ECLI:NL:RBZLY:2008:BD6496

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
5 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/440037-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijs gemotiveerde vrijspraak in een diefstalzaak met geweld

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, stond de verdachte terecht op beschuldiging van diefstal met geweld. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 4 december 2007 in Deventer, waarbij de verdachte een of meer portemonnees en een envelop met 400 euro heeft weggenomen van een slachtoffer. De aanklacht omvatte ook geweld en bedreiging met geweld, waarbij de verdachte de woorden heeft geuit: 'Als je me niet los laat dan grijp ik je naar je strot'. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, maar de verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen.

Tijdens de zitting op 22 mei 2008 werd het bewijs tegen de verdachte kritisch bekeken. De rechtbank oordeelde dat de videobeelden die als bewijs waren gepresenteerd, te onduidelijk waren om de verdachte onomstotelijk te kunnen identificeren. Het slachtoffer kon de verdachte niet met zekerheid herkennen, en de verklaringen van getuigen waren niet betrouwbaar genoeg. De rechtbank concludeerde dat er te veel twijfel bestond over de schuld van de verdachte, wat in zijn voordeel moest werken.

Uiteindelijk besloot de rechtbank de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten, omdat het bewijs niet wettig en overtuigend was. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, wat betekende dat zij haar schadevergoeding alleen bij de burgerlijke rechter kon aanvragen. De uitspraak werd gedaan op 5 juni 2008 door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. A.J. Louter.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440037-08
Uitspraak: 5 juni 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[naam],
geboren op [geboortedatum]
verblijvende in [verblijfplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.S.M.P. de Kock, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. A.E.M. Doedens, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van € 480,70 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 december 2007 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer portemonnee(s) en/of een envelop inhoudende 400 euro en/of een ID-kaart, in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- opzettelijk gewelddadig geld uit de enveloppe van die [naam] heeft gegrist, en/of
- opzettelijk gewelddadig een tas uit de handen van die [naam] heeft getrokken, en/of
- opzettelijk dreigend tegen die [naam] heeft gezegd: “Als je me niet los laat dan grijp ik je naar je strot, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [naam] heeft (weg)geduwd;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
BEWIJS
Door de verdediging is ten aanzien van het ten laste gelegde als verweer gevoerd dat vrijspraak zou moeten volgen aangezien – kort samengevat – het bewijs ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat – in tegenstelling tot de officier van justitie – de videobeelden, zoals deze zijn afgedrukt in het dossier, te onduidelijk zijn om de verdachte onomstotelijk te kunnen herkennen. Het slachtoffer kon niet met zekerheid zeggen of zij in de verdachte de man herkende die haar heeft beroofd. De overbuurman heeft op stellige wijze verklaard de verdachte te herkennen, maar verklaarde tevens de verdachte op straat te hebben zien lopen terwijl de verdachte op dat moment in voorarrest verbleef. Om die reden acht de rechtbank deze verklaring als bewijsmiddel onvoldoende betrouwbaar. Weliswaar hebben enkele verbalisanten verklaard de hen ambtshalve bekende verdachte op de videobeelden te herkennen, doch er zijn bij de politie, naar aanleiding van dezelfde videobeelden, ook vele andere tips binnen gekomen ten aanzien van personen die totaal niet op de verdachte lijken. De rechtbank maakt hieruit op dat de videobeelden te veel ruimte open laten voor twijfel, welke twijfel in het voordeel van de verdachte dient te werken.
De verdachte dient van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Benadeelde partij
Gelet op de vrijspraak die moet volgen voor het ten laste gelegde kan de rechtbank dit feit niet betrekken in de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij [naam]. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. Ch.A.M. Heeregrave en I.F. Clement, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2008.