ECLI:NL:RBZLY:2008:BH1934

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133552 - HA ZA 07-799
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y. Telenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure inzake schade door onjuiste verwijdering van een tatoeage

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, betreft het een schadestaatprocedure naar aanleiding van de onjuiste verwijdering van een tatoeage door de gedaagde. De eiser, die de tatoeage op 18 mei 2004 door de gedaagde liet verwijderen, heeft schade geleden in de vorm van een litteken en heeft de kosten van de behandeling van de tatoeage, die EUR 145,-- bedroegen, voldaan. De rechtbank had eerder, op 8 november 2006, al vastgesteld dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade die de eiser had geleden door de onjuiste verwijdering van de tatoeage. In deze procedure vorderde de eiser een voorschot op de materiële schade van EUR 1.309,45 en een vergoeding van immateriële schade van EUR 7.500,--. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de tatoeagebehandeling als schade konden worden aangemerkt, omdat de behandeling niet het beloofde resultaat had opgeleverd. De rechtbank kende de eiser een voorschot toe van EUR 2.148,54, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 februari 2007, en bepaalde dat de zaak opnieuw op de rol zou komen voor verdere behandeling van de proceskosten en aanvullende bewijsvoering door de eiser. De rechtbank hield de beslissing over de overige schadeposten aan, omdat niet was aangetoond dat de eiser recht had op vergoeding van de kosten voor plastische chirurgie, die nog niet hadden plaatsgevonden. De rechtbank benadrukte dat de hoofdzaak en de vrijwaringszaak als aparte procedures moesten worden behandeld, en dat er geen rechtsregel was die vereiste dat de toewijzing van schade moest wachten op een beslissing in de vrijwaringsprocedure.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 133552 / HA ZA 07-799
Vonnis van 28 mei 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. J.G.M. Hovius,
advocaat mr. S.H.M. Skrotzki te Roermond,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. J.G. Geerdes,
advocaat mr. C.A. Spekschoor te Lochem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij vonnis van 8 november 2006 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad in de zaak met rolnummer 106398 voor recht verklaard dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en te lijden schade ten gevolge van het op onjuiste wijze verwijderen van de tatoeage door [gedaagde] en laatstgenoemde veroordeeld tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat en in de zaak met rolnummer 116015 (vrijwaring) [A] (verder [A]) veroordeeld bij verstek tot betaling aan [gedaagde] van het bedrag dat in de schadestaatprocedure zal worden vastgesteld.
2.2. Op 18 mei 2004 heeft [eiser] door [gedaagde] haar tatoeage op haar bovenarm laten weghalen, waarna een litteken is ontstaan. De kosten van deze behandeling bedroegen EUR 145,--. Deze kosten heeft [eiser] voldaan.
2.3. De huistarts van [eiser] heeft op 10 januari 2005 schriftelijk verklaard dat de wond op de bovenarm van [eiser] fors ontstoken was na het verwijderen van de tatoeage, waardoor zij een aantal malen op de praktijk is geweest ter behandeling van de wond in de periode van 23 juni 2004 tot 10 januari 2005. Na behandeling is de wond genezen met achterlating van een hypertrofisch (dik) litteken van 12 x 4 cm. Op 10 januari 2005 was het litteken nog steeds rood en pijnlijk, op sommige plekken was de inkt nog zichtbaar.
2.4. Bij schrijven van 27 april 2007 heeft Plastisch chirurg R.P. Noordanus verbonden aan het Flevoziekenhuis laten weten dat hij ervan uitgaat 3 maal een ingreep onder plaatselijke verdoving te moeten doen om het litteken van zijn patiënte [eiser], geboren [datum], te versmallen. De kosten van iedere ingreep bedragen EUR 375,--. Voorts vermeldt hij dat het litteken altijd zichtbaar zal blijven.
2.5. [eiser] was ten tijde van de bezoeken aan de huistarts aangesloten bij een ziekenfonds.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert - kort gezegd – een voorschot op de materiële schade van EUR 1.309,45 en een vergoeding van immateriële schade van EUR 7.500,--.
3.2. [gedaagde] voert als verweer aan dat de gevorderde schadevergoeding niet, althans onvoldoende is onderbouwd, daarbij komt dat de berekende plastisch chirurgische ingrepen nog niet plaats hebben gehad en dat niet duidelijk is of die ingrepen door het ziekenfonds zullen worden vergoed.
3.3. De rechtbank stelt vast dat bij voormeld vonnis van deze rechtbank van
8 november 2006 de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor de geleden en te lijden schade door [eiser] is vastgesteld. Dit brengt mee dat in geval schadeposten vast komen te staan, deze posten thans voor toewijzing in aanmerking komen, ook
al is – zoals [gedaagde] heeft gesteld – [A] in verzet gegaan van de veroordeling bij verstek. Geen rechtsregel schrijft voor dat in de hoofdprocedure gewacht moet worden met de toewijzing van schade totdat in de vrijwaringsprocedure een (onherroepelijke) beslissing is gegeven. De hoofdzaak en de vrijwaringszaak zijn feitelijke twee aparte procedures met verschillende partijen in iedere procedure.
De rechtbank zal de hoofdzaak en de vrijwaringszaak dan ook apart afhandelen.
3.4. De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor de tatoeagebehandeling als schade zijn aan te merken, nu de behandeling niet heeft gebracht wat was gegarandeerd. Dit leidt ertoe dat de post EUR 145,-- plus de reiskosten ad EUR 3,54, beide posten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2007, zullen worden toegewezen. De overige posten komen thans niet voor toewijzing in aanmerking, daar niet is aangetoond door [eiser] of zij voor het consult voor plastische chirurgie in het Flevoziekenhuis is geweest, alwaar de door haar geraadpleegde plastisch chirurg werkzaam is of in de Flevoclinic, alwaar dezelfde plastisch chirurg adviseert en voor een eerste consult EUR 35,-- rekent. Voorts zal [eiser] moeten aantonen of zij nog steeds is aangesloten bij een ziekenfonds dan wel particulier is verzekerd en of de ene verzekering dan wel de andere een dergelijk consult en/of behandeling(en) vergoedt. Tevens is niet duidelijk of [eiser] nu één of meer consulten heeft gehad met betrekking tot plastische chirurgie, dit in verband met het feit dat de kosten van één consult worden gevorderd en twee maal reiskosten heen en terug. [eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld zich over deze punten uit te laten ter rolle.
3.5. De schadepost drie maal plastische chirurgie komt thans niet in aanmerking voor volledige vergoeding, daar die behandelingen nog niet hebben plaats hebben gehad en een voorschot is eerst toe te wijzen, als blijkt dat de verzekering van [eiser] een dergelijke behandeling niet vergoedt.
3.6. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding houdt de rechtbank rekening met de feiten dat het litteken op de bovenarm ontsierend is en blijvend van aard, dat het litteken gedurende een groot deel van het jaar (voorjaar en zomer) zichtbaar zal zijn en dat [eiser] gedurende geruime tijd pijn heeft geleden, terwijl het litteken een pijnlijke plek blijft. Mede gezien haar leeftijd wijst de rechtbank een voorschot van EUR 2.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2007. Een voorschot wordt toegewezen omdat thans nog niet van een eindtoestand kan worden gesproken.
3.7. De rechtbank zal de beslissing ten aanzien van de proceskosten aanhouden.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. veroordeelt [gedaagde] om bij wege van voorschot op de schadevergoeding aan [eiser] van te betalen een bedrag van EUR 2.148,54, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2007 tot de dag van betaling,
4.2. verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 18 juni 2008 voor het nemen van een akte door [eiser] over hetgeen is vermeld onder r.o. 3.4,
4.4. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Telenga en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2008.