ECLI:NL:RBZLY:2008:BD3245

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.610018-08; 07.612293-06
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met voorwaardelijke opzet en strafmaatmotivering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 mei 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De officier van justitie, mr. S. Buis, eiste een jeugddetentie van één jaar, met aftrek van voorarrest, en plaatsing in een instelling voor jeugdigen (PIJ). De verdachte was beschuldigd van het steken van een slachtoffer met een mes in de rug, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de verklaringen van getuigen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard, wat de poging tot doodslag bevestigde.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met verschillende rapporten over de verdachte, waaronder psychologische en psychiatrische evaluaties die wezen op een verminderd toerekeningsvatbaarheid en een verhoogde kans op recidive. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk was, gezien de ernst van het delict en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie van zes maanden op, met de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank verklaarde de vordering van de benadeelde partij voor het meerdere niet-ontvankelijk, maar wees de vordering tot schadevergoeding toe tot een bedrag van € 1389,68, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnrs.: 07.610018-08; 07.612293-06 (TUL)
Uitspraak: 27 mei 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboortedatum],
[woonplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere.
De officier van justitie, mr. S. Buis, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van één jaar, met aftrek van voorarrest, en plaatsing in een instelling voor jeugdigen (PIJ).
De officier van justitie heeft voorts gevorderd, dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1389,68, hoofdelijk en met toepassing van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en dat met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf de proeftijd zal worden verlengd met één jaar.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
Verdachte is primair ten laste gelegd dat hij, al dan niet in vereniging met een ander, [slacht[slachtoffer] getracht heeft van het leven te beroven, door die [slachtoffer] met een mes in de rug te steken.
De rechtbank acht dit feit, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de verklaringen van het slachtoffer en van de getuigen [getuige], [getuige] en [getuige], wettig en overtuigend bewezen.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit, omdat de opzet van verdachte niet gericht was op de dood van het slachtoffer, maar op de beroving van het slachtoffer.
De rechtbank passeert dit verweer. Door genoemde [slachtoffer] met een mes in de rug te steken, ter hoogte van vitale organen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn handelen de dood van het slachtoffer ten gevolge zou kunnen hebben.
Dat verdachte heeft gestoken om het slachtoffer van zijn telefoon te beroven staat daar niet aan in de weg.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Primair: medeplegen van poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
• een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 april 2008;
• een de verdachte betreffend rapport d.d. 7 mei 2008 uitgebracht door mr. drs.
R.A. Sterk, psycholoog;
• een de verdachte betreffend rapport d.d. 5 mei 2008 uitgebracht door drs.
H.A. Gerritsen, psychiater;
• een de verdachte betreffend rapport d.d. 5 februari 2008, uitgebracht door de Raad voor de Kinderbescherming;
• een brief van Bureau Jeugdzorg Flevoland d.d. 28 april 2008.
De deskundigen Sterk en Gerritsen zijn in hun respectievelijke rapporten de mening toegedaan dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een gedragsstoornis, van afhankelijkheid van cannabis en van drankmisbruik.
Beide deskundigen zijn tot de conclusie gekomen dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank kan zich, gelet op de rapporten van de deskundigen, met deze conclusie verenigen en maakt die tot de hare.
Zowel de deskundige Gerritsen als de deskundige Sterk schat de kans op recidive als verhoogd in. Zij achten ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek een behandeling, binnen een gesloten setting, geïndiceerd. Zij adviseren aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
De rechtbank is van oordeel, dat, gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde, het opleggen van een PIJ-maatregel aangewezen is, nu, gelet op genoemde rapporten van de deskundigen Gerritsen en Sterk, waaruit een verhoogde kans op recidive blijkt, de algemene veiligheid van personen dit eist en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijk verdere ontwikkeling van de verdachte.
Daarnaast zal de rechtbank, teneinde de ernst van het door verdachte begane misdrijf te onderstrepen, hem een onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur opleggen.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde p[slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte primair bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op de toelichting die namens genoemde [slachtoffer] ter terechtzitting is gegeven, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1389,68, vermeerderd met de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] dient voor het meerdere, als zijnde niet eenvoudig vast te stellen, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank zal voorts terzake van schadevergoeding aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 1389,68 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 27, 77a, 77g, 77h, 77i en 77s.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 77dd van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de verlenging te gelasten van de proeftijd met één jaar van de door bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 24 mei 2007 opgelegde voorwaardelijke werkstraf.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van zes maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering worden gebracht.
De rechtbank legt verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te Lelystad, van een bedrag van € 1389,68 (zegge: éénduizenddriehonderdnegenentachtig euro en achtenzestig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans primair bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 3 februari 2008, tot die van de voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 1389,68, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen jeugddetentie.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank verlengt de proeftijd van de in de zaak met parketnummer 07.612293-06 bij vonnis d.d. 24 mei 2007 van de kinderrechter in deze rechtbank voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf.
Aldus gewezen door mr. E.J. van den Steenhoven-Drion, voorzitter en tevens plaatsvervangend kinderrechter, mrs. G.J.J.M. Essink en G.E.A. Neppelenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 mei 2008.
Mr. van den Steenhoven-Drion voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.