ECLI:NL:RBZLY:2008:BF7428

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/410034-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Koster
  • A. Hangx
  • J. Louter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met een hiep in Steenwijk

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 23 september 2008, stond de verdachte terecht voor poging tot moord op een vrouw in Steenwijk. De verdachte had op 13 mei 2008 een hiep gekocht en verklaarde dat hij iemand ging doodmaken. Op de dag van de aanval nam hij een taxi naar de Aldi, waar hij het slachtoffer met de hiep aanviel. Hoewel hij het slachtoffer niet fatally raakte, was zijn intentie om haar te doden evident, zoals bleek uit zijn eerdere verklaringen en gedragingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte handelde met de intentie om het slachtoffer van het leven te beroven, ondanks zijn latere beweringen dat hij haar slechts een tik wilde geven. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en achtte de poging tot moord wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwakbegaafdheid en de invloed van alcohol op zijn gedrag. De rechtbank besloot ook tot verbeurdverklaring van de hiep, het voorwerp dat bij de poging tot moord was gebruikt.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.410034-08 P
Uitspraak: 23 september 2008 (promis)
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats]
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichtingen Overijssel, Huis van Bewaring Zwolle, te Zwolle
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 september 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle.
TENLASTELEGGING
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 juni 2008. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter zitting gewijzigd.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2008 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en – al dan niet – met voorbedachten rade [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met opgeheven arm (met in zijn hand een bijl en/of een hak/kapmes en/of een zogeheten hiep, althans een hard voorwerp) op die [benadeelde partij] afliep, althans in de richting van die [benadeelde partij] liep, en/of (vervolgens) met een/die bijl en/of een/dat hak/kapmes en/of een zogeheten/die hiep, althans een/dat hard(e) voorwerp die [benadeelde partij] heeft geslagen (op/tegen de schouder, althans het lichaam), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289 juncto artikel 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 mei 2008 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en – al dan niet – met voorbedachten rade aan een persoon (te weten [benadeelde partij]), zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en – al dan niet – na kalm beraad en rustig overleg, met opgeheven arm (met in zijn hand een bijl en/of een hak/kapmes en/of een zogeheten hiep, althans een hard voorwerp) op die [benadeelde partij] afliep, althans in de richting van die [benadeelde partij] liep, en/of (vervolgens) met een/die bijl en/of een/dat hak/kapmes en/of een zogeheten/die hiep, althans een/dat hard(e) voorwerp die [benadeelde partij] heeft geslagen (op/tegen de schouder, althans het lichaam), terwijl de utivoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(artikel 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
FORMELE VOORVRAGEN
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor een schorsing van de vervolging.
DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair tenlastelegde, te weten poging tot moord op [benadeelde [benadeelde partij] met een zogeheten hiep, wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de raadsman.
De raadsman heeft gesteld dat verdachte van de poging tot moord en/of poging tot doodslag op [benadeelde partij] moet worden vrijgesproken, omdat uit de feitelijke gang van zaken onvoldoende kan komen vast te staan dat het opzet van verdachte (ook in voorwaardelijke vorm) was gericht op het doden van [benadeelde partij]. De feitelijke gedragingen van verdachte passen niet bij iemand die daadwerkelijk de intentie heeft om iemand om het leven te brengen.
De vaststaande feiten:
Op of omstreeks eind april/begin mei 2008 heeft verdachte bij ijzerhandel [X] te Oosterwolde een zogeheten hiep gekocht. Dit betreft een houtbijl. Nadat verdachte had betaald, zei hij tegen de heer [medewerker ijzerhandel] dat hij iemand ging doodmaken. De bijl is niet voor verdachte geslepen, maar hij vroeg wel of deze scherp was. Verdachte heeft vervolgens, op dinsdag 13 mei 2008, een taxi genomen van zijn woonadres in Oosterwolde naar de Aldi aan het Steenwijkerdiep te Steenwijk. Verdachte liet daarbij aan de chauffeur de hakbijl zien die hij bij zich had. Aangekomen bij de Aldi, liep verdachte in versnelde pas op [benadeelde partij] af. Hij liet vervolgens de bijl op haar neerkomen, waarbij zij in een reactie haar hoofd afwendde. Hij sloeg daarbij langs het hoofd, rakelings langs de linkerslaap, waarbij het bijltje op haar linkerschouder terecht kwam. Een klant van de Aldi, de heer [naam [naam klant], die zag dat verdachte haar kennelijk nog een keer wilde slaan, greep toen direct in en maakte verdachte het bijltje afhandig en werkte hem tegen de grond. Toen de heer [naam klant] tegen verdachte zei dat hij haar wel dood had kunnen slaan, antwoordde verdachte: “Wat kan mij dat schelen”.
Het oordeel van de rechtbank
De vraag is thans of verdachte, toen hij [benadeelde partij] met de houthiep op de schouder trof, handelde vanuit het voornemen om haar van het leven te beroven. Van de zijde van de verdediging wordt dit betwist. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Zowel uit de verklaringen en gedragingen van verdachte zelf als uit de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen volgt dat verdachte een hiep heeft gekocht met de bedoeling daar iemand mee te doden. Verdachte heeft zich op 13 mei 2008 door een taxi laten afzetten bij de Aldi in Steenwijk. Hij had de hiep bij zich. Toen hij [benadeelde partij] aantrof in de Aldi, liep hij snel op haar af en haalde uit met de hiep richting haar hoofd. Alhoewel [benadeelde partij] vol op de schouder werd geraakt, scheelde het een haar of zij was vol op haar hoofd geraakt. Het is niet aan de wil van verdachte toe te schrijven dat hij [benadeelde partij] uiteindelijk op de schouder heeft geraakt. Verdachte heeft immers voorafgaand aan 13 mei 2008 verklaard dat hij iemand om het leven wilde brengen en nadien dat hij [benadeelde partij] had willen vermoorden. Een en ander vindt eens te meer bevestiging in de verklaring van verdachte, op 14 mei 2008 afgelegd op het politiebureau, dat hij [benadeelde partij] wilde dood maken omdat hij bang was dat zij een vies spelletje met hem speelde. Later wordt in dezelfde verklaring uit de mond van verdachte opgetekend dat hij door het dolle heen was, dat hij de broer van [benadeelde partij] niet kon bereiken, maar dat hij [benadeelde partij] eigenlijk niet wilde dood maken. Hij heeft haar met de stompe kant van de bijl op de schouder geslagen. Dit was bovendien volgens verdachte niet hard. Het was niet de bedoeling om haar dood te slaan. De rechtbank volgt verdachte niet in dat deel van zijn verklaring, waaruit zou volgen dat hij niet de dood heeft gewild van [benadeelde partij]. Uit het handelen van verdachte op 13 mei 2008, zoals dit is komen vast te staan, volgt dat hij naar [benadeelde partij] heeft uitgehaald met de hiep. Uit de wijze van slaan (het slachtoffer moest haar hoofd afwenden) en de eerste verklaringen van verdachte tegenover de politie (“op het moment dat ik haar sloeg kon het mij niet schelen of ze dood zou gaan” en “Ik zeg het niet honderd keer. Ik wilde haar vermoorden.”) alsmede door zijn opmerking tegenover getuige [naam klant] dat het hem niet kon schelen dat hij het slachtoffer dood had kunnen slaan, en de verklaring zowel bij de politie als ter terechtzitting dat hij op dat moment door het dolle heen was, leidt de rechtbank af dat verdachte op dat moment gericht was op de dood van het slachtoffer en dat hij niet – zoals hij later heeft verklaard – toen hij het slachtoffer eenmaal zag haar slechts een tik heeft willen uitdelen. De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte bij zijn handelen de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans voor lief heeft genomen dat hij S. Gourdat, door haar op het hoofd te treffen, met de hiep zou doden, zelfs indien wordt aangenomen dat zij met de botte kant van de hiep is geraakt. Het verweer dat door de raadsman is gevoerd zal, gelet op het hiervoren overwogene, door de rechtbank worden verworpen.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 13 mei 2008 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met opgeheven arm met in zijn hand een zogeheten hiep op die [benadeelde partij] afliep, en (vervolgens) met die hiep, die [benadeelde partij] heeft geslagen op de schouder, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
DE KWALIFICATIE
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot moord,
strafbaar gesteld bij artikel 289 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor wat te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 45, 289
DE STRAFOPLEGGING
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
Een gevangenisstraf van 4 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met aftrek, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook als dit inhoudt een verplichte ambulante behandeling ten aanzien van alcoholafhankelijkheid, met verbeurdverklaring van de hiep.
Het standpunt van de verdediging
Er dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat het delict als een uiting van allerlei opgekropte frustraties bij verdachte moet worden bezien. Van de goedheid van verdachte is in het verleden al eens eerder misbruik gemaakt. Verdachte kreeg steeds meer het idee dat hij door anderen in hun macht werd gehouden. Verdachte is tot zijn daad gekomen toen een en ander niet meer te bespreken viel. Opgemerkt wordt dat verdachte geen relevante documentatie heeft en door zijn detentie onder andere zijn huis is kwijtgeraakt. Voorts is verzocht rekening te houden met de gewijzigde wetgeving rond de vervroegde invrijheidstelling, met name bij het opleggen van een deels voorwaardelijke straf.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals onder meer naar voren is gekomen in het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia d.d. 20 augustus 2008 door mevrouw L.A. Vink, psychiater, en in het voorlichtingsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 22 augustus 2008 van de heer E. Leyder Havenstroom.
In de psychiatrische rapportage van L.A. Vink wordt onder meer gesteld: (…) “Hij is een 59-jarige man die op zwakbegaafd niveau functioneert. (…) Hij heeft weinig sociale contacten. (…) Het verband met de tenlastegelegde feiten is dat betrokkene al langere tijd problemen had met het slachtoffer en haar familie. (…) Door de zwakbegaafdheid heeft hij beperkte mogelijkheden om met spanningen en conflicten om te gaan. Op een gegeven moment was er weer contact geweest met de broer van het slachtoffer en betrokkene was hier boos over en voelde zich bedreigd. Hij sliep al enige tijd slecht en dronk er veel bij. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat zijn impulscontrole tekort schoot en hij het heft in eigen handen heeft genomen. (…) De prognose is matig omdat betrokkene weinig verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden en de verantwoordelijkheid tevens bij het slachtoffer legt. Ook bagatelliseert hij zijn drankgebruik en is hij niet gemotiveerd om in behandeling te gaan. Zijn beperkte intellectuele vermogens zijn een derde reden die er aanleiding toe geven dat betrokkene moeilijk te behandelen is en onder invloed van drank weer tot een soortgelijk of ander delict zou kunnen komen. (…) “ De conclusie luidt dat het tenlastegelegde aan verdachte in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
Blijkens het voorlichtingsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland is een verplicht toezicht van de reclassering geïndiceerd, dit om verdachte kritisch te blijven volgen en om waar nodig in te grijpen. Gelet op de omstandigheid dat verdachte al op oudere leeftijd is, zal het doel van het toezicht niet zozeer liggen op het structureel veranderen van betrokkene, als wel op het voorkomen dat verdachte weer in een situatie komt waarin hij onder invloed raakt van personen die gebruik of misbruik van hem maken. Als concrete doelen worden genoemd dat het alcoholgebruik van verdachte in kaart wordt gebracht, dat hij een adequate manier vindt om de relatie met de familie [benadeelde partij] te verbreken en dat verdachte kan aangeven welke doelen/hulpvragen hij nog heeft met het regelen van praktische zaken zoals daginvulling, huisvesting en financiën. De reclassering adviseert om in het door de rechtbank te wijzen vonnis een verplicht toezicht door de reclassering op te nemen.
De rechtbank onderschrijft de inhoud van beide rapporten en maakt deze tot de hare.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de persoonlijke omstandigheden en de persoon van verdachte. De rechtbank laat daarbij meewegen dat aan verdachte het tenlastegelegde in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend en dat hij, ondanks zijn al wat oudere leeftijd, niet eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
In verband met een juiste normhandhaving kan niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds, door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte, het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank is van oordeel dat het in de beslissing nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat dit een voorwerp is met behulp waarvan het feit is begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde.
BESLISSING
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het primair en subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 1 jaar, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de reclassering, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt.
De rechtbank verklaart verbeurd het inbeslaggenomen goed, te weten de zogeheten hiep.
Dit vonnis is gewezen door mr. Koster, voorzitter, mrs. Hangx en Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Druten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 september 2008.