ECLI:NL:RBZLY:2008:BK3418

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
12 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
142491 / HA ZA 08-266
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van de inzichtelijkheid van facturen door een cliënt tegen zijn advocaat

In deze zaak heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 12 november 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [A] en [B], waarbij [A] als eiser in conventie en [B] als gedaagde in conventie optrad. De zaak betreft een geschil over de betaling van facturen door [B] aan [A], zijn (ex-)advocaat. [A] vorderde betaling van twee facturen, waarvan de eerste dateert van 26 februari 2008 en een bedrag van EUR 14.595,66 betreft, en de tweede van 14 september 2007 met een bedrag van EUR 453,79. Na vermindering van eis vorderde [A] in totaal EUR 13.174,93, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding.

[B] betwistte de hoogte van de facturen niet, maar stelde dat de facturen niet inzichtelijk en onleesbaar waren. De rechtbank oordeelde dat de facturen voldoende duidelijk waren gespecificeerd en dat [B] zijn bezwaren onvoldoende had onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen, aangezien de hoogte van de declaraties niet werd betwist, maar enkel de duidelijkheid ervan.

De rechtbank wees de vorderingen van [A] toe en veroordeelde [B] tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd [B] veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie. De rechtbank verwierp de vorderingen van [B] in reconventie, aangezien deze waren gebaseerd op de afwijzing van de vordering van [A]. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke facturering door advocaten en de verplichting van cliënten om hun bezwaren tijdig en onderbouwd te uiten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 142491 / HA ZA 08-266
Vonnis van 12 november 2008
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S. Ghiraw-Mangal, te Almere,
tegen
[B],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.K.E. Buysrogge, te Zwolle.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte vermindering van eis.
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende weersproken het volgende vast.
2.2. [A] heeft in opdracht van [B] vanaf 2 oktober 2006 verschillende werkzaamheden voor [B] verricht. Deze werkzaamheden bestonden uit het als advocaat bijstaan van [B] bij de afwikkeling van een erfenis en met name de verkoop van een woonhuis behorende tot die erfenis. Vervolgens heeft [A] als advocaat nog enkele werkzaamheden verricht in het kader van een niet aan de erfenis gerelateerde zaak (“Hot or Not”).
2.3. [A] heeft na een aanvang te hebben gemaakt met deze werkzaamheden ermee ingestemd, dat hij voorlopig geen betaling zou ontvangen van [B]. Op 17 april en 16 juli 2007 heeft [A] pro forma nota’s gezonden aan [B] met daarin een overzicht van de tot op dat moment gewerkte tijd en de financiële stand van zaken.
2.4. In juli 2007 is de hiervoor bedoelde woning verkocht en is de verkoopopbrengst in depot gehouden door de notaris.
2.5. Op 12 september 2007 heeft een bespreking tussen partijen plaatsgevonden. Op 13 september 2007 heeft zich een nieuwe advocaat gemeld bij [A], mr. Sloof, die door [B] is ingeschakeld om vanaf dat moment zijn belangen te behartigen. Mr. Sloof heeft verzocht om het dossier van [B] aan hem over te dragen. [A] heeft afgifte van deze dossiers geweigerd en heeft [B] verzocht om betaling van de openstaande facturen.
2.6. Op 15 september 2007 heeft [B] aan [A] bericht dat hij tot betaling van de nota’s over zal gaan, zodra de gelden die nu in depot staan bij de notaris zullen zijn vrijgegeven.
2.7. Op 22 oktober 2007 heeft [B] bij brief aan [A] medegedeeld het niet eens te zijn met de hoogte van de nota’s en [A] verzocht zijn nota’s te laten begroten. De Deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad heeft [B] op 29 oktober 2007 bericht:
Van [A] ontving de deken een kopie van uw brief aan [A] d.d. 22 oktober 2007, waarin u hem meedeelt het niet eens te zijn met de hoogte van zijn declaratie d.d. 24 september 2007.
U verzoekt [A] om de declaratie te laten begroten door de Raad van Toezicht.
Ik verzoek u allereerst met [A] in contact te treden, althans hem schriftelijk mee te delen, waarom u het niet eens bent met de hoogte van zijn declaratie. [A] kan weliswaar een begrotingsverzoek bij de Raad van Toezicht indienen, maar allereerst dient (voor hem) vast te staan welke geschilpunten er bestaan.
2.8. Op 9 januari 2008 bericht de deken aan [B]:
Van [A] begrijp ik dat u nog steeds niet aan hem heeft meegedeeld wat nu eigenlijk uw bezwaren zijn.
2.9. Op 24 januari 2008 heeft [A] aan [B] een overzicht gegeven van de in de specificaties gebruikte afkortingen.
2.10. [A] heeft conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de notaris, die genoemde verkoopopbrengst onder zich houdt.
3. Het geschil
in conventie en reconventie
3.1. [A] vordert samengevat - na vermindering van eis, betaling van een tweetal facturen. Dit betreft de factuur d.d. 26 februari 2008, overgelegd bij akte van eisvermindering, inzake: [B]./advies tot een beloop van EUR 14.595,66. Voorts vordert [A] betaling van een factuur d.d. 14 september 2007 inzake: Hien/Hot or Not tot een bedrag van EUR 453,79. Op deze facturen heeft [A] een bedrag van EUR 1.874,52 in mindering gebracht, zodat zijn vordering bedraagt EUR 13.174,93, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2. Voorts vordert [A] veroordeling van [B] in de buitengerechtelijke incassokosten conform rapport Voorwerk II en veroordeling in de proceskosten, de kosten van beslag daaronder begrepen.
3.3. [B] voert verweer en vordert in reconventie opheffing van de gelegde derdenbeslagen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De bevoegdheid van de rechtbank en de beoordeling
4.1. [B] stelt zich op het standpunt dat de facturen waarvan [A] betaling verzoekt niet-inzichtelijk en onleesbaar zijn. Daarbij stelt hij dat van [A] kan worden verwacht, dat hij de werkzaamheden per zaak specificeert. Tot slot heeft [B] zich op het standpunt gesteld dat [A] tekort is geschoten in de nakoming van de op hem rustende verbintenis, nu [A] niet zou hebben gehandeld als een redelijk bekwaam vakgenoot.
A. De bevoegdheid
4.2. Allereerst dient te worden beoordeeld of de rechtbank bevoegd is van de onderhavige kwestie kennis te nemen. De Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken kent een exclusieve rechtsgang in het geval de hoogte van de declaratie van een advocaat wordt betwist. In een dergelijk geval dient de rechtbank zich (ambtshalve) onbevoegd te verklaren om van de vordering tot betaling kennis te nemen. Dit ziet echter slechts op het geval dat de hoogte van de declaraties wordt betwist en deze betwisting ziet op het daadwerkelijk verrichten van de in rekening gebrachte werkzaamheden, in hoeverre de declaratie in verhouding staat tot de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden, etc.. In de onderhavige kwestie heeft [B] zich niet op het standpunt gesteld dat de facturen van [A] te hoog zijn. Het verweer van [B] richt zich op de duidelijkheid van de facturen en voorts stelt [B] zich met name op het standpunt dat [A] tekort zou zijn geschoten. Uit de brieven van de Deken van de Orde van Advocaten blijkt ook wel dat [B] zijn verzoek de declaratie te doen begroten niet heeft gehandhaafd. De rechtbank is dan ook bevoegd van deze kwestie kennis te nemen.
B. De gestelde onduidelijkheid van de facturen
4.3. [B] heeft twee aspecten van de wijze van declareren door [A] aan de orde gesteld, te weten het feit dat de verschillende werkzaamheden niet zijn onderverdeeld en de wijze van specificeren van de werkzaamheden.
4.4. [A] heeft naar aanleiding van het verweer van [B] ter zake de wijze van declareren, uitvoerig aangegeven waarom hij ervoor heeft gekozen de werkzaamheden in het kader van de afwikkeling van de erfenis onder één noemer te declareren. [A] heeft gesteld dat er tussen de verschillende werkzaamheden een dermate grote samenhang bestaat, dat deze wijze van declareren in de rede lag. [B] heeft in zijn conclusie van repliek niet gereageerd op deze stellingen van [A], zodat er van uit moet worden gegaan dat [B] zijn bezwaar tegen het declareren onder één noemer heeft laten varen.
4.5. Voorts heeft [B] zich op het standpunt gesteld dat de specificaties van [A] niet inzichtelijk en onleesbaar zijn. [A] heeft bij brief van 24 januari 2008 en nogmaals in deze procedure, toegelicht op welke wijze de specificatie dient te worden gelezen.
4.6. Uit de specificaties blijkt voldoende duidelijk op welke datum werkzaamheden zijn verricht, hoe lang deze hebben geduurd en wat deze werkzaamheden inhielden. Daarbij heeft [A] in april en juli 2007 op gelijke wijze gespecificeerde facturen verzonden, welke zonder protest of verzoek om nadere toelichting door [B] zijn behouden. Ook uit de brief van de deken blijkt dat [B] in elk geval tot 9 januari 2008 niet heeft aangegeven, dat de specificaties voor hem onduidelijk waren. [B] kan gezien deze voorgeschiedenis en de uitvoerige stellingen van [A] niet volstaan met de algemene stelling, dat de factuur ondoorzichtig en onleesbaar zou zijn. De stelling van [A] dat de facturen voldoende inzichtelijk zijn, is daarmee onvoldoende weersproken. Nu voorts het uitvoeren van de werkzaamheden of de hoogte van de facturen niet is betwist, staat de hoogte van de vordering van [A] uit hoofde van zijn werkzaamheden vast.
4.7. Overigens doet [B] in zijn conclusie van dupliek in conventie nog een beroep op verrekening van de vordering van [A] met een vordering van [B] op [A] van EUR 1.874,52. Uit de stellingen van [A] blijkt echter, dat dit bedrag al in mindering is gebracht op de vordering van [A] en dat dit met instemming van [B] is gebeurd. Dit is door [B] niet weersproken, zodat van (verdere) verrekening geen sprake meer kan zijn. Het beroep op verrekening wordt dan ook afgewezen.
C. De gestelde tekortkoming van [A]
4.8. [B] heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat [A] tekort is geschoten in de nakoming van de op hem rustende verbintenis. [B] stelt dat nu [A] tekort is geschoten, van [B] geen betaling kan worden verlangd c.q. dat [B] zich niet verplicht voelt te betalen.
4.9. De wet kent verschillende mogelijkheden die de schuldenaar ten dienste staan, indien er sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Daarbij valt te denken aan ontbinding, opschorting en/of het vorderen van schadevergoeding. [B] heeft niet gesteld op welke mogelijkheid hij zich beroept en evenmin is door [B] voldoende gesteld om aan te nemen dat een van deze mogelijkheden zich voor doet. Het door [B] gestelde kan daarmee het gevorderde (afwijzing van de vordering van [A]) niet dragen. De vordering van [A] zal dan ook worden toegewezen.
4.10. Ten overvloede geldt dat [B] bij conclusie van antwoord heeft aangegeven, om welke redenen hij meent dat [A] tekort is geschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichting. [A] heeft bij conclusie van repliek die stellingen van [B] uitvoerig en gemotiveerd weersproken. [B] dient gezien een dergelijke betwisting zijn stellingen vervolgens nader te onderbouwen. Nu dit niet is gebeurd, wordt de stelling dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [A] verworpen.
4.11. De vordering in reconventie rust op de grondslag, dat de vordering van [A] zal worden afgewezen. Nu de vordering in conventie zal worden toegewezen, ligt de vordering in reconventie voor afwijzing gereed.
4.12. [A] vordert [B] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. Het opgevoerde vast recht voor het beslagrekest zal echter worden afgewezen, omdat dit vast recht al is verrekend met het vast recht dat in deze zaak verschuldigd is. De beslagkosten worden begroot op EUR 830,05 voor verschotten en EUR 904,00 voor salaris advocaat (2 rekesten x EUR 452,00).
4.13. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [A] heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.14. De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen tot een (forfaitair) bedrag van EUR 131,-- aan salaris van de advocaat zonder dat betekening van het vonnis heeft plaatsgehad, verhoogd met een bedrag van EUR 68,-- indien en voor zover [B] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de veroordeling heeft voldaan en het vonnis om die reden is betekend.
4.15. [B] zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie en reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] in conventie worden begroot op:
- dagvaarding EUR 70,85
- vast recht 375,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.349,85
4.16. De kosten aan de zijde van [A] in reconventie worden begroot op:
- salaris advocaat 452,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 452,00
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [B] om aan [A] te betalen een bedrag van EUR 13.174,93 (dertienduizendéénhonderdvierenzeventig euro en drieënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 13.174,93 vanaf 20 december 2007 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [B] in de beslagkosten, tot op heden begroot op EUR 1.734,05,
5.3. veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op EUR 1.349,85,
5.4. veroordeelt [B] tot betaling van een bedrag van EUR 131,00 voor nakosten, zonder dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgehad, verhoogd met een bedrag van EUR 68,-- indien en voor zover de veroordeelde partij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de veroordeling zal hebben voldaan en het vonnis om die reden is betekend.
5.5. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7. wijst de vorderingen af,
5.8. veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op EUR 452,00,
5.9. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2008.