ECLI:NL:RBZLY:2008:BD7885
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in civiele procedure met betrekking tot algemene voorwaarden
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, heeft de gedaagde in de hoofdzaak, een vennootschap onder firma, bij conclusie van antwoord de exceptie van (relatieve) onbevoegdheid ingediend. De gedaagde stelt dat op basis van de algemene voorwaarden van de eiser, die volgens de eiser van toepassing zijn, de rechtbank Den Haag bevoegd is. De gedaagde verzoekt de rechtbank zich onbevoegd te verklaren en de zaak door te verwijzen naar de rechtbank Den Haag, mocht de rechtbank later oordelen dat de algemene voorwaarden van de eiser van toepassing zijn.
De rechtbank heeft de exceptie van onbevoegdheid verworpen, omdat deze in strijd is met artikel 110 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank oordeelt dat het beroep op relatieve onbevoegdheid vóór alle weren moet worden gevoerd, en dat de gedaagde in dit geval een voorwaardelijk beroep heeft gedaan, wat niet deugdelijk is. De rechtbank benadrukt dat alleen de gedaagde in de hoofdzaak de exceptie van onbevoegdheid kan instellen, en niet de eiseres.
De rechtbank heeft vervolgens beslist dat zij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot er in de hoofdzaak een uitspraak wordt gedaan. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2008 door rechter M.H.S. Lebens-de Mug.