RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.607237-08
Uitspraak: 25 november 2008
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende [verblijfplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Zwiers, advocaat te Almere.
De officier van justitie, mr. S. Ouchan, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 tot en met 5, 7, 9 en 10 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd)
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dvan het onder 6 en 8 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De rechtbank acht dit niet wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte van hetgeen hem, na wijziging van de tenlastelegging, onder 9 ten laste is gelegd, te weten poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte weliswaar heeft verklaard dat hij een nooddeur heeft opengebroken, omdat hij en [mededader] een laptop zagen staan, maar dat hij niet heeft verklaard dat hij die laptop ook daadwerkelijk mee had willen nemen, zodat niet bewezen kan worden dat zijn opzet op diefstal was gericht.
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte heeft verklaard de nooddeur te hebben opengebroken omdat hij en [mededader] dachten dat er binnen een laptop stond. Dit laatste bleek echter niet het geval en verdachte en [mededader] zijn vervolgens huiswaarts gegaan. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf diefstal en de rechtbank acht de poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, zoals deze na wijziging van de tenlastelegging onder 9 ten laste is gelegd, dan ook bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 tot en met 5, 7, 9 en 10 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het onder 1 tot en met 5, 7, 9 en 10 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
1 tot en met 5, telkens;
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldigen zich de plaats tot het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
9
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldigen zich de plaats tot het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
10
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de plaats tot het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de bewezenverklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een op een wapen gelijkend voorwerp van categorie I onder 7, zoals valt af te leiden uit de ter kennisneming van de rechtbank gebrachte processen-verbaal van politie, welke zich in het onderhavige dossier bevinden, en zoals ook door de verdachte ter terechtzitting is bevestigd.
Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf in rekening de straf die de verdachte bij vonnis van de politierechter d.d. 10 december 2007 ter zake van diefstal in vereniging is opgelegd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijke onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op zeer lichtvaardige wijze in een korte periode meerdere malen goederen gestolen uit onder andere scholen, een winkel en een woning. Verdachte was enkel uit op geldelijk gewin. Verdachte lijkt zich niet te bekommeren om het leed en de schade die hij de slachtoffers door zijn handelen heeft toegebracht.
De reclassering benadrukt de noodzaak van interventies, maar plaatst de kanttekening dat een toezicht niet haalbaar lijkt gelet op de houding van verdachte. Verdachte heeft ter zitting aangegeven bereid te zijn met de reclassering mee te werken.
De raadsman van verdachte heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat verdachte na zijn detentie bij zijn moeder kan wonen en aan het werk kan.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank reden een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, zodat verdachte wordt gestimuleerd deze kansen te pakken en iets van zijn leven te maken.
De rechtbank is van oordeel dat het pistool, het alarmpistool en de munitie op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 15 oktober 2008;
een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 10 oktober 2008 uitgebracht door Reclassering Nederland;
de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
De oplegging van straf of maatregel is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is naar het oordeel van de rechtbank niet-ontvankelijk, nu verdachte van de diefstal van de brommer zal worden vrijgesproken. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Het onder 6 en 8 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 tot en met 5, 7, 9 en 10 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 tot en met 5, 7, 9 en 10 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 3 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank verklaart het pistool, het alarmpistool en de munitie ontrokken aan het verkeer.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. G. P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. J.E. van de Steenhoven-Drion en C.W. van Weert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2008.