ECLI:NL:RBZLY:2008:BG5862

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/630190-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldadige incasso met bedreiging en afpersing in Kampen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van afpersing, poging tot afpersing en het opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid beroven van een benadeelde partij. De tenlastelegging omvatte meerdere incidenten in de periode van 1 januari 2008 tot 23 februari 2008, waarbij de verdachte samen met anderen de benadeelde partij onder bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, de benadeelde partij heeft bedreigd met een pistool en hem heeft gedwongen in een auto te stappen, waar hij vervolgens is mishandeld. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten, wat de rechtbank heeft meegewogen in haar beslissing. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een straf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend was. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.630190-08
Uitspraak: 27 november 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren [geboorteplaats]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging).
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 en 3 primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op meer tijdstippen in de periode van 01 januari 2008 tot 23 februari 2008 in de gemeente Kampen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van geld toebehorende aan die [benadeelde partij], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij tezamen en in vereniging met een ander:
- die [benadeelde partij] op te bellen en te bezoeken en op te zoeken en vervolgens tegen die [benadeelde partij] te zeggen: "dat hij een pistool in de broek had", en
- tegen die [benadeelde partij] te zeggen dat zij nu maar naar zijn ouders en zijn broer zouden gaan om het geld op te halen;
2.
hij in de periode van 24 februari 2008 tot 13 mei 2008 in de gemeente Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde [benadeelde partij] te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan die [benadeelde partij]:
- tezamen en in vereniging met een ander of anderen op 24 februari 2008 rijdend in een personenauto op zoek is gegaan naar die [benadeelde partij] en vervolgens
- die [benadeelde partij] in een personenauto heeft geduwd en vervolgens
- dreigend, al dan niet gericht tegen de [benadeelde partij], de woorden heeft gebezigd: "Rijd maar naar de onbewoonde wereld" en daarbij
- dreigend die [benadeelde partij] de woorden heeft toegevoegd: "je moet nu geld betalen, ik wil mijn geld", en daarbij die [benadeelde partij] tegen het gezicht heeft geslagen en vervolgens
- die [benadeelde partij] met een fles tegen het hoofd heeft geslagen en daarbij dreigend die [benadeelde partij] de woorden heeft toegevoegd: "Dit was de laatste klap, de volgende keer gaan de oogjes dicht", en
- in de periode van 24 februari 2008 tot 13 mei 2008 in Nederland die [benadeelde partij] meermalen heeft opgebeld en via de telefoon schreeuwend en/of dreigend te kennen heeft gegeven dat hij moet betalen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 primair
hij op 24 februari 2008 in de gemeente Kampen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [benadeelde partij] in een personenauto te duwen en met die [benadeelde partij] door Kampen te rijden en aldus die [benadeelde partij] te beletten uit die auto te stappen.
Van het onder 1, 2 en 3 primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het onder 1 bewezene levert op:
afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto artikel 312 juncto van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 bewezene levert op:
poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto artikel 312 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3 primair bewezene levert op:
het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden,
strafbaar gesteld bij artikel 282 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Aangever [benadeelde partij] had een geschil met verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1]. [benadeelde partij] had geld van een klant van [verdachte] en [medeverdachte 1] opgehaald en niet afgedragen aan [verdachte] of [medeverdachte 1].
In de periode van 1 januari tot en met 23 februari 2008 heeft [benadeelde partij] onder bedreiging met geweld door verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] een deel van het geld afgegeven aan verdachte [verdachte].
Verdachte Visscher is op 24 februari 2008 met verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] in de auto meegegaan om [benadeelde partij] te dwingen de rest van het geld af te geven. Verdachte [verdachte] heeft [benadeelde partij] met geweld in de auto geduwd. Verdachte Visscher heeft in die auto een geweldadige bijdrage aan de poging tot afpersing geleverd door [benadeelde partij] te slaan en vervolgens met een fles op zijn hoofd te slaan.
Door het strafbare handelen van verdachten is letsel en pijn bij [benadeelde partij] veroorzaakt en is de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van [benadeelde partij] aangetast.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 8 oktober 2008 waaruit blijkt dat verdachte vele malen is veroordeeld wegens misdrijven, waaronder ook geweldsdelicten.
Op 17 augustus 2008 is door R. Zandbergen, reclasseringswerker bij Tactus Verslavingszorg, een voorlichtingsrapport opgemaakt over de persoon van de verdachte. Hierin staat beschreven dat verdachte met zijn partner en twee kinderen samenwoont. Verdachte heeft een schuld als gevolg van de investeringen in zijn eigen bedrijf. Het Riagg heeft in 2003 ADHD geconstateerd bij verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn eigen bedrijf mede door de onderhavige zaak is kwijtgeraakt, maar inmiddels een nieuwe baan heeft bij een ander in dienst en daar meteen aan de slag kan als hij vrij komt.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden geëist.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Gelet op de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf veel te fors. Naar het oordeel van de rechtbank is een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden.
Gelet op het vorenstaande en de duur van het voorarrest heeft de rechtbank bij afzonderlijke beschikking met ingang van 14 november 2008 de opheffing van de voorlopige hechtenis bevolen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2 en 3 primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 6 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. E.M. de Veij Mestdagh, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en H.T. Pos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2008.