RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.400050-08
Uitspraak: 24 juni 2008
[naam]
geboren op [geboortedatum]
wonende te [verblijfplaats]
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.C.F. Kooijmans, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. G. van der Zee, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- verdachte te veroordelen ter zake het onder 1. en 2. ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voor¬waarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering;
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten twee telefoons en weegapparatuur.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 24 februari 2008 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10] en/of [naam 11] en/of [naam 12] en/of [naam 13] en/of meerdere, althans één andere perso(o)n(en), dealers- en/of gebruikershoeveelheden heroïne, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 februari 2008 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 34,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
De rechtbank ziet geen reden om te beslissen tot nietigheid van de dagvaarding, de onbevoegdheid van de rechtbank, de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie of de schorsing van de vervolging.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte de tenlastegelegde feiten bekent en dat er door de raadsman van verdachte geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen :
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij heroïne ophaalde en leverde aan zijn medeverdachte, die het vervolgens verkocht aan drugsgebruikers;
- een proces-verbaal van verhoor van verdachte ;
- processen-verbaal van verhoor van de medeverdachte ;
- het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] ;
- een proces-verbaal van bevindingen ;
- het proces-verbaal van verhoor van [naam 3] ;
- het proces-verbaal van verhoor van [naam 4] ;
- een proces-verbaal van bevindingen ;
- het proces-verbaal van verhoor van [naam 6] ;
- het proces-verbaal van verhoor van [naam 7] ;
- het proces-verbaal van aanhouding van de medeverdachte ;
- het proces-verbaal Test en gewicht “Bewustzijnsbeïnvloedende middelen” ;
- een deskundigenrapport opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. en 2. ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2007 tot en met 24 februari 2008 in Zwolle tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10] en/of [naam 11] en/of [naam 12] en/of [naam 13], dealers- en/of gebruikershoeveelheden heroïne, zijnde heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 25 februari 2008 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 34,7 gram heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Van het onder 1. en 2. meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1.:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2.:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij gedurende ruim een half jaar in omvangrijke mate heeft gehandeld in drugs. Het is algemeen bekend dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. De handel in deze verdovende middelen vormt aldus een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Gelet op het feit dat de verdachte bij de reclassering heeft aangegeven definitief te willen stoppen met zijn drugsgebruik en gelet op de indruk die verdachte ter terechtzitting heeft gemaakt, acht de rechtbank termen aanwezig om een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk op te leggen en aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf een verplicht reclasseringscontact te verbinden als bijzondere voorwaarde, teneinde de verdachte in staat te stellen om, met hulp en begeleiding van de reclassering, zijn oude leefpatroon te doorbreken en zijn leven in de maatschappij op de juiste wijze op te bouwen.
De rechtbank is van oordeel dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen (twee telefoons en weegapparatuur) dienen te worden verbeurdverklaard, omdat de onder 1. en 2. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan of voorbereid.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 mei 2008;
- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 4 juni 2008, uitgebracht door S.P. Sneep, reclasseringswerker bij Tactus Verslavingszorg.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1. en 2. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1. en 2. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 6 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Tactus Verslavingszorg, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank verklaart verbeurd de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen (twee telefoons en weegapparatuur).
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. F. Koster en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juni 2008.