vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 142759 / HA ZA 08-301
Vonnis van 13 augustus 2008
de vereniging
BUDOVERENINGING IJSSELMEER,
gevestigd te Lelystad,
eiseres,
procureur mr. C. Borstlap,
[gedaagde],
wonende te Lelystad,
gedaagde,
Partijen zullen hierna de vereniging en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het antwoord van [gedaagde]
- het vonnis van de sector kanton van de rechtbank
- de akte houdende vermeerdering van eis van de vereniging.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [gedaagde] is in de jaren 2005 en 2006 penningmeester geweest van de vereniging.
2.2. Ten aanzien van de jaren 2005 en 2006 heeft de vereniging kastekorten geconstateerd. Over 2005 bedraagt het kastekort EUR 7.388,06. Het kastekort over 2006 bedraagt EUR 5.319,00.
2.3. [gedaagde] heeft erkend een bedrag van EUR 2.500,00 te hebben zoekgemaakt en heeft toegezegd dit bedrag aan de vereniging terug te betalen. [gedaagde] heeft van het toegezegde bedrag EUR 1.500,00 aan de vereniging voldaan.
2.4. Bij brief van 16 november 2006 heeft de vereniging [gedaagde] bericht dat zij van hem een verklaring voor het kasverschil in de boekhouding over 2005 wil ontvangen.
2.5. Bij brief van 26 november 2006 heeft [gedaagde] gereageerd en een verklaring gegeven.
2.6. Op 18 januari 2007 heeft de vereniging [gedaagde] voor de kantonrechter gedagvaard teneinde de betaling van een bedrag van EUR 5.000,00 te vorderen.
2.7. Bij vonnis van 5 maart 2008 heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen en de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, verwezen naar de civiele sector van de rechtbank Zwolle-Lelystad.
2.8. Bij brief van 30 maart 2007 heeft de vereniging [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor het kastekort over de jaren 2005 en 2006, alsmede voor alle geleden schade die uit diens handelwijze voortvloeit.
3.1. De vereniging vordert, na wijziging van eis, samengevat, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een geldbedrag van EUR 11.207,16, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. De vereniging legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] in zijn hoedanigheid van penningmeester toerekenbaar is tekortgeschoten in zijn verplichting jegens de vereniging tot het voeren van een correcte financiële administratie.
3.3. [gedaagde] heeft zich tegen de vordering verweerd.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Wat betreft de door de vereniging bij haar akte houdende vermeerdering van eis geldt het volgende. De vermeerdering van eis bestaat eruit dat een vergoeding van EUR 11.207,16 wordt gevorderd, daar waar bij dagvaarding een bedrag van EUR 5.000,00 was gevorderd. [gedaagde] heeft hiertegen geen bezwaar doen maken. Aangezien de vermeerdering van eis niet in strijd is met de beginselen van een goede procesorde, zal op basis van de vermeerderde eis recht worden gedaan.
4.2. Door [gedaagde] is niet, althans niet genoegzaam, weersproken dat er over de jaren 2005 en 2006 sprake is van kastekorten en dat die kastekorten respectievelijk EUR 7.388,06 en EUR 5.319,00 bedragen.
4.3. Voor de beantwoording van de vraag of [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten bij de uitoefening van zijn taken als penningmeester van de vereniging stelt de rechtbank voorop dat van hem, als penningmeester, een behoorlijke boekhouding/administratie en een zorgvuldig beheer van de aan de vereniging toevertrouwde gelden mocht worden verwacht.
4.4. Ten aanzien van de financiële administratie van de vereniging is het volgende gebleken.
Van de zijde van de vereniging is gesteld - en door [gedaagde] niet weersproken - dat in de jaren 2005 en 2006 geen boekingen in het kasboek zijn gedaan en dat van diverse uitgaven bonnen ontbreken. [gedaagde] heeft aangegeven dat veel documenten verloren zijn gegaan door een computercrash en het (door hem) verkeerd opruimen van documenten, alsmede dat een en ander als gevolg van zijn persoonlijke omstandigheden nooit goed is gedocumenteerd. Ook is hij een envelop met daarin een bedrag van EUR 2.500,00 kwijtgeraakt. Het aan zijn adres gemaakte verwijt dat hij contributie- en bargelden niet aan de vereniging zou hebben afgedragen en pinopnames zou hebben gedaan zonder de gepinde bedragen aan de vereniging ten goede te laten komen, heeft [gedaagde] niet - althans niet gemotiveerd - weersproken. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [gedaagde] als penningmeester ernstig heeft gefaald.
De verklaringen die [gedaagde] hiervoor heeft gegeven, te weten dat hij een zeer drukke werkkring had en dat hij aan de tweede penningmeester documenten heeft overhandigd die hij nergens heeft geregistreerd, doen hieraan niet af. De rechtbank merkt hierbij op dat ook de tweede penningmeester, die [gedaagde] is opgevolgd, aan de hand van de door [gedaagde] verstrekte gegevens niet tot een sluitend overzicht van de financiën heeft kunnen komen.
[gedaagde] kan zich naar het oordeel van de rechtbank ook niet verschonen met zijn stelling dat hij de functie tegen wil en dank heeft aanvaard en dat hij daarbij heeft aangegeven dat hij geen tijd heeft om de werkzaamheden te verrichten en geen verantwoordelijkheid wil dragen. Aanvaarding van de functie brengt verantwoordelijkheid mee. Bovendien heeft [gedaagde] nimmer aangegeven dat hij niet bij machte was de bij het penningmeesterschap behorende taken uit te voeren. Zijn - impliciete - stelling dat de vereniging zijn disfunctioneren over zichzelf zou hebben afgeroepen, treft dan ook geen doel.
4.5. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de geconstateerde kastekorten het gevolg zijn van een gebrekkige financiële administratie en een onjuiste omgang met de aan de vereniging toevertrouwde gelden.
Nu [gedaagde], zoals hierboven ook is overwogen, de verwijten die hem op dit punt worden gemaakt tot op zekere hoogte erkent en voor het overige niet (gemotiveerd) betwist, zal de rechtbank van de juistheid van de stellingen van de vereniging uitgaan.
4.6. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat waar [gedaagde] heeft betoogd dat hij altijd naar eer en geweten heeft gehandeld en dat hij er alles aan heeft gedaan om opheldering te geven, dit betoog, hoe juist dit in [gedaagde]s eigen visie ook moge zijn, niet afdoet aan de feitelijkheden die in dit geding zijn komen vast te staan en de juridische beoordeling daarvan.
4.7. De slotsom luidt dat de vordering dient te worden toegewezen, met dien verstande dat het bedrag dat door [gedaagde] al werd voldaan daarop in mindering dient te komen.
Omdat partijen over en weer niets ten aanzien van de herkomst van het zoekgeraakte bedrag van EUR 2.500,00 hebben gesteld en aldus niet is te herleiden of het bedrag moet worden gerekend tot de kasgelden afkomstig uit de bar, de contributiegelden of de in de vakantieperiode opgenomen gelden, ziet de rechtbank in dit geval aanleiding om het deel van voormeld bedrag dat [gedaagde] reeds aan de vereniging heeft terugbetaald, zijnde EUR 1.500,00, in mindering te brengen op het kastekort ad EUR 7.388,06. Dit leidt tot de slotsom dat de vordering over 2005 voor een bedrag van EUR 5.888,06 toewijsbaar is. Dit bedrag, vermeerderd met het over 2006 gevorderde bedrag van EUR 5.319,00, sluit aan op het uiteindelijk gevorderde totaalbedrag van EUR 11.207,06.
4.8. De vereniging heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een (niet-aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op de gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vereniging heeft weliswaar gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar zij heeft dit niet voldoende onderbouwd: uit de gegeven omschrijving van de werkzaamheden lijkt eerder het tegendeel te kunnen worden afgeleid. Daar komt bij dat de gevorderde vergoeding in ruimte mate uitkomt boven het tarief van 15% van de hoofdsom, dat in zijn algemeenheid redelijk wordt geacht. De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.
4.9. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de vereniging worden begroot op:
- dagvaarding EUR 93,77
- vast recht 325,00
- salaris procureur 452,00 (1,0 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 870,77
4.10. De gevorderde rente over de hoofdsom kan slechts worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding, aangezien de vereniging haar standpunt dat van een eerdere datum dient te worden uitgegaan, niet heeft onderbouwd.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan de vereniging te betalen een bedrag van EUR 11.207,06 (elfduizendtweehonderdzeven euro en zes eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 11.207,06 vanaf de dag der dagvaarding, zijnde 18 januari 2007 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de vereniging tot op heden begroot op EUR 870,77,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2008.