ECLI:NL:RBZLY:2008:BH3046

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
22 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
148396 - KG ZA 08-400
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Y. Telenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van eis tot wedertoelating van een kind op school na schorsing

In deze zaak vorderde [eiseres], in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar zoon [eiser], toegang tot de school [de school] voor haar kind, die eerder was geschorst. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 10 september 2008. De stichting Eduvier, gedaagde in deze zaak, exploiteert scholen voor speciaal onderwijs in de provincie Flevoland, waaronder [de school]. De achtergrond van de zaak betreft een klacht van [eiseres] over de handelwijze van de school en de leerplichtambtenaar, die concludeerde dat [eiser] niet ziek was en dat zijn gedrag de reden was voor zijn uitsluiting van school. De Klachtencommissie oordeelde dat de school onvoldoende had gedaan om [eiser] weer onderwijs te laten volgen en dat de schorsing onterecht was verlengd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen formeel besluit was genomen om [eiser] de toegang tot de school te ontzeggen. De rechter volgde het oordeel van de Klachtencommissie en stelde vast dat de school meer had moeten doen om [eiser] te laten deelnemen aan het onderwijs. De vordering van [eiseres] werd toegewezen, en de school werd verplicht om [eiser] binnen twee dagen toegang te verlenen tot de school en hem onderwijs te laten volgen. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor elke dag dat de school in gebreke bleef. De proceskosten werden aan de zijde van [eiseres] begroot op EUR 1.243,44, die door Eduvier moesten worden vergoed.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. Y. Telenga op 22 oktober 2008 en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 148396 / KG ZA 08-400
Vonnis in kort geding van 22 oktober 2008
in de zaak van
[eiseres],
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar zoon
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. E. Lucas,
tegen
de stichting
STICHTING EDUVIER ONDERWIJSGROEP,
voorheen Stichting Orthopedagogisch Centrum IJsselmeerpolders,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.H. Horst.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Eduvier genoemd worden. De minderjarige zal [eiser] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling d.d. 10 september 2008
- de pleitnota van Eduvier
- de aanhouding ten behoeve van mediation
- de brief d.d. 25 september 2008 van de zijde van [eiseres] waarin wordt verzocht vonnis te wijzen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Eduvier exploiteert in de provincie Flevoland enkele scholen voor speciaal onderwijs, waaronder [de school] te [woonplaats].
2.2. [eiser] is als leerling ingeschreven aan [de school]. Op deze school wordt onderwijs gegeven aan leerlingen die zijn geïndiceerd voor Cluster IV onderwijs, onderwijs voor leerlingen met ASS of vergelijkbare internaliserende problematiek. [eiser] is geïndiceerd voor dergelijk onderwijs.
2.3. Bij brief d.d. 29 november 2006 is door [de school] aan [eiser] medegedeeld dat hij voor de duur van drie dagen is geschorst. In de brief staat als reden voor de schorsing het onheus bejegenen door [eiser] van zijn mentor/groepsleerkracht.
2.4. Na de schorsing is [eiser] weer teruggekeerd op [de school] en heeft hij daar onderwijs gevolgd.
2.5. In november en december 2006 hebben, naar aanleiding van het gedrag van [eiser], enkele gesprekken plaatsgevonden tussen [eiseres] en [de school].
2.6. [eiser] is medio januari 2007 ziekgemeld door [eiseres] en sindsdien niet meer op school geweest. [de school] heeft [eiser] geen toegang meer verleend tot de school, anders dan voor het inleveren van thuiswerkopdrachten en het ophalen van nagekeken thuiswerkopdrachten.
2.7. Tussen [de school] en [eiseres] vinden eind januari en begin februari 2007 gesprekken plaats met als doel een gefaseerde terugkeer van [eiser] op [de school], zonder resultaat.
2.8. Door [de school] is op 24 januari 2007 een AMK-melding gedaan. Deze klacht wordt door het AMK bij brief d.d. 17 september 2007 afgesloten. De zorgen die door [de school] zijn gemeld, worden na onderzoek van het AMK niet bevestigd. Wel wordt het communicatieprobleem tussen [de school] en [eiseres] opgemerkt.
2.9. Op 7 of 9 februari 2007 is er een incident tussen [eiseres] en de leerkracht die eerder betrokken was bij het incident met [eiser]. [de school] ziet hierin aanleiding tot het bij brief d.d. 14 februari 2007 opleggen van een school- en pleinverbod aan [eiseres] met ingang van laatstgenoemde datum tot 1 augustus 2007.
2.10. Op 14 maart 2007 doet [de school] een kennisgeving aan de leerplichtambtenaar over ongeoorloofd schoolverzuim van [eiser].
2.11. Op 19 april 2007 reageert de leerplichtambtenaar aldus:
“Conclusie: is dat insteek GGD geen optie is. Omdat leerling niet ziek is en ook niet ziek is gemeld. (Volgens moeder)
Er ontstaat dan een welles-nietes.
De school aangeeft dat hij vanwege zijn gedrag niet nu terug kan in de school.
Moeder en [eiser] wel willen dat hij naar de school terug gaat.
De leerplichtambtenaar verwijst zowel moeder terug naar de school en school terug naar de moeder. Aan beide kanten van het verhaal zit een hele geschiedenis. Het is een school – leerling/ouder aangelegenheid.”
2.12. Bij brief d.d. 30 mei 2007 heeft de raadsvrouw van [eiseres] [de school] gevraagd om een gesprek teneinde uit de ontstane situatie te geraken. Dit gesprek vindt plaats op 11 juli 2007, zonder resultaat.
2.13. Op 25 juli 2007 heeft [eiseres] een klacht ingediend bij de landelijke klachtencommissie voor het algemeen bijzonder onderwijs (hierna de Klachtencommissie) over de handelwijze van [de school]. De klacht behelsde de volgende punten:
1. schending van het recht op onderwijs, zoals neergelegd in artikel 28 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Op school ontbreekt de professionaliteit om [eiser] op een behoorlijke wijze te laten participeren in het onderwijsproces.
2. [eiser] werd niet toegestaan deel te nemen aan de examens. Het werd hem door aangeklaagden verboden om contact op te nemen met medeleerlingen.
3. Er is door aangeklaagden onterecht een melding gedaan bij het AMK.
4. Het weigeren van elk contact van aangeklaagden met klaagster.
2.14. Bij faxbericht d.d. 30 augustus 2007 is [de school] namens [eiseres] verzocht aan te geven aan welke basisvoorwaarden zou moeten worden voldaan om [eiser] weer toe te laten tot de lessen.
2.15. Bij brief d.d. 12 september 2007 wordt door [de school] geschreven dat, aangezien het vertrouwen van mevrouw [eiseres] in de school [de school] niet erg groot is, tijdens het gesprek op 11 juli 2007 de volgende mogelijkheden zijn genoemd door [de school]. Een overplaatsing naar een andere school, te weten het Nautilus College in Almere, of aanmelding en instroom binnen het ROC met extra ondersteuning van een ambulant begeleider. In deze brief wordt geschreven dat deze opties door de advocaat van [eiseres] met [eiseres] zouden worden besproken.
2.16. Op 13 september 2007 wordt namens [eiseres] aan [de school] medegedeeld dat [eiseres] en [eiser] expliciet hebben aangegeven dat zij de wens hebben dat [eiser] aan [de school] zijn onderwijsprogramma voltooit en dat geen van beiden voelen voor een overplaatsing naar een andere school en dat dit tijdens het gesprek ook verschillende keren is gezegd.
2.17. Bij brief d.d. 19 september 2007 wordt door Eduvier geschreven dat het vervolgen van het onderwijs op [de school] niet wenselijk is. Geadviseerd wordt [eiser] bij een andere school voor eenzelfde doelgroep leerlingen te plaatsen, waarbij het Nautilus College te Almere wordt genoemd. Deze school valt ook onder het bevoegd gezag van Eduvier. [eiser] kan in dat geval met openbaar vervoer of aangepast vervoer van en naar de school worden gehaald en gebracht, zonder dat dit kosten voor [eiseres] met zich zal brengen. Eduvier eindigt met de opmerking hiermee een passend aanbod te doen en te hopen dat [eiseres] in kan stemmen met dit voorstel.
2.18. Bij brief d.d. 3 oktober 2007 is [de school] namens [eiseres] verzocht en gesommeerd om [eiser] met onmiddellijke ingang toegang te verlenen tot de school en tot een passend onderwijsaanbod.
2.19. Bij brief d.d. 23 oktober 2007 heeft [de school] aan (de advocaat van) [eiseres] medegedeeld dat het bestuur een besluit heeft genomen op grond waarvan [eiser] geen onderwijs meer kan volgen op [de school] en dat dit in het schrijven van 19 september 2007 is medegedeeld. Voorts vermeldt de brief dat er, in overleg met ambtelijke vertegenwoordigers van de gemeente [woonplaats], afspraken zijn gemaakt over vergoeding van reiskosten naar het Nautilus College in Almere.
2.20. Bij brief d.d. 5 december 2007 is van de zijde van [eiseres] opnieuw verwoord dat [eiser] zijn onderwijscarrière aan [de school] wil voltooien en dat de school, nu daartoe niet de mogelijkheid wordt geboden door [de school], in rechte zal worden betrokken.
2.21. Op 24 juni 2008 heeft de Klachtencommissie (hierna commissie) op de klacht van [eiseres] beslist. De commissie oordeelt als volgt:
Het eerste klachtonderdeel wordt gegrond verklaard. Juist van leraren en andere deskundigen in het speciale onderwijs mag worden verwacht dat zij gespecialiseerd zijn in het omgaan met leerlingen met een meer of mindere mate van gedragsproblematiek. Aangeklaagden beroepen zich op het gevoel van onveiligheid onder het personeel als reden om [eiser] gedurende lange tijd uit te sluiten van het volgen van onderwijs. Dit gevoel van onveiligheid is naar het oordeel van de commissie onvoldoende concreet gemaakt. Aangeklaagden hadden meer in contact moeten treden met klaagster. De school had zich meer moeten inspannen om een weg te vinden om – ondanks eventuele bezwaren – [eiser] te laten deelnemen aan het onderwijs. Naar het oordeel van de commissie hebben aangeklaagden onjuist gehandeld door de opgelegde schorsing in feite en in strijd met de daarvoor geldende voorschriften ongelimiteerd te verlengen. Daarmee hebben zij [eiser] zijn recht op onderwijs onthouden.
De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat aangeklaagden [eiser] hebben geboycot van het deelnemen aan de examens. Aangeklaagden waren van mening dat [eiser] onvoldoende was voorbereid voor het afleggen van de examens. Naar aanleiding van een verzoek van klaagster is [eiser] alsnog de mogelijkheid geboden de examens af te leggen, waarbij klaagster is gevraagd een verklaring te ondertekenen dat de examens worden afgelegd buiten verantwoordelijkheid van de school. Het tweede klachtonderdeel acht de commissie daarom ongegrond. De commissie heeft begrip voor de in dit geval gezochte oplossing maar vindt het anderzijds principieel onjuist ouders verantwoordelijk te houden voor de voortgang van de vorderingen van hun kinderen.
De melding bij het AMK was naar het oordeel van de commissie niet terecht. Aangeklaagden hebben niet aangetoond dat er sprake was van een vermoeden van mishandeling, verwaarlozing of seksueel misbruik. De redenen die aangeklaagden in hun verweerschrift en ter zitting hebben aangedragen voor de melding duiden daar evenmin op. in deze situatie had – zeker ook gezien de contacten van de school met Jeugdzorg – een melding bij Jeugdzorg meer voor de hand gelegen. Aangeklaagden hadden zich moeten realiseren dat een melding bij het AMK voor ouders zeer gevoelig ligt. Met de mogelijkheid van een melding bij het AMK mag niet lichtvaardig worden omgegaan. Het derde klachtonderdeel wordt gegrond verklaard.
Het vierde klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard. Tussen partijen heeft veel contact plaatsgevonden. Dat er onvoldoende is gecommuniceerd, is aan beide partijen te wijten.
Van leraren mag op dit punt weliswaar meer professionaliteit worden verwacht dan van ouders maar de opstelling van klaagster bood in dit geval te weinig ruimte om de communicatie echt van de grond te laten komen.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert samengevat – dat [eiser] weer toegang krijgt tot de school [de school] en daar onderwijs kan volgen.
3.2. Eduvier voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Uit de stukken blijkt niet dat aan de weigering [eiser] toegang te verlenen tot [de school] en hem aldaar onderwijs te laten volgen een besluit van [de school] of van Eduvier ten grondslag ligt. Het schorsingsbesluit van 29 november 2006, dat was beperkt tot drie dagen, kan niet als zodanig worden opgevat. In de brieven van september en oktober 2007 waarin [de school] en Eduvier overplaatsing naar een andere school als alternatief voorstellen, wordt ook enkel vermeld dat terugkeer van [eiser] op [de school] onwenselijk zou zijn. Overplaatsing naar een andere school is slechts een advies van Eduvier/[de school] aan [eiseres] en de meer specifieke overplaatsing naar het Nautilus College in Almere slechts een aanbod. Een besluit tot weigering van [eiser] valt uit deze bewoordingen niet op te maken.
4.2. In juni 2008 heeft de commissie een duidelijk oordeel gegeven over de klacht van [eiseres] dat [de school] [eiser] niet op een behoorlijke manier laat participeren aan het onderwijs. De commissie heeft in zijn oordeel alle relevante omstandigheden betrokken, maar heeft hierin geen aanleiding gezien tot de verstrekkende maatregel die [de school] heeft genomen jegens [eiser]. De voorzieningenrechter kan zich vinden in het oordeel van de commissie. Met name het oordeel dat juist van leraren en deskundigen werkzaam bij het speciaal onderwijs verwacht mag worden dat zij om kunnen gaan met gedragsproblematiek en dat de school zich meer had moeten inspannen om deelname van [eiser] aan het onderwijs mogelijk te maken, wordt door de voorzieningenrechter onderschreven. Sinds de beslissing van de commissie zijn geen feiten of omstandigheden gerezen die een andersluidend oordeel rechtvaardigen. Dit geldt temeer nu ter zitting is gebleken dat de bij de incidenten met [eiser] betrokken onderwijzeres inmiddels niet meer werkzaam is bij [de school].
4.3. Zowel [eiser] als [eiseres] zijn heel duidelijk in hun wens dat [eiser] zijn onderwijs wil volgen aan [de school]. Er bestaat, gelet op het oordeel van de commissie, onvoldoende aanleiding voor [de school] om hem dit te weigeren. De mogelijkheid dat [eiser] op een andere school ook passend onderwijs zou kunnen volgen, maakt dit niet anders. De voorzieningenrechter zal de vordering van [eiseres] dan ook toewijzen.
4.4. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.5. Eduvier zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,44
- betaald vast recht 63,50
- in debet gesteld vast recht 190,50
- salaris advocaat 904,00
Totaal EUR 1.243,44
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt Eduvier om aan de minderjarige [eiser] [eiseres], binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, toegang te verlenen tot [de school] te [woonplaats], de school waar hij is ingeschreven, en daar onderwijs te laten volgen,
5.2. bepaalt dat Eduvier voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelt met het onder 5.1 bepaalde, aan [eiseres] een dwangsom verbeurt van EUR 500,00, tot een maximum van EUR 25.000,00,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. veroordeelt Eduvier in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 1.243,44, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 1923.25.930 ten name van MvJ Arrondissement Zwolle onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Telenga en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2008.