ECLI:NL:RBZLY:2008:BD7300

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
8 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/795002-06
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Koster
  • A. Versteeg
  • C. Clement
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot oplichting met vals identiteitsbewijs

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 8 juli 2008, is de verdachte beschuldigd van medeplegen van poging tot oplichting en het opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument. De feiten dateren van 19 mei 2006, toen de verdachte samen met twee medeverdachten een rode VW Golf vanuit Almere naar Roermond reed. Bij de ING-bank in Roermond probeerde de verdachte, zich voordoend als P.M. Pamler, een geldbedrag op te nemen met een vals identiteitsbewijs. De baliemedewerkster vroeg om legitimatie, waarop de verdachte een vals identiteitsbewijs overhandigde. De bankmedewerker ontdekte echter dat er een fout was gemaakt en er geen geld werd uitgekeerd. De verdachte erkende zijn betrokkenheid bij de poging tot oplichting, maar de verdediging stelde dat er geen bewijs was voor nauwe samenwerking met de medeverdachten. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte voldoende betrokkenheid had bij de handelingen van de medeverdachten, waardoor hij als medepleger kon worden aangemerkt. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten gerechtvaardigd en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, die voorwaardelijk werd opgelegd met een proeftijd van twee jaar, naast een werkstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, en besloot tot een straf die recht deed aan de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 07.795002-06
Uitspraak: 8 juli 2008
S T R A F V O N N I S
in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats],
wonende te [adres]g 43.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2007 en 24 juni 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Lem, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. Bollen, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte voor het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 240 uren (met aftrek) subsidiair 120 dagen hechtenis
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd)
BEWIJSMOTIVERING
De rechtbank overweegt met betrekking tot het bewijs het navolgende, op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen .
a) vaststaande feiten
Op dinsdag 16 mei 2006 werd een vestiging van de ING-Bank te Rotterdam gebeld door een man die zich uitgaf als de heer Kalden. Hij gaf aan werkzaam te zijn bij de Media Markt, een klant/relatie van de ING-Bank. De heer Kalden wilde voor donderdag 17 mei 2006 geld bestellen in verband met een kasopname bij de vestiging van de ING te Roermond. Het zou een kasopname betreffen van € 50.000,=, bij voorkeur in coupures van € 500,=. Als doel van de opname werd aangegeven dat het handgeld betrof in verband met een conferentie in de buurt van Roermond. Het geld zou opgenomen worden door de heer R.J.M. Pamler. Door de medewerker van de ING werd vervolgens aangegeven dat hij dit eerst moest navragen bij het kantoor te Roermond. De heer Kalden gaf aan dat dit geen probleem was en gaf vervolgens zijn 06-nummer, te weten [nummer] Ongeveer vijf minuten later belde hij terug of er al contact was geweest. Hij gaf toen het 06-nummer [nummer] door. Omstreeks 16.10 uur belde iemand met de naam Weize of Wijzers (fonetisch) op met hetzelfde verzoek. Hij gaf ook het GSM-nummer [nummer] op. Door de ING-medewerker [naam medewerker] werd vervolgens contact opgenomen met de secretaresse van de financieel directeur van de Media Markt, die op haar beurt heeft gesproken met de financieel directeur [naam directeur]. [Directeur] bleek absoluut nergens vanaf te weten. Vervolgens is er vanuit de ING contact opgenomen met de persoon die zich Kalden noemde, met de mededeling dat als het geld besteld moest worden, er eerst een schriftelijke opdracht moest komen, waarbij een kopie van het legitimatiebewijs gevoegd moest worden. In dat gesprek is tevens aangegeven dat men vrijdag 19 mei a.s. omstreeks 11.00 uur naar Roermond zou komen om het geld op te halen.
Op 18 mei 2006 ontving de ING per fax een kopie van het legitimatiebewijs van P.M. Pamler, met als bijgeschreven tekst: “De heer Pamler haalt vrijdag a.s. de bestelling in Roermond op. Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. R. Kalden.”
Op vrijdagmorgen 19 mei 2006 vertrok er een rode VW Golf vanuit Almere naar Roermond. In die auto zaten [medeverdachte 1] als bestuurder, [medeverdachte 2] als bijrijder en [verdachte] achterin.
Op vrijdag 19 mei 2006 omstreeks 11.33 uur werd deze auto in de Schoolstraat te Roermond geparkeerd ter hoogte van de kruising met de Knevelsgraafstraat. Daar stapten de drie inzittenden uit.
Op vrijdag 19 mei 2006 omstreeks 11.35 uur kwam [verdachte] aan de balie van de ING-bank te Roermond aan [adres]. Hij stelde zich voor als Pamler en vertelde dat de heer Kalden hem hierheen had gestuurd om een geldbedrag op te nemen. Hij wist niet hoeveel hij moest opnemen. Hij noemde wel de Media Markt als naam van het bedrijf. Baliemedewerkster [naam baliemedewerkster] vroeg hem naar zijn legitimatiebewijs. [verdachte] gaf haar een legitimatiebewijs ten name van P.M. Pamler, geboren 31 maart 1954. [verdachte] moest even in een spreekkamer wachten. Na enige tijd vertelde [baliemedewerkster] hem dat er een fout was gemaakt en dat de bestelling naar het kantoor in Echt was gegaan. Er is geen geld uitgekeerd.
Het door [verdachte] overhandigde legitimatiebewijs was geheel vals. Het betrof een Nederlandse identiteitskaart met nummer [nummer], onder welk nummer oorspronkelijk een Nederlands identiteitsbewijs was afgegeven aan [naam], geboren op [geboorteplaats]. [verdachte] had in verband hiermee op een zaterdagavond 4 pasfoto’s van zichzelf laten maken op het Centraal Station in Amsterdam en deze diezelfde dag rond 21.00 uur overhandigd aan een man die hij [x] noemt. Op woensdag 17 mei 2007 ontving [verdachte] van een onbekend gebleven persoon een envelop met daarin onder meer een Nederlands identiteitsbewijs op naam van Pamler met zijn, [verdachte]s, pasfoto.
Op vrijdagmiddag 19 mei 2006, kort na het bezoek van [verdachte] aan de ING-bank, zijn de drie inzittenden van de rode VW Golf in de rode Golf door de politie aangehouden.
b) ten aanzien van het tenlastegelegde
a) Verdachte heeft het tenlastegelegde ter terechtzitting erkend.
b) Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met het (valse) identiteitsbewijs geld zou moeten halen bij een bank dat vooraf besteld was.
Door de raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van het onder het 2e, 3e en 4e gedachtenstreepje tenlastegelegde het bewijs ontbreekt dat verdachte dit in nauwe en volledige samenwerking met een of meer van zijn mededaders heeft medegepleegd, nu uit de stukken niet blijkt dat verdachte op enige wijze bij die handelingen betrokken is geweest.
De rechtbank oordeelt echter anders. Voor medeplegen is niet vereist dat iedere medepleger bij alle uitvoeringshandelingen betrokken is. De onder het 2e, 3e en 4e gedachtenstreeptje tenlastegelegde handelingen zijn door andere personen verricht. Niet bekend geworden is wie dat is/zijn geweest. Blijkens de hiervoor onder b) genoemde verklaring van [verdachte] was hij er wel van op de hoogte dat er een bestelling zou worden gedaan, die hij op vertoon van een vals identiteitsbewijs zou moeten afhalen. In de gehele constellatie was [verdachte] – juist ook door de wetenschap dat er een bestelling zou worden gedaan die hij met een valst identiteitsbewijs zou moeten afleveren – zodanig betrokken dat hij ook ten aanzien van de onder het 2e, 3e en 4e gedachtenstreepje tenlastegelegde handelingen als medepleger dient te worden aangemerkt.
Voor het overige is door de verdediging geen vrijspraak bepleit
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
1. medeplegen van poging tot oplichting (326 juncto 45 en 47 Sr)
2. medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument (231 juncto 47 Sr)
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
STRAFMOTIVERING
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij onder valse voorwendselen en met gebuikmaking van een vals document heeft gepoogd de ING-bank een aanzienlijke som geld afhandig te maken. De handelswijze van verdachte en zijn medeplegers vormen een inbreuk op het broodnodige vertrouwen in het financieel-economisch verkeer. In dit geval verdienen vooral de criminele intenties waarmee verdachte en zijn medeplegers hebben gehandeld, te worden bestraft. Zij hebben zich behoorlijk wat moeite getroost om op een strafbare manier aan geld te komen. Daar staat tegenover dat de poging bij een alerte bank weinig kans van slagen had. Maar dat doet aan de criminele intenties niet af.
De rechtbank zal alle drie de medeplegers eenzelfde straf opleggen. [verdachte] heeft de voornaamste rol gespeeld doordat hij feitelijk voor de uitvoering van de oplichtingshandelingen binnen de ING-bank te Roermond heeft zorggedragen. In zijn voordeel speelt evenwel dat hij nog niet eerder ter zake van vermogensdelicten als deze met justitie in aanraking is geweest. [medeverdachte 2] heeft meer een leidinggevende rol op de achtergrond gespeeld. Hij is al vaker wegens onder meer ook vermogensdelicten met justitie in aanraking geweest, maar de laatste veroordeling voor een dergelijk delict dateert uit het jaar 2000. Gelet op het gezinsverband waarin [medeverdachte 2] leeft en het dienstverband dat hij momenteel heeft, lijkt hij thans een redelijk gestructureerd leven te leiden. Een gevangenisstraf komt dit niet ten goede. [medeverdachte 1] heeft veruit het minste aandeel gehad, maar heeft daarentegen al een aantal zware veroordelingen op zijn naam staan. Dat dit hem er nog niet van heeft kunnen weerhouden om wederom strafbare feiten te plegen, maakt dat zijn aandeel hem in deze extra ernstig dient te worden aangerekend.
Al met al zal de rechtbank voor alle drie de verdachten de straf opleggen die de officier van justitie ten aanzien van [verdachte] had geëist.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 5 juni 2008 en een voorlichtingsrapport d.d. 24 januari 2008.
De oplegging van straf of maatregel is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Deze gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht oordelen op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, zulks in de vorm van een aftrek van 2 uren per dag voorarrest.
Aldus gewezen door mr. Koster, voorzitter, mrs. Versteeg en Clement, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. Ter Haar als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2008.