ECLI:NL:RBZLY:2008:BD6562

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
11 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
132160 / HA ZA 07-629
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W.F. Houthoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en zorgplicht van assurantietussenpersoon in relatie tot dekking van spuitschade

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, vorderde de besloten vennootschap De Groene Rutten Landbouw B.V. (hierna: De Groene Rutten) dat de onderlinge waarborgmaatschappij Univé Flevoland U.A. (hierna: Univé) werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van EUR 1.336.213,43, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering was gebaseerd op de stelling dat Univé tekort was geschoten in haar verplichtingen als assurantietussenpersoon. De procedure volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de vordering van De Groene Rutten tegen haar verzekeraars Allianz en Fortis was afgewezen, omdat de schade aan tulpenbollen niet onder de dekking van de verzekering viel.

De rechtbank diende te beoordelen of Univé, als assurantietussenpersoon, de zorg had betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mocht worden verwacht. De Groene Rutten stelde dat Univé had geadviseerd om het opzichtrisico bij spuitwerkzaamheden te verzekeren, maar dat dit risico niet daadwerkelijk was gedekt door de verzekering. Univé betwistte deze stelling en voerde aan dat de schade door spuitwerkzaamheden niet verzekerd was, ook niet in de periode dat De Groene Rutten nog loonwerkzaamheden verrichtte.

De rechtbank oordeelde dat Univé niet had aangetoond dat het niet gebruikelijk was om het opzichtrisico te verzekeren en dat De Groene Rutten bewijs diende te leveren van haar stelling dat Univé had geadviseerd om Clausule B op te nemen om dit risico te dekken. De zaak werd aangehouden voor bewijslevering door De Groene Rutten, waarbij de rechtbank de partijen opriep om hun bewijsstukken en getuigen te presenteren. De beslissing van de rechtbank benadrukte de zorgplicht van assurantietussenpersonen en de noodzaak om adequaat advies te geven aan hun cliënten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 132160 / HA ZA 07-629
Vonnis van 11 juni 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE GROENE RUTTEN LANDBOUW B.V.,
gevestigd te Rutten,
eiseres,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
advocaat mr. L.J. den Hollander te Middelharnis,
tegen
de onderlinge waarborgmaatschappij
ONDERLINGE VERZEKERING MAATSCHAPPIJ UNIVÉ FLEVOLAND U.A.,
gevestigd te Emmeloord,
gedaagde,
procureur mr. T.J. Dorhout Mees.
Partijen zullen hierna De Groene Rutten en Univé genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 april 2007 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Groene Rutten maakt deel uit van een groep van ondernemingen die behoren tot de besloten vennootschap Holding De Groene B.V. (hierna: de Holding).
2.2. Tussen voormelde groep van ondernemingen en Univé heeft een langdurige contractuele relatie bestaan, waarbij Univé als assurantietussenpersoon in opdracht en voor rekening van de Holding alle verzekeringen sloot voor de Holding en haar dochterondernemingen en waarbij Univé adviseerde met betrekking tot het afsluiten van verzekeringen van onder meer de bedrijfsactiviteiten van De Groene Rutten.
2.3. De Holding heeft per 1 mei 1999 via Univé met Allianz Nederland Schadeverzekering N.V (hierna: Allianz) en Fortis Corporate Insurance N.V. (hierna: Fortis) een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering gesloten onder polisnummer [nummer]. De Groene Rutten is verzekerde onder de polis.
2.4. In het clausuleblad van 4 juli 2003, behorend bij aanhangsel nummer 4 van de polis, is onder meer de volgende clausule opgenomen:
Sproeien en spuiten *
A) Van deze verzekering is uitgesloten de aansprakelijkheid van verzekerden voor schade veroorzaakt of ontstaan door of in verband met het sproeien of spuiten met chemische en/of biologische middelen.
B) In tegenstelling tot het bovenstaande geldt deze uitsluiting niet voor sproei- en spuitschade ten gevolge van werkzaamheden ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering.
2.5. In de algemene voorwaarden behorend bij de verzekeringspolis is een opzichtclausule opgenomen, die als volgt luidt:
Uitsluitingen
Artikel 3
Deze verzekering geeft geen dekking indien:
(…)
3.2 zaakschade is veroorzaakt, terwijl:
3.2.1 verzekeringnemer eigenaar of huurkoper van die zaken is
3.2.2 verzekerde of iemand namens hem of in zijn opdracht die zaken ter bewaring, in gebruik, in huur, te leen, ten vervoer of krachtens enige andere overeenkomst onder zich had, (…)
2.4. De Groene Rutten exploiteert een akkerbouwbedrijf. Sedert een aantal jaren worden bloembollen geteeld. Dat is zogenaamde contractteelt. Hierbij worden bloembollen, waarvan het uitgangsmateriaal afkomstig is van een bloembollenbedrijf, door De Groene Rutten op haar percelen geplant, gedurende het groeiseizoen verzorgd en aan het eind van het groeiseizoen gerooid en afgeleverd aan het bloembollenbedrijf.
2.5. In 2004 heeft De Groene Rutten op basis van contractteelt bloembollen geteeld voor onder anderen [A] & Zn. Kwekerij B.V., [B] Jnzn en Fa. Gebr. [C]. Op 30 maart 2004 zijn de tulpen die De Groene Rutten onder contract teelde in opdracht van De Groene Rutten door [de heer D] (hierna: [de heer D]) bespoten met het middel Agrichem Asulan 2, een herbicide/onkruidverdelger. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden heeft [de heer D] per ongeluk de inhoud van een bus met het middel Agrichem Diqat, een herbicide/doodspuitmiddel, aan de spuitvloeistof toegevoegd. Vervolgens heeft [de heer D] ongeveer 25 ha tulpen bespoten. Door het middel Agrichem Diquat in de spuitvloeistof is schade aan de tulpen ontstaan.
2.6. De Groene Rutten heeft de schade aan Univé gemeld. Univé heeft de schademelding doorgeleid naar Marsh, die namens Univé de verzekeringovereenkomst met Allianz en Fortis tot stand heeft gebracht. Marsh heeft de aansprakelijkheid voor de schade namens Allianz en Fortis afgewezen met een beroep op de opzichtclausule.
2.7. De Groene Rutten heeft een procedure aanhangig gemaakt tegen Allianz en Fortis bij de rechtbank te Rotterdam. De rechtbank te Rotterdam heeft bij vonnis van 11 oktober 2006 (zaak/rolnr. 246132 / HA ZA 05-2621) de vordering van De Groene Rutten – om voor recht te verklaren dat de aansprakelijkheid van De Groene Rutten voor de schade die op 30 maart 2004 is toegebracht aan tulpenbollen van haar contractgevers wordt gedekt door de verzekering – afgewezen. De rechtbank heeft daarbij overwogen:
“dat verzekeraars terecht niet tot uitkering zijn overgegaan omdat dekking op grond van de opzichtclausule is uitgesloten.”
Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
3. Het geschil
3.1. De Groene Rutten vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Univé zal veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van EUR 1.336.213,43, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 maart 2004, subsidiair vanaf 11 juni 2004, meer subsidiair vanaf 17 april 2007, met veroordeling van Univé in de kosten van deze procedure en in de nakosten van EUR 131,- dan wel indien betekening van het vonnis plaatsvindt van EUR 199,- met de verklaring dat ook de kostenveroordeling uitvoerbaar zal zijn bij voorraad en de wettelijke rente daarover verschuldigd is met ingang van 14 dagen na de datum van vonniswijzen.
3.2. Univé voert verweer.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of Univé tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen als tussenpersoon. Bij de beoordeling van die vraag neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat een assurantietussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen.
4.2. Univé betwist (bij conclusie van antwoord) dat [de heer D], die een fout bij het spuiten zou hebben gemaakt, ten tijde van het veroorzaken van de gestelde schade bij De Groene Rutten in dienst was en dat hij in het bezit was van een zogenaamde spuitlicentie.
De Groene Rutten heeft daarop (bij conclusie van repliek) een “vergunning bedrijfsvoeren gewasbescherming” ten name van [de heer D] overgelegd alsmede een verklaring van [de heer D], waarin hij schrijft:
“Als werknemer van ‘De Groene B.V’ heb ik op 30 maart 2004 opdracht gekregen om de tulpen tegen onkruid te spuiten.”
Bij conclusie van dupliek betoogt Univé vervolgens dat ‘De Groene B.V.’ niet onder dekking van de onderhavige verzekeringsovereenkomst valt en dat daarom niet vast staat dat [de heer D] bij een van de verzekerden in dienst was.
Univé heeft echter niet aangegeven waarom het van belang is of [de heer D] bij een van de verzekerden in dienst was. Tussen partijen is niet in geschil dat [de heer D] in opdracht van De Groene Rutten heeft gehandeld. Dat betekent dat De Groene Rutten (in elk geval) op grond van art 6:171 BW aansprakelijk is voor schade aan een derde toegebracht. Derhalve kan in het midden blijven, of [de heer D] bij De Groene Rutten in dienst was.
4.3. De Groene Rutten stelt dat Univé geadviseerd heeft het opzichtrisico bij contractteelt in verband met spuitschade (hierna: het opzichtrisico) te verzekeren en dat Univé een fout heeft gemaakt door niet te zorgen dat de verzekering de bedoelde dekking werkelijk bood.
4.3.1. De Groene Rutten heeft in dit verband in de dagvaarding vermeld dat zij vóór 1999 loonwerkzaamheden verrichtte en dat na het beëindigen van de loonwerkzaamheden de polis is aangepast. (Bij conclusie van repliek wordt betoogd dat in 1978 de loonwerkzaamheden zijn beëindigd en dat op grond daarvan de polis werd aangepast.) Volgens De Groene Rutten heeft Univé naar aanleiding van het beëindigen van de loonwerkzaamheden geadviseerd het opzichtrisico bij spuitwerkzaamheden te verzekeren met name vanwege de grote risico’s die de contractteelt van bloembollen met zich meebrengt. Daarom is in het clausuleblad van 4 juli 2003 onder het hoofdje ‘Sproeien en spuiten” Clausule B opgenomen (hiervoor geciteerd in rechtsoverweging 2.4., hierna: Clausule B). Blijkens het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 oktober 2006 biedt de polis echter geen dekking tegen dit opzichtrisico. Univé is dan ook tekort geschoten in haar verplichtingen als tussen persoon, door Clausule B te laten opnemen met het oog op het opzichtrisico, terwijl blijkt dat dit risico niet verzekerd is. Dit klemt te meer daar tussen Univé en de tot de Holding behorende groep van ondernemingen, waaronder De Groene Rutten, een langdurige contractuele relatie heeft bestaan, waarbij Univé als assurantietussenpersoon in opdracht en voor rekening van de Holding alle verzekeringen sloot voor de Holding en haar dochterondernemingen en waarbij Univé adviseerde met betrekking tot het afsluiten van verzekeringen.
4.3.2. Volgens Univé was ook in de periode dat Univé nog loonwerkzaamheden uitvoerde, de schade door (loon)spuitwerkzaamheden niet verzekerd. Er was dan ook geen reden om de polis op dat punt aan te passen na het beëindigen van de loonwerkzaamheden. Daar komt bij dat Univé niet op de hoogte is gebracht van het feit dat De Groene Rutten haar loonwerkzaamheden heeft beëindigd. Blijkens haar (tegenstrijdige) stellingen in de dagvaarding en in de conclusie van repliek, weet De Groene Rutten zelf niet wanneer zij haar loonwerkzaamheden heeft beëindigd. Clausule B is – anders dan De Groene Rutten meent – opgenomen om schade te verzekeren die derden (anderen dan de partners in de contractteelt) zouden kunnen lijden ten gevolge van het sproeien en spuiten door De Groene Rutten ten behoeve van haar eigen bedrijfsvoering. Het was niet gebruikelijk om opzichtschade of schade door loonspuitwerkzaamheden te verzekeren, aldus Univé.
4.3.3. De Groene Rutten heeft in verband met haar stelling dat Univé geadviseerd heeft het opzichtrisico te verzekeren voorts gewezen op een brief van Univé aan Marsh van 3 mei 2004 waarin Univé de stelling verdedigt dat het opzichtrisico onder dekking van Clausule B van de verzekering valt.
Volgens Univé betekent deze brief niet dat Univé er van uitging dat het opzichtrisico verzekerd was, maar moet deze brief gezien worden in het licht van de taak van Univé om op te komen voor de belangen van haar verzekeringnemer.
4.3.4. Uit het voorgaande volgt dat Univé de stelling van De Groene Rutten dat Univé geadviseerd heeft Clausule B op te nemen om het opzichtrisico te verzekeren, gemotiveerd heeft betwist. Nu De Groene Rutten ter zake bewijs heeft aan geboden zal zij tot dit bewijs worden toegelaten.
4.4. Indien De Groene Rutten niet slaagt in voormeld bewijs, rijst de vraag of Univé had behoren te adviseren het opzichtrisico te dekken. Wanneer het niet gebruikelijk was om opzichtschade te verzekeren, zoals Univé betoogt, hoefde Univé niet in die zin te adviseren. Univé zal dan ook mogen bewijzen dat het niet gebruikelijk was om het opzichtrisico te verzekeren.
4.5. De zaak zal worden verwezen naar de rol voor uitlating aan de zijde van De Groene Rutten omtrent de in rechtsoverweging 4.3.4. bedoelde bewijslevering. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. laat De Groene Rutten toe tot het bewijs van feiten of omstandigheden waaruit volgt dat Univé heeft geadviseerd Clausule B op te nemen om het opzichtrisico te verzekeren;
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 25 juni 2008 voor uitlating door De Groene Rutten of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel;
5.3. bepaalt dat De Groene Rutten, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen;
5.4. bepaalt dat De Groene Rutten, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juli tot en met september 2008 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.W.F. Houthoff in het gerechtsgebouw te Lelystad aan het Stationsplein 15;
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2008.