vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 17 september 2008
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 136643 / HA ZA 07-1197 van
[eiser],
wonende te [woonplaats]
eiser,
advocaat mr. R.K.E. Buysrogge,
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. M.F.H.M. van Haastert,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 141490 / HA ZA 08-147 van
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. M.F.H.M. van Haastert,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.K.E. Buysrogge.
Partijen zullen hierna [eiser], ABN AMRO en [gedaagde] genoemd worden.
in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident tot vrijwaring van 9 januari 2008
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- een akte uitlating productie
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
1.4 Tenslotte is vonnis bepaald.
Het geschil in de hoofdzaak
2. De feiten
2.1. [eiser] exploiteert een chrysantenkwekerij te [woonplaats] die tot 31 december 2006 werd gedreven door VOF Chrysantenkwekerij [eiser] (verder: de VOF), waarvan [eiser] en zijn broer [broer eiser] de vennoten waren.
2.2. Per 31 december 2006 is deze VOF ontbonden en heeft [eiser] het bedrijf van de vennootschap voor eigen rekening en risico voortgezet.
2.3. De chrysanten worden geteeld in een kassencomplex, bestaande uit onder meer een in 2004 gebouwde kas van circa 17.000 m2.
2.4. De nieuwbouw van die kas uit 2004 is door ABN AMRO gefinancierd. De kas, die in augustus 2004 in gebruik is genomen, is voorzien van een luchtverversingsinstallatie, genaamd CO2-installatie.
2.5. ABN AMRO trad op als assurantietussenpersoon van de VOF.
2.6. De verzekeringen, waaronder de gewasschadeverzekering, zijn door ABN AMRO ondergebracht bij de verzekeraar Delta Lloyd. [eiser] heeft ABN AMRO verzocht om de risico’s in beeld te brengen ten aanzien van de te realiseren nieuwbouwkas. ABN AMRO heeft [eiser] vervolgens rechtstreeks in contact gebracht met de verzekeraar Delta Lloyd en wel met de heer Ton de Graaf. [eiser] heeft aan De Graaf het bestek en de voorwaarden, waaronder die ter zake de CO2-installatie, overhandigd. Delta Lloyd heeft vervolgens een offerte en de polis opgemaakt en via ABN AMRO aan [eiser] uitgereikt. In de polis d.d. 11 september 2003 zijn de gewassen in de in 2004 nog te bouwen kas al opgenomen.
2.7. In januari 2005 heeft [eiser] geconstateerd dat in de kassen geen, althans onvoldoende luchttoevoer plaatsvond, hetgeen heeft geleid tot productie- en groeiverlies van de chrysanten. In maart 2005 heeft [eiser] via ABN AMRO de daaruit voortvloeiende schade bij Delta Lloyd gemeld.
2.8. Delta Lloyd heeft geweigerd de schade te vergoeden omdat de gewasschade wegens disfunctioneren van de luchtverversingsinstallatie niet onder de dekking van de polis viel. [eiser] heeft Delta Lloyd in rechte betrokken en bij vonnis van deze rechtbank van 31 oktober 2007 is de vordering van [eiser] tot het verlenen van verzekeringsdekking afgewezen.
3. De vordering
3.1. [eiser] vordert veroordeling van ABN AMRO tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met haar veroordeling in de kosten van de procedure.
3.2. ABN AMRO voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.3. [eiser] legt aan het gevorderde ten grondslag dat ABN AMRO jegens hem tekortgeschoten is in haar zorgplicht als assurantietussenpersoon. Zij behoorde uit dien hoofde te waken voor de verzekeringsbelangen van [eiser] en diende jegens hem de zorg te betrachten die van een redelijk handelend en bekwaam tussenpersoon mag worden verwacht. [eiser] heeft ABN AMRO uitdrukkelijk verzocht de bedrijfsrisico’s in kaart te brengen omdat hij een top financiering aanging. In het kader van de aan haar verstrekte opdracht had zij de risico’s van de nieuwe situatie (nieuwe kassen en nieuwe installaties) dienen te onderzoeken. Via ABN AMRO is de offerte voor diverse verzekeringen, waaronder een verzekering voor gewassen en voor tuinbouwkassen, installaties/apparatuur, bedrijfsgebouwen aan [eiser] uitgebracht en de polis uitgereikt. Zij had er zorg voor moeten dragen en erop moeten toezien dat [eiser] voor alle mogelijke bedrijfsrisico’s voldoende verzekerd was, wat niet het geval is geweest nu [eiser] niet verzekerd bleek te zijn tegen schade als gevolg van disfunctioneren van de CO2-installatie. Fouten en nalatigheden van Delta Lloyd komen volgens [eiser] voor rekening en risico van ABN AMRO. De bank heeft nagelaten [eiser] ervoor te waarschuwen dat dit risico niet verzekerd was. In ieder geval bracht de zorgplicht met zich mee dat zij [eiser] op het bestaan van dat CO2-risico opmerkzaam had moeten maken en moeten aangegeven voor welke premie dat risico verzekerd kon worden.
3.4. [eiser] betoogt dat die zorgplicht te meer klemt nu de bank niet alleen assurantietussenpersoon van [eiser] was, maar ook de nieuwbouw financierde en zelf de eis stelde dat [eiser] op voldoende en verantwoorde wijze tegen de voor zijn branche en zijn bedrijf algemene en specifieke bedrijfsrisico’s verzekerd diende te zijn. Volgens [eiser] zijn juist vanwege de CO2-installatie de gewassen in de nieuwe kas voor een veel hoger bedrag verzekerd, zodat de bank er ook als deskundig en vakbekwaam tussenpersoon voor had moeten zorgen dat [eiser] voor het specifieke CO2-risico verzekerd zou zijn, zeker nu de polis is opgemaakt op basis van de offerte en het bestek van de nieuwbouw, waarin expliciet de nieuw aan te leggen CO2-installatie is omschreven. Schade door uitvallen van de CO2-installatie is bovendien een niet onvoorzienbaar en ongebruikelijk risico, aldus [eiser].
3.5. Volgens [eiser] is de schade, bestaande uit productieverlies en groeiverlies, vooralsnog berekend op EUR 166.339,65 te vermeerderen met kosten en aanvullende schade, zoals de buitengerechtelijke kosten ad EUR 2.842,-- en de expertisekosten ad EUR 17.915,72.
4.1. ABN AMRO betwist allereerst dat [eiser] de rechten en verplichtingen van de VOF heeft overgenomen.
4.2 Voorts bestrijdt zij dat zij in haar zorgplicht jegens [eiser] tekortgeschoten is. Gezien het specifieke karakter van het tuinbouwbedrijf van [eiser] heeft zij hem in contact gebracht met De Graaf van Delta Lloyd. Deze verzekeraar heeft een specifiek op het verzekeren van tuin- en landbouw gerichte afdeling. De Graaf heeft vervolgens de risico’s, die aan de nieuwbouwkas verbonden waren, geïnventariseerd en een offerte afgegeven, die door [eiser] is aanvaard, waarna de reeds via ABN AMRO lopende verzekeringspolis is aangepast naar de op 1 november 2003 geldende situatie. Op ABN AMRO rustte geen zelfstandige plicht om de risico’s die verbonden waren aan de nieuwbouwkas te onderzoeken, maar zij mocht afgaan op de gespecialiseerde kennis van Delta Lloyd Landbouw. Delta Lloyd heeft de polis opgemaakt. De dekking voor de te realiseren kas was gelijk aan de dekking die gold voor de bestaande kas. [eiser] heeft ABN AMRO niet gemeld dat hij dekking voor een CO2-risico wilde. Een verzekering waaronder CO2-schade is gedekt, is zeer ongebruikelijk en daaraan zijn zeer hoge kosten verbonden. Evenmin bestaat een dekking voor alle mogelijke bedrijfsrisico’s en dat wordt ook niet in het kader van de kredietverlening verlangd. De door [eiser] bij Delta Lloyd gesloten verzekering was in dit geval voldoende.
4.3. Zo zij al aansprakelijk is, dient de schade voor rekening van [gedaagde] te komen omdat zij bij de installatie van de CO2-installatie fouten heeft gemaakt, reden waarom ABN AMRO haar in vrijwaring heeft opgeroepen. Tot slot heeft ABN AMRO de omvang van de schade betwist, evenals de expertise- en buitgerechtelijke kosten.
5.1 De eerste vraag die partijen verdeeld houdt, is of [eiser] een vorderingsrecht toekomt. Artikel 3:94 Burgerlijk Wetboek (BW) eist voor levering van tegen personen uit te oefenen rechten, een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan aan die persoon door de vervreemder of verkrijger. Een onderhandse akte is voldoende en de vordering behoeft niet te worden geïndividualiseerd, zolang daaruit maar de levering van vorderingen kan worden afgeleid. Uit het overgelegde uittreksel van de akte van 18 april 2008 blijkt dat alle rechten en vorderingen van de VOF zijn geleverd aan [eiser] en dat de overeenkomst van vennootschap per 31 december 2006 is ontbonden. Naar het oordeel van de rechtbank kan er geen misverstand over bestaan dat daarmee ook de onderhavige vordering is bedoeld. Bij brief van 6 augustus 2007 is van de levering aan [eiser] mededeling gedaan aan ABN AMRO. Bij akte uitlating productie is de inschrijving van de ontbinding van die VOF in het geding gebracht. De conclusie is dan ook dat de vordering rechtsgeldig aan [eiser] is gecedeerd.
5.2. Daarmee komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke beoordeling van de zorgplicht van ABN AMRO. In deze zaak staat vast dat ABN AMRO als assurantietussenpersoon voor de VOF is opgetreden. Een tussenpersoon dient ingevolge artikel 7:401 BW tegenover zijn opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht 1. Het is haar taak te waken voor de belangen van de verzekeringsnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Deze zorgplicht geldt binnen het kader van de opdracht die de tussenpersoon door de opdrachtgever is verstrekt. De vraag is of ABN AMRO, gelijk [eiser] stelt, op grond van de haar gegeven opdracht, er voor had moeten zorgen en er op had moeten toezien dat hij voor alle mogelijke bedrijfsrisico’s voldoende verzekerd was en of ABN AMRO hem ervoor had moeten waarschuwen dat dit risico niet verzekerd was.
5.3. Onbetwist is dat [eiser] ABN AMRO de opdracht heeft verstrekt om de risico’s van de nieuwe situatie (nieuwe kassen en nieuwe installaties) te onderzoeken. De rechtbank kan op dit moment niet beoordelen welke informatie ABN AMRO daarbij door [eiser] is verstrekt of haar redelijkerwijs bekend had kunnen zijn. ABN AMRO heeft die opdracht rechtstreeks aan de verzekeraar doorgeleid vanwege diens expertise op het gebied van tuin- en landbouw. Onder omstandigheden kan dat vanwege de vereiste specialistische kennis legitiem zijn. Het behoort echter wel tot de taak van een tussenpersoon om de verzekeraar op de hoogte te brengen van relevante feiten waarmee de tussenpersoon bekend is of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, zoals risicoverzwaring of wijziging. Het is immers ook de taak van de tussenpersoon om zijn opdrachtgever in het verkeer met de verzekeraar te begeleiden. In dat verband is niet alleen relevant welke informatie [eiser] haar had verstrekt, maar ook wat ABN AMRO uit de door haar ontvangen offerte en de polis heeft kunnen opmaken. De rechtbank wenst daarom nadere informatie te verkrijgen over hetgeen [eiser] met ABN AMRO heeft besproken over de nieuw te bouwen kas.
5.4. De vraag naar de informatie waarover ABN AMRO beschikte of redelijkerwijs had kunnen beschikken, speelt ook een rol bij de beoordeling van de waarschuwingsplicht die zij onder omstandigheden als tussenpersoon heeft. De rechtbank kan thans niet beoordelen of het verzekeren van het CO2-risico gebruikelijk is en zo ja in het kader van wat voor een verzekering dat risico te verzekeren zou zijn geweest. Ook wenst de rechtbank nadere informatie over de hoogte van de premie van een dergelijke verzekering voor [eiser].
5.5. De rechtbank acht het voorts mogelijk, zo de aansprakelijkheid van ABN AMRO in rechte vast komt te staan, om in deze procedure de schade te begroten nu die schade in 2005 is ontstaan. Daarmee kan een schadestaatprocedure achterwege blijven. De rechtbank wenst, mede gelet op hetgeen ABN AMRO tegen de schadebegroting heeft aangevoerd, ter comparitie te beschikken over een (aangepaste) schadeopstelling en vordering van [eiser], die hij twee weken voor de comparitie bij akte in het geding dient te brengen.
5.6. De rechtbank zal een comparitie bevelen om partijen in de gelegenheid te stellen over de hiervoor vermelde vragen en de schade nadere inlichtingen te verstrekken en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Daarbij kan de mogelijkheid van doorverwijzing naar een mediator aan de orde komen.
5.7. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
Het geschil in de vrijwaringzaak
6.1. ABN AMRO vordert voor recht te verklaren dat [gedaagde] gehouden is haar te vrijwaren voor de vordering van [eiser] in de hoofdzaak, met haar veroordeling in de proceskosten.
6.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
7.1. De rechtbank is van oordeel dat eerst in de hoofdzaak dient te worden vastgesteld of ABN AMRO aansprakelijk is voor het ontstaan van de door [eiser] gestelde schade. Totdat daarover is beslist, houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
8. De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak
8.1. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. A.A.A.M. Schreuder in het gerechtsgebouw te Zwolle aan de Luttenbergstraat 5 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
8.2. bepaalt dat [eiser] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat ABN AMRO dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
8.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 1 oktober 2008 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de dinsdagen in de maanden november 2008 tot en met januari 2009, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
8.4. bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
8.5. bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
8.6. wijst partijen er op, dat voor de zitting twee uur zal worden uitgetrokken,
8.7. draagt [eiser] op tot het nemen van de in rechtsoverweging 5.5. genoemde akte en verwijst de zaak daartoe naar de rol van 15 oktober 2008.
in de hoofdzaak en in de vrijwaringzaak
8.8. houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.A.M. Schreuder en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2008.