ECLI:NL:RBZLY:2008:BH5668

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
5 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
144626 - KG ZA 08-174
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.W.F. Houthoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag wegens gebrek aan aannemelijkheid van verduisteringsvrees

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, vorderden de eiseressen, bestaande uit drie besloten vennootschappen, de opheffing van conservatoire beslagen die door de gedaagde partij waren gelegd. De eiseressen stelden dat de gedaagde, die 50% van de aandelen in een gezamenlijke onderneming bezat, geen gegronde vrees voor verduistering kon aantonen. De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende stukken, waaronder pleitnota's van beide partijen. De eiseressen voerden aan dat de gedaagde geen feiten had aangedragen die de vrees voor verduistering konden onderbouwen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde niet had aangetoond dat er een reële vrees bestond dat de eiseressen goederen zouden onttrekken aan een eventueel verhaal. De rechter concludeerde dat het beslag onnodig was gelegd en dat de vrees voor verduistering niet aannemelijk was gemaakt. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van de eiseressen, die op een totaal van EUR 1.229,80 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 5 juni 2008 door mr. J.W.F. Houthoff.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 144626 / KG ZA 08-174
Vonnis in kort geding van 5 juni 2008
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 1] INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 2] BEHEER B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 3] BEHEER B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseressen,
procureur mr. H.R. Quint,
advocaat mr. S.H. van Erk te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.R.E. Gelok te Roosendaal.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de brief van de zijde van [gedaagde] van 21 mei 2008 met drie producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser sub 1] c.s.
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser sub 1] International B.V. is op 12 juni 2007 voor 50% aandeelhouder geworden in Ibiz B.V. (hierna Ibiz). [gedaagde] houdt de overige 50% van de aandelen.
Tot 12 juni 2007 was [gedaagde] enig aandeelhouder en bestuurder van Ibiz. Enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde] is de heer [F].
2.2. Vanaf 12 juni 2007 is CC Consultants B.V. (hierna CC) bestuurder geworden van Ibiz. Bestuurder van CC is mevrouw [G].
2.3. De onderhandelingen over de overname van de aandelen in Ibiz door [eiser sub 1] International B.V. zijn namens deze laatste gevoerd door de heer [H], partner van [mevrouw G].
2.4. Ibiz is enig aandeelhouder en bestuurder van Telebyte B.V. (hierna Telebyte).
2.5. Tussen [gedaagde] en CC/[mevrouw G] is een geschil ontstaan. Volgens [gedaagde] is door CC dan wel door [mevrouw G] onbevoegd ten laste van [gedaagde] een bedrag van ca. EUR 180.000,- overgemaakt naar een rekening op naam van CC. Vanwege dit geschil is door [gedaagde], na daartoe verleend verlof conservatoir beslag gelegd op diverse bankrekeningen ten laste van CC en van [mevrouw G].
2.6. Op 14 april 2008 is door [gedaagde], na daartoe verleend verlof, conservatoir beslag gelegd op aandelen die door [eiser sub 1] c.s. worden gehouden. De vordering waarvoor beslag is gelegd betreft een bedrag van EUR 650.000,-. [gedaagde] meent dat [eiser sub 1] c.s. gehouden is om de resterende 50% van de aandelen in Ibiz tegen voormeld bedrag te kopen van [gedaagde]. Zulks zou volgen uit een door partijen gesloten aandeelhoudersovereenkomst.
3. Het geschil
3.1. [eiser sub 1] c.s. vordert samengevat - opheffing van de op 14 april 2008 namens [gedaagde] gelegde beslagen. Het betreft de volgende beslagen:
a. beslag op aandelen in [eiser sub 1] B.V. op naam van [eiser sub 1] International B.V.
b. beslag op aandelen in [eiser sub 1] Intellectual Property B.V. op naam van [eiser sub 1] International B.V.
c. beslag op aandelen in [eiser sub 1] International B.V. op naam van [eiser sub 2] Beheer B.V.
d. beslag op aandelen in [eiser sub 1] International B.V. op naam van [eiser sub 3] Beheer B.V.
e. aandelen in [eiser sub 1] Usenet Services B.V. op naam van [eiser sub 1] International B.V.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.2. Door [eiser sub 1] c.s. is betwist dat er sprake is van een gegronde vrees dat zij goederen aan een eventueel verhaal zal ontrekken. Volgens [eiser sub 1] c.s. is het beslag dan ook onnodig gelegd.
4.3. [gedaagde] heeft aan de in het beslagrekest gestelde vrees voor verduistering ten grondslag gelegd dat [eiser sub 1] c.s. heeft meegewerkt aan de verduistering van EUR 180.000,- (het in 2.5 bedoelde bedrag), althans heeft toegelaten dat dit bedrag werd verduisterd. Nu de vrees voor verduistering is betwist, is het aan [gedaagde] om feiten en omstandigheden naar voren te brengen en aannemelijk te maken dat die vrees wél gegrond is.
4.4. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van de door haar gestelde vrees het volgende aangevoerd. Volgens [gedaagde] heeft het door CC/[mevrouw G] gevoerde bestuur misstanden veroorzaakt bij Ibiz. [gedaagde] verwijt [eiser sub 1] c.s. niet te hebben ingegrepen. Hetzelfde geldt voor een geschil tussen [gedaagde] en Telebyte over KPN-rekeningen. Ook hier wordt [eiser sub 1] c.s. verweten stil te hebben gezeten. Voorts is [gedaagde] van mening dat de reputatie van [H], gelet op ervaringen uit het verleden, zeer discutabel is. Zijn bemoeienis tijdens de onderhandelingen over de aandelenoverdracht in combinatie met zijn verhouding tot CC/[mevrouw G] vormt naar de mening van [gedaagde] ook een grond voor vrees voor verduistering.
4.5. Ter zitting is door [eiser sub 1] c.s. onweersproken verklaard dat sinds de overname van aandelen in Ibiz door [eiser sub 1] International B.V. er slechts één aandeelhoudersvergadering is geweest waar [F] namens [gedaagde] aanwezig was. Tijdens deze vergadering is [F] weggelopen. Sindsdien is [F] niet meer verschenen op aandeelhoudersvergaderingen. [eiser sub 1] c.s. stelt dat zij daardoor in besluitvorming op de vergaderingen belemmerd werd. Immers was zij slechts voor 50% aandeelhouder. De andere helft werd gehouden door [gedaagde]. [gedaagde], in de persoon van [F], heeft zelf nooit het initiatief tot een aandeelhoudersvergadering genomen om de door hem gestelde problemen te bespreken en aan te pakken. In het licht van het voorgaande acht de voorzieningenrechter het verwijt van [gedaagde] over het stilzitten van [eiser sub 1] c.s. als aandeelhouder vooralsnog geen grond opleveren voor een gerechtvaardigde vrees voor verduistering.
Van de zijde van [eiser sub 1] c.s. is voorts verklaard dat [H] weliswaar in opdracht van [eiser sub 1] International B.V. de onderhandelingen heeft gevoerd over de aandelenovername, maar overigens is er geen sprake van een band tussen [H] en [eiser sub 1] c.s.. [H] staat ook niet in een verhouding tot [eiser sub 1] c.s. die met zich brengt dat hij op welke wijze dan ook invloed uit kan oefenen op [eiser sub 1] c.s. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, als al uitgegaan kan worden van de door [gedaagde] gestelde slechte reputatie van [H], [gedaagde] geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die erop wijzen dat de gedragingen van [H] aan [eiser sub 1] c.s. toegerekend kunnen worden.
4.6. Uit het voorgaande vloeit voort dat [gedaagde] de in het beslagrekest gestelde vrees voor verduistering van verhaalsobjecten door [eiser sub 1] c.s. niet aannemelijk heeft gemaakt. Ook voorts zijn er door [gedaagde] geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die voormeld oordeel anders kunnen maken. Het beslag zal op basis van het voorgaande als onnodig gelegd opgeheven dienen te worden.
4.7. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als volgt.
4.8. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,80
- vast recht 254,00
- salaris procureur 904,00
Totaal EUR 1.229,80
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de op 14 april 2008 ten laste van [eiser sub 1] c.s. gelegde conservatoire beslagen op aandelen als vermeld in 3.1 op te heffen,
5.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het hiervoor bepaalde, aan [eiser sub 1] c.s. een dwangsom verbeurt van EUR 1.000, tot een maximum van EUR 50.000,-,
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. tot op heden begroot op EUR 1.229,80,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2008.