatregelen hebben getroffen in de veronderstelling dat de bevindingen uit de internetenquête juist zijn. Daarnaast kost een medewerkertevredenheidsonderzoek slechts tijd en geld en levert een dergelijk onderzoek geen concreet resultaat op voor de werknemers, CNV of Aldi c.s.
5.3.4. Met CNV is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door Aldi c.s. reeds aangekondigde maatregelen - overigens zonder CNV daarin te kennen - niet kunnen afdoen aan het belang om alsnog een objectief en onafhankelijk medewerkertevredenheidsonderzoek te laten plaatsvinden. De uitkomsten van een dergelijk objectief en onafhankelijk onderzoek kunnen immers de door Aldi c.s. aangekondigde maatregelen bevestigen, maar er bestaat tevens een reële mogelijkheid dat er naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek ook nog andere door Aldi c.s. te nemen maatregelen zich zullen aandienen. Bovendien heeft CNV voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een zelfstandig belang heeft bij het nakomen van de overeenkomst aangezien zij zich als belangenbehartiger van de bij haar aangesloten leden daarvoor sterk heeft gemaakt en haar eigen imago als vakvereniging aldus in het geding is. Het belang van CNV bij het gevorderde onder I.a. en I.b. is dan ook evident. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat voorshands geen enkele reden valt aan te wijzen op grond waarvan Aldi c.s. niet langer gehouden zouden zijn om de overeenkomst na te komen. Nu Aldi c.s. desondanks weigeren een medewerkertevredenheidsonderzoek te houden, ligt het gevorderde onder I.a. en I.b. voor toewijzing gereed.
5.3.5. In zijn voorstel van 7 maart 2008 stelt [A] onder punt 5) voor dat “CNV Dienstenbond wordt geïnformeerd en betrokken bij het vervolgtraject”. In de fax van 10 maart 2008 heeft Aldi Ommen B.V. dit punt aldus bevestigd: “CNV Dienstenbond zal door Aldi worden geïnformeerd over het eventueel naar aanleiding van de uitkomsten van het medewerkertevredenheidsonderzoek in te zetten vervolgtraject.” Nu gesteld noch gebleken is dat van de zijde van CNV naar aanleiding van deze aanvulling is gereageerd richting Aldi c.s., moet het ervoor gehouden worden dat CNV met deze beperkende aanvulling heeft ingestemd. Bij gevolg zal het gevorderde onder I.c. dienovereenkomstig worden aangepast als in het dictum aan te geven.
5.4. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als in het dictum aan te geven.
5.5. Aldi c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van CNV worden begroot op:
- dagvaarding EUR 157,25
- vast recht 254,00
- salaris procureur 904,00 (factor 2,0 x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.315,25
6. De beoordeling in reconventie
6.1. Spoedeisendheid
6.1.1. De vorderingen van Aldi c.s. zijn gericht op het beëindigen van een volgens hen inbreukmakende situatie en zijn daardoor naar het oordeel van de voorzieningenrechter op grond van hun aard reeds voldoende spoedeisend om behandeling in kort geding te rechtvaardigen.
6.2. Onrechtmatig handelen
6.2.1. Voor toewijzing van het gevorderde is vereist dat sprake is van onrechtmatigheid van de betreffende mediapublicaties jegens Aldi c.s. Daarbij dient vooropgesteld te worden dat een ieder het recht heeft zich vrijelijk te uiten. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt. De te beschermen belangen van derden (in casu het recht op bescherming van de eer en goede naam van Aldi c.s.) kunnen immers een omstandigheid zijn die deze uitingsvrijheid beperkt. Of en in welke mate daarvan sprake is, dient te worden beoordeeld aan de hand van alle feiten en omstandigheden van het geval, waarbij de wederzijdse belangen dienen te worden afgewogen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
6.2.2. Aldi c.s. hebben aangevoerd dat CNV onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door het verspreiden van aantoonbare onjuiste of suggestieve informatie over Aldi c.s. in de pers. Onder meer door overlegging van verschillende mediapublicaties staat genoegzaam vast dat CNV zich in het openbaar diverse malen heeft uitgelaten over de hoge werkdruk op de werkvloer bij Aldi c.s. In grote meerderheid van deze publicaties wordt vermeld dat CNV een enquête heeft uitgezet onder het personeel van Aldi en dat uit deze enquête naar voren is gekomen dat 90% van de werknemers klaagde over een te hoge werkdruk. Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd is evenwel voldoende aannemelijk geworden dat deze door CNV uitgezette enquête een respons van 84 werknemers heeft opgeleverd, waarvan 90% daadwerkelijk heeft geklaagd over de werkdruk. Door Aldi c.s. is voorts onweersproken gesteld dat bij Aldi landelijk 5.000 werknemers in dienst zijn, zodat de stelling van CNV dat 90% van de werknemers (zijnde 4.500 werknemers) van Aldi klagen over de werkdruk als onjuist dient te worden gekwalificeerd. Dit geldt te meer nu van CNV als serieuse en professioneel optredende vakvereniging en als belangenbehartiger van de bij haar aangesloten leden verwacht mag worden dat zij zich op juiste wijze uitlaat in de pers. Waar tenslotte door CNV niet is betoogd dat bedoelde uitlatingen niet door haar zijn gedaan (doch een onjuiste interpretatie van de media zouden betreffen) moet het ervoor worden gehouden dat de gewraakte bewoordingen door CNV zijn gebezigd, en dient zij zich daarvan in de toekomst te onthouden.
6.2.3. Met Aldi c.s. is de voorzieningenrechter derhalve voorshands van oordeel dat de ongenuanceerde stellingname van CNV zoals onder 6.2.2. geparafraseerd is weergegeven als misleidend en dus onrechtmatig is te kwalificeren. Ten aanzien hiervan acht de voorzieningenrechter het subsidiair gevorderde onder 1. toewijsbaar. De toewijzing van de daarop betrekking hebbende vordering zal in het dictum worden beperkt tot de onderhavige, c.q. soortgelijke uitlating. Het staat CNV immers wel vrij om in de media te verwijzen naar de resultaten van de door haar uitgezette enquête, zolang zij daarbij ondubbelzinnig kenbaar maakt dat het hierbij gaat om een enquête die een respons van 84 werknemers heeft opgeleverd.
6.3. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als in het dictum aan te geven.
6.4. Merkenrecht
6.4.1. Nu Aldi c.s. hun vordering onder 2. baseren op het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (hierna: BVIE), stelt de voorzieningenrechter ter voldoening aan zijn verplichting ingevolge artikel 4.6 van dat verdrag allereerst zijn bevoegdheid vast over dit geschil te oordelen, te weten op grond van het feit dat Aldi c.s. hun woonplaats onder meer in het arrondissement Zwolle-Lelystad hebben.
6.4.2. Met een uitsluitend beroep op artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE leggen Aldi c.s. aan hun vordering onder 2. ten grondslag dat CNV inbreuk maakt op het merkrecht van Aldi, doordat zij door het – onnodig – gebruik van het beeldmerk “HET ALDI-PRINCIPE HOGE KWALITEIT LAGE PRIJS”, zeker in de verbasterde vorm “HET ALDI-PRINCIPE HOGE WERKDRUK LAGE BEZETTING”, afbreuk doet aan de reputatie van Aldi c.s. CNV gebruikt het beeldmerk zonder geldige reden in het economische verkeer, nu zij het beeldmerk alleen gebruikt ten bate van haar eigen commerciële belangen, zijnde ledenwerving.
6.4.3. Het verweer van CNV lijkt vooral geënt op het bepaalde in artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE, welke bepaling niet door Aldi c.s. is ingeroepen. Het door CNV genoemde criterium van verwarringsgevaar komt enkel in sub b voor en heeft dus geen betrekking op het in sub d bepaalde.
6.4.4. Artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE biedt de merkhouder het recht derden die niet zijn toestemming hebben verkregen het gebruik van een teken te verbieden wanneer dat teken wordt gebruikt anders dan ter onderscheiding van waren of diensten en de merkhouder aantoont dat door het gebruik van dat teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit, of afbreuk wordt gedaan aan, het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk, tenzij de beweerdelijke inbreukmaker zijn handelen kan rechtvaardigen door het inroepen van een geldige reden voor het gebruik van het teken.
6.4.5. Nu Aldi c.s. zich uitdrukkelijk niet op het standpunt stellen dat CNV ongerechtvaardigd voordeel trekt uit het gebruik van het Aldi-logo dan wel de Aldi-slogan of dat het gebruik ervan afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen van het merk, behoeft de voorzieningenrechter slechts te beoordelen of door het gebruik van het Adi-logo of de – overeenstemmende – Aldi-slogan afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van het merk. Van afbreuk van reputatie is sprake wanneer, ten gevolge van de aard van de betrokken producten, van het teken een negatieve uitstraling uitgaat ten koste van het merk.
6.4.6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat CNV in haar flyer – waarbij het ging om een ledenwerving onder de werknemers van Aldi c.s. – gebruik heeft gemaakt van het Aldi-logo en een gelijkende variatie op de als merk gedeponeerde Aldi-slogan. Ter mondelinge behandeling heeft CNV onvoorwaardelijk en zonder voorbehoud verklaard zich in de toekomst te zullen onthouden van een verdere gebruikmaking van het Aldi-logo, zodat de voorzieningenrechter zich in zijn verdere oordeel beperkt tot het gebruik van bedoelde Aldi-slogan.
Aangezien in artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE niet de eis is gesteld dat het gebruik plaatsvindt in het economisch verkeer heeft de merkhouder een zeer ruime bescherming. Optreden door de merkhouder tegen voor hem schadelijk gebruik van zijn merk zou dan ook op gespannen voet kunnen staan met de vrijheid van meningsuiting.
De slogan “HET ALDI-PRINCIPE HOGE WERKDRUK LAGE BEZETTING” heeft in de relatie tussen werkgever en werknemer ontegenzeggelijk een negatieve lading en is klaarblijkelijk in de flyer van CNV – in combinatie met het logo van Aldi c.s. – op zodanig opvallende wijze weergegeven dat daardoor zoveel mogelijk de aandacht van de werknemers van Aldi c.s. wordt getrokken. Nu het echter gaat om een beperkte groep personen aan wie de flyers eenmalig zijn verstrekt, die bovendien in een arbeidsrelatie tot Aldi c.s. staan en dus weten waar “HET ALDIPRINCIPE” voor staat, mag van deze doelgroep worden verwacht dat zij als geen ander begrijpt dat het gebruik van de CNV-variant niet bedoeld is om afbreuk te doen aan de producten van en de naam Aldi c.s. als zodanig, maar om hen mede door middel van gebruik van deze variant (parodie) op de Aldi-slogan te bewegen om lid te worden van CNV. Van deze groep personen mag bovendien worden verwacht dat zij voldoende kritisch zijn ten aanzien van de door CNV verbasterde slogan en kunnen inschatten of deze litigieuze zegswijze feitelijk juist is: zij ervaren immers aan den lijve of bij Aldi c.s. sprake is van een hoge werkdruk en/of een lage bezetting op de werkvloer. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hebben Aldi c.s. dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat CNV met vooromschreven gebruik van hun slogan afbreuk doet aan de reputatie van Aldi c.s. Daar komt ook nog bij dat Aldi c.s. op geen enkele wijze aannemelijk hebben gemaakt dat zij reële schade lijden dan wel dreigen te lijden tengevolge van de handelwijze van CNV. Het hiervoren overwogene is voor de voorzieningenrechter aanleiding om de vordering onder 2. af te wijzen.
6.4.7. Overigens merkt de voorzieningenrechter nog op dat het onder 2. gevorderde strekt tot het geven van een algemeen verbod voor de toekomst tot het plegen van merkinbreuk door het staken en gestaakt houden van het gebruik van het merk “ALDI” en het merk “HET ALDI-PRINCIPE HOGE KWALITEIT LAGE PRIJS”. Een vordering van een dergelijk vergaande en algemene strekking komt in beginsel niet voor toewijzing in aanmerking. Daarvoor kan slechts in uitzonderingsgevallen plaats zijn, bijvoorbeeld wanneer sprake is van het herhaaldelijk maken van inbreuk. Dat CNV zich eerder jegens Aldi c.s. aan merkinbreuk schuldig heeft gemaakt is gesteld noch gebleken. Niet op voorhand kunnen immers met voldoende mate van zekerheid de grenzen van (on)toelaatbare merkvermelding worden getrokken. Een bij wijze van voorlopige voorziening te geven gebod voor de toekomst met een dergelijk ruime strekking onder verbeurte van een dwangsom kan tot onaanvaardbare executiegeschillen aanleiding geven en is in beginsel reeds op die grond niet toewijsbaar.
6.5. Nu de vordering onder 2. zal worden afgewezen, stranden tevens de daaraan verbonden vorderingen onder 3. en 4. Overigens merkt de voorzieningenrechter op dat artikel 260 Rv inmiddels is vervallen.
6.6. Waar elk van partijen in reconventie als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. gebiedt Aldi c.s. om
a. binnen vier weken na betekening van dit vonnis opdracht te geven aan haar
arbodienst tot het houden van een medewerkertevredenheidsonderzoek;
b. indien bij de uitvoering van het onderzoek gebruik zal worden gemaakt van een
vragenlijst deze vooraf met CNV Dienstenbond te bespreken en CNV
Dienstenbond gelegenheid te geven haar op- of aanmerkingen ten aanzien van deze
vragenlijst kenbaar te maken;
c. opdracht te geven aan de arbodienst om de resultaten van het onderzoek
rechtstreeks en integraal aan CNV Dienstenbond ter beschikking te stellen en CNV
Dienstenbond binnen vier weken na ontvangst van de resultaten te informeren over
het eventueel naar aanleiding van de uitkomsten van het
medewerkertevredenheidsonderzoek in te zetten vervolgtraject;
7.2. bepaalt dat Aldi c.s., of één van hen, voor iedere dag dat zij in strijd handelen met het onder 7.1. bepaalde, aan CNV een dwangsom verbeuren, respectievelijk verbeurt, van EUR 25.000,00 per gedaagde per dag, voor iedere dag dat Aldi c.s., of één van hen, in gebreke blijven respectievelijk blijft aan dit vonnis te voldoen, een deel van een dag voor een gehele gerekend, tot een maximum van EUR 500.000,00 per gedaagde,
7.3. veroordeelt Aldi c.s. in de proceskosten, aan de zijde van CNV tot op heden begroot op EUR 1.315,25,
7.4. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.6. gebiedt CNV om zich in de toekomst in de media te onthouden van de navolgende uitlating, dan wel een soortgelijke uitlating, inhoudende dat “uit een enquête is gebleken dat 90% van de werknemers die in dienst zijn bij Aldi lijden onder een te hoge werkdruk”,
7.7. een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 25.000,00 per overtreding tot een maximum van EUR 500.000,00,
7.8. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.9. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.10. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2008.