ECLI:NL:RBZLY:2008:BH3202

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
17 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
138122 / HA ZA 07-1369
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op matiging van de verplichting tot schadevergoeding afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 17 december 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de gemeente Urk als eiseres en meerdere gedaagden. De zaak betreft een beroep op matiging van de verplichting tot schadevergoeding op basis van artikel 6:109 BW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omvang van de schade EUR 48.168,10 bedraagt, inclusief BTW, en dat de gedaagden in beginsel aansprakelijk zijn voor deze schade. De rechtbank heeft de gedaagden opgedragen te bewijzen dat er geen asbestvermenging had plaatsgevonden indien zij een andere, aanvaardbare wijze van brandbestrijding hadden gekozen.

De rechtbank heeft vervolgens de argumenten van de gedaagden over eigen schuld en matiging van de schadevergoeding beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat matiging alleen mogelijk is als volledige schadevergoeding tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen leidt, waarbij de belangen van beide partijen tegen elkaar moeten worden afgewogen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gedaagden niet voldoende hebben aangetoond dat volledige schadevergoeding onaanvaardbare gevolgen zou hebben.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het volledige schadebedrag en dat de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 september 2005 moet worden toegewezen. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de gemeente begroot op EUR 2.932,31 en de nakosten toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 138122 / HA ZA 07-1369
Vonnis van 17 december 2008
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE URK,
zetelend te Urk,
eiseres,
advocaat mr. C. Borstlap,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.M. Lenards,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.M. Lenards,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.M. Lenards,
4. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. H.A. Bosma.
Partijen zullen hierna de gemeente en [gedaagde sub 1 - 3] c.s. (gedaagden 1-3) en [gedaagde sub 4] (gedaagde 4) worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 juli 2008
- de akte uitlating bewijsaanbod van de zijde van [gedaagde sub 1 - 3] c.s.
- de akte overlegging stukken van de zijde van de gemeente
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Uit het tussenvonnis van 16 juli 2008 volgt dat de omvang van de schade in dezen EUR 48.168,10 (inclusief BTW) bedraagt en dat [gedaagde sub 1 - 3] c.s. hiervoor in beginsel aansprakelijk zijn. Thans resteert nog de beoordeling van het beroep van [gedaagde sub 1 - 3] c.s. op eigen schuld aan de zijde van de gemeente, alsmede de vraag of er in dit geval aanleiding is de te vergoeden schade te matigen.
Eigen schuld
2.2. In vermeld tussenvonnis heeft de rechtbank [gedaagde sub 1 - 3] c.s. opgedragen te bewijzen dat indien voor een andere, gezien de omstandigheden aanvaardbare wijze van het bestrijden van de brand was gekozen, er geen asbestvermenging had plaatsgevonden.
2.3. [gedaagde sub 1 - 3] c.s. hebben de rechtbank bij brief van 24 oktober 2008 bericht dat zij afzien van een te houden getuigenverhoor en om vonnis verzocht. Dit heeft tot gevolg dat hun beroep op eigen schuld zal worden verworpen.
Matiging
2.4. Matiging van de verplichting tot schadevergoeding is op grond van artikel 6:109 BW slechts mogelijk indien toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden, waaronder onder meer de draagkracht van partijen, tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zal leiden. Daarbij dienen belangen en omstandigheden aan de zijde van beide partijen tegen elkaar te worden afgewogen.
2.4.1. De enkele niet nader onderbouwde stelling van [gedaagde sub 1 - 3] c.s. dat vanwege hun jeugdige leeftijd, alsmede het feit dat zij aan het begin van hun financiële carrière staan volledige toekenning van de schade tot onaanvaardbare gevolgen zal leiden, acht de rechtbank hoe dan ook onvoldoende om een beroep op matiging te schragen.
2.4.2. [gedaagde sub 4] heeft informatie over zijn inkomen verstrekt, zijnde een loonspecificatie waarop een maandinkomen van EUR 1.371,44 netto staat vermeld, alsmede een overzicht van hypotheeklasten ad EUR 530,44 bruto per maand. De rechtbank begrijpt hieruit dat [gedaagde sub 4] wenst dat zijn draagkracht in de belangenafweging wordt betrokken. Nu echter niet is gesteld of gebleken dat toekenning van de volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden, ziet de rechtbank geen aanleiding tot matiging van de schadevergoeding.
Slotsom
2.5. De slotsom luidt dat [gedaagde sub 1 - 3] c.s. en [gedaagde sub 4] het volledige door de gemeente gevorderde schadebedrag dienen te vergoeden. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 29 september 2005, zijnde de datum waarop de gemeente blijkens de bij akte van 27 augustus 2008 overgelegde productie de kosten van de sloop aan Bork Sloopwerken B.V. heeft voldaan.
2.6. [gedaagde sub 1 - 3] c.s. en [gedaagde sub 4] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,31
- vast recht 1.060,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punt × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 2.932,31
2.7. De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen tot een (forfaitair) bedrag van EUR 131,00 aan advocaatssalaris zonder dat betekening van het vonnis heeft plaatsgehad, verhoogd met een bedrag van EUR 68,00 indien en voorzover de veroordeelde partij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de veroordeling heeft voldaan en het vonnis om die reden is betekend.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [gedaagde sub 1 - 3] c.s. en [gedaagde sub 4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan de gemeente te betalen een bedrag van EUR 48.168,10 (achtenveertig duizendéénhonderdachtenzestig euro en tien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 48.168,10 (inclusief BTW) vanaf 29 september 2005 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt [gedaagde sub 1 - 3] c.s. en [gedaagde sub 4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op EUR 2.932,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3. veroordeelt [gedaagde sub 1 - 3] c.s. en [gedaagde sub 4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de nakosten, aan de zijde van de gemeente begroot op EUR 131,00 zonder dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgehad, vermeerderd met een bedrag van EUR 68,00 indien en voorzover [gedaagde sub 1 - 3] c.s. en [gedaagde sub 4] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordeling hebben voldaan en het vonnis om die reden is betekend,
3.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2008.