RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht
Parketnr. : 07.607176-07
Datum : 5 februari 2009
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
op de op 24 december 2008 ter griffie ingekomen vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer in het arrondissement Zwolle-Lelystad d.d. 15 november 2007 aan
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres],
opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, waarbij de proeftijd is bepaald op twee jaren en als bijzondere voorwaarde is gesteld, dat hij zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van Reclassering Nederland, zulks zolang die instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is over de post aan de veroordeelde toegezonden.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2009.
De officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsvrouw, mr. S.M. Milani, advocaat te Almere, zijn op de vordering gehoord.
Uit de stukken waaronder een afloopbericht toezicht d.d. 3 november 2008
en hetgeen bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2009 naar voren is gebracht, is gebleken dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank is dan ook, op grond van het bovenstaande, van oordeel, dat de vordering voor toewijzing vatbaar is.
Uit genoemde stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, is de rechtbank gebleken, dat de veroordeelde vanaf april 2008 werk heeft en heeft getracht dat werk te combineren met de afspraken in het kader van het reclasseringstoezicht. Hij is echter meermalen die afspraken niet nagekomen, omdat hij de afspraken niet kon combineren met zijn werk. Daarbij heeft een rol gespeeld, dat de veroordeelde zijn baan zou verliezen als hij te vaak moest verzuimen.
Gelet op het belang dat – ook naar de mening van de reclassering - gehecht moet worden aan het feit dat de veroordeelde werk en daarmee inkomen heeft, is de rechtbank van oordeel dat het niet dienstig is de veroordeelde alsnog vijf maanden gevangenisstraf te laten ondergaan, als gevolg waarvan hij immers waarschijnlijk zijn werk zal verliezen.
De rechtbank acht daarom termen aanwezig om, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf te geven, een taakstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid, te gelasten.
De rechtbank heeft bij de beslissing gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i en 14j van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank wijst de vordering toe in na te melden zin.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van 15 november 2007 voor een gedeelte van 40 dagen.
De rechtbank gelast in de plaats daarvan de taakstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 80 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het aantal niet verrichte uren taakstraf.
De rechtbank wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gedaan door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, voorzitter, mrs. M.A. Pot en H.M. Schaak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2009.
De officier van justitie in het arrondissement Zwolle brengt vorenstaande beslissing ter kennis van de aan ommezijde vermelde persoon, alsmede ter kennis van Reclassering Nederland, belast met het verlenen van bijstand.
De officier van justitie,