ECLI:NL:RBZLY:2008:BH3511

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
1 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
134535 - HA ZA 07-926
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele geschil tussen Gisu B.V. en gedaagde over opdracht en betaling voor installatiewerkzaamheden

In deze zaak vordert Gisu B.V. betaling van EUR 20.096,78 voor installatiewerkzaamheden die zij heeft verricht. Gedaagde erkent dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd, maar betwist dat hij persoonlijk de opdracht heeft gegeven. Hij stelt dat de opdracht is gegeven door zijn besloten vennootschap, I.M. Installatietechniek B.V. De rechtbank moet bepalen tussen wie de overeenkomst is gesloten, waarbij het uitgangspunt is dat een ieder voor zichzelf handelt, tenzij anders kenbaar gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast bij gedaagde ligt om aan te tonen dat hij niet in persoon, maar namens de vennootschap heeft gehandeld. Gisu moet op haar beurt bewijzen dat zij het juiste uurtarief in rekening mocht brengen. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere uitlatingen van partijen. De rechtbank heeft een zitting gepland voor 15 oktober 2008 om de voortgang van de bewijslevering te bespreken. Dit vonnis is uitgesproken door mr. T.R. Hidma op 1 oktober 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 134535 / HA ZA 07-926
Vonnis van 1 oktober 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GISU B.V.,
gevestigd te Assen,
eiseres,
advocaat mr. H.J. Zomer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.K.E. Buysrogge.
Partijen zullen hierna Gisu en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 februari 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 15 april 2007
- een akte aan de zijde van [gedaagde]
- een antwoordakte aan de zijde van Gisu.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Gisu heeft in opdracht gas- en electriciteitsmeters geplaatst dan wel verwisseld in een aantal woningen in den lande (onder meer te Amsterdam, Leeuwarden, Drachten en Groningen).
2.2. In verband met deze werkzaamheden zijn een aantal facturen op naam van [A], ter attentie van [mevrouw B], naar Postbus [nummer], [postcode woonplaats] verzonden.
3. Het geschil
3.1. Gisu vordert samengevat - ter zake van voormelde werkzaamheden de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 20.096,78, (hoofdsom EUR 18.588,39, wettelijke handelsrente tot en met 30 mei 2007 EUR 708,39 en buitengerechtelijke kosten conform Voorwerk II EUR 800,00), te vermeerderen met verdere rente en kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer, in de kern inhoudende dat niet hij in persoon maar de inmiddels gefailleerde I.M. Installatietechniek B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem (hierna: de vennootschap) - door hem vertegenwoordigd - de opdrachtgever was. Subsidiair wordt betoogd dat de vordering veel te hoog is.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Volgens Gisu heeft zij nimmer zaken gedaan met de (haar verder ook niet bekende) vennootschap, die blijkens het handelsregister niet de handelsnaam [A] voerde en ook een andere bedrijfsomschrijving had; zij heeft alleen met [gedaagde] overleg gehad, die feitelijk handelde onder de naam [A]. [gedaagde] heeft tijdens de ontmoeting op 13 februari 2007 mondeling kenbaar gemaakt dat de facturen op naam van [A] dienden te worden gesteld en naar postbusnummer [nummer] te Arnhem gezonden. [gedaagde] heeft voorts aan Gisu verstrekt de email van [gedaagde] (productie 27) gericht aan de heer [C] van [D] (hierna: [D]). [gedaagde] heeft aan Gisu medegedeeld dat Gisu aan [gedaagde] hetzelfde uurtarief (EUR 34,00), te vermeerderen met reiskosten, in rekening mocht brengen.
4.2. [gedaagde] beroept zich erop dat [A] de verzamelnaam is van een aantal besloten vennootschappen, waaronder de vennootschap, voor wie hij in dezen als bestuurder heeft gehandeld, hetgeen Gisu bekend was. [D] heeft ter zake een duurovereenkomst gesloten met de vennootschap: het gaat hier in wezen om tripartiete afspraken tussen Gisu, de vennootschap en [D]. De vennootschap heeft voorheen gehandeld onder de naam Infra Management Support B.V., afgekort als IM Support (IMS), waar genoemde [mevrouw B] in dienst was. De litigieuze werkzaamheden maakten deel uit van de opleiding van de monteurs van Gisu door de vennootschap, in welk verband [gedaagde] onder meer betoogt dat de kosten van de opleiding bij Nuon van de heren [E] en [F] van Gisu zijn betaald door de vennootschap.
4.3. Primair lig de vraag voor of [gedaagde] in persoon dan wel de vennootschap in dezen als opdrachtgever dient te worden aangemerkt. Het antwoord op die vraag is volgens vaste jurisprudentie (vgl. HR 11 maart 1977, NJ 1977, 521) afhankelijk van wat betrokkenen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkanders verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en hebben mogen afleiden. Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de aard van de betreffende overeenkomst en aan wat dienaangaande in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is. Als uitgangspunt bij de hiervoor bedoelde uitleg heeft voorts te gelden dat een ieder wordt geacht voor zichzelf te handelen, tenzij degene die handelt kenbaar maakt niet voor zichzelf maar voor een ander te handelen. Wordt dat laatste door de wederpartij betwist, dan rust op de handelende partij de stelplicht en zonodig de bewijslast van voormelde gedragingen en verklaringen die tot een ander oordeel moeten leiden.
4.4. Op basis van het tot op heden gevoerde debat is op gemelde primaire vraagstelling thans geen antwoord te geven, zodat bewijslevering hier uitkomst zal moeten bieden. Gelet op het hiervoor in rechtsoverweging 4.3. geformuleerde uitgangspunt rust naar het oordeel van de rechtbank op [gedaagde] de bewijslast dat hij in dezen niet zichzelf doch de vennootschap heeft gebonden. De door hem bij diens laatste akte overgelegde producties maken dit niet anders; daaraan is evenmin een feitelijk vermoeden te ontlenen dat de vennootschap de opdrachtgever van Gisu was. Overeenkomstig zijn bewijsaanbod zal [gedaagde] worden toegelaten tot bewijslevering in voege als in het dictum vermeld.
4.5. Op proces-economische gronden zal de kwestie van de hoogte van de vordering van Gisu nu reeds worden meegenomen. De door Gisu gepretendeerde afspraken met betrekking tot de honorering van de werkzaamheden zijn door [gedaagde] gemotiveerd betwist, zodat zij overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv daarvan de bewijslast draagt. Op haar beurt zal Gisu derhalve eveneens worden toegelaten tot bewijslevering in voege als in het dictum vermeld.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt [gedaagde] op te bewijzen feiten en/of omstandigheden waaruit volgt dat niet hijzelf in persoon doch de vennootschap als de opdrachtgever van de onderhavige werkzaamheden is aan te merken,
5.2. draagt Gisu op te bewijzen feiten en/of omstandigheden waaruit volgt dat zij dienaangaande het uurtarief (EUR 34,00), te vermeerderen met reiskosten, in rekening mocht brengen,
5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 15 oktober 2008 voor uitlating door [gedaagde]/Gisu of hij/zij bewijs wil leveren door het overleggen van nadere bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.4. bepaalt dat [gedaagde]/Gisu, indien hij/zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.5. bepaalt dat [gedaagde]/Gisu, indien hij/zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen, donderdagen en vrijdagen in de maanden november 2008 tot en met januari 2009 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.6. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. T.R. Hidma in het gerechtsgebouw te Zwolle aan de Luttenbergstraat 5,
5.7. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.8. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2008.