RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.470411-08 P
Uitspraak: 12 februari 2009
te[xxx]verdachte]
geboren op [geboortejaar]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Th. Pluijter, advocaat te Groningen.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 november 2007 te Steenwijk in de gemeente Steenwijkerland en/of in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1][naam2]] medewerker(s) bij de afdeling Sociale Zaken van de gemeenten Steenwijkerland en Westerveld te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente(n) Steenwijkerland en/of Westerveld (afdeling Sociale Zaken), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), die medewerker(s) heeft gebeld en/of (vervolgens) opzettelijk dreigend tegen/aan die medewerker(s) - zakelijk weergegeven - heeft gezegd en/of medegedeeld en/of te kennen gegeven dat, als die medewerker(s) voor morgen 12.00 uur geen geld zou(den) overmaken,
dat hij/zij langs zou(den) komen met een vuurwapen en in de rondte zou(den) gaan schieten en/of "Als ik mijn geld niet krijg, kom ik naar je toe en schiet je van je stoel af." en/of "Jullie moeten uitkijken, anders zal ik naar jullie toekomen." en/of "Ik ken je naam, jij bent de eerste die wordt aangepakt en ik hoop dat jij sterft.", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 november 2007 te Steenwijk in de gemeente Steenwijkerland en/of in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen [naam 1][naam2]] medewerker(s) bij afdeling Sociale Zaken van de gemeenten Steenwijkerland en Westerveld heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk voornoemde [naam 1] en/of [naam2] dreigend de woorden toegevoegd :"Als je voor morgen 12.00 uur geen geld overmaakt, dan kom ik bij je langs met een vuurwapen en schiet ik in de rondte." en/of "Als ik mijn geld niet krijg, kom ik naar je toe en schiet je van je stoel af." en/of "Jullie moeten uitkijken, anders zal ik naar jullie toekomen." en/of "Ik ken je naam, jij bent de eerste die wordt aangepakt en ik hoop dat jij sterft.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vordering worden ontvangen. Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. C.C.S. Bordenga - Koppes, heeft ter terechtzitting gevorderd de vrijspraak van verdachte ter zake het primair ten laste gelegde en de veroordeling van verdachte ter zake het subsidiair ten laste gelegde (medeplegen).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft evenals de officier van justitie gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde is door de verdediging geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Het oordeel van de rechtbank
ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden.
De verdachte dient derhalve van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 26 november 2007 te Steenwijk in de gemeente Steenwijkerland en in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander [naam[naam2]] medewerkers bij afdeling Sociale Zaken van de gemeenten Steenwijkerland en Westerveld heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk voornoemde [naam 1] en/of [naam2] dreigend de woorden toegevoegd :"Als je voor morgen 12.00 uur geen geld overmaakt, dan kom ik bij je langs met een vuurwapen en schiet ik in de rondte." en/of "Als ik mijn geld niet krijg, kom ik naar je toe en schiet je van je stoel af." en/of "Jullie moeten uitkijken, anders zal ik naar jullie toekomen." en/of "Ik ken je naam, jij bent de eerste die wordt aangepakt en ik hoop dat jij sterft."
Van het subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Deze bewezenverklaring steunt op het volgende bewijs:
Op 26 november 2007 meldt de heer [naam2] zich bij de politie en doet aangifte van bedreiging met de dood . Hij verklaart, onder meer, het volgende:
“Ik ben werkzaam op de afdeling sociale zaken van de gemeenten Steenwijkerland en de gemeente Westerveld. Ik werk vanuit het gemeentehuis te Steenwijk.
Ik ben hedenmiddag tweemaal gebeld door een mevrouw die zich voorstelde als [naam 3]. Zij belde mij naar aanleiding van het feit dat mijn [naam]a [naam] vandaag ook enkele telefonische contacten had gehad met deze dame en met de heer [verdachte]. Deze heer [verdachte] maakte problemen met mijn collega. [verdachte] heeft tegen mijn collega gezegd dat er voor morgen twaalf uur geld moet worden overgemaakt op zijn rekening, want anders komt hij morgen naar Steenwijk met een vuurwapen en zal daar in het rond gaan schieten.
Vanmiddag ging de telefoon weer. Ik kreeg toen [naam 3] aan de lijn. Het ging over wat ik al gehoord had van mijn collega; dat zij samenwoonde met de heer [verdachte]. Ik kreeg ongeveer hetzelfde te horen als datgene wat mijn collega had gehoord. Toen mijn collega [naam] terugkwam naar haar bureau heb ik het telefoongesprek aan haar doorgegeven.
Kort daarna kreeg ik die [naam 3] weer aan de lijn. Zij zei tegen mij: “Ik ken je naam, jij bent de eerste die wordt aangepakt en ik hoop dat jij sterft”.
Tegelijk met aangever [naam 1] doet [naam 2] aangifte bij de politie van bedreiging met de dood . Zij verklaart, onder meer, het volgende:
“Ik ben als consulent zorg en inkomen werkzaam bij de sociale dienst van de gemeente Steenwijkerland/Westerveld en ben werkzaam in het gemeentehuis in Steenwijk. Vandaag werd ik gebeld door de heer [x] [verdachte]. Tijdens dit gesprek hoorde ik duidelijk iemand op de achtergrond bij [verdachte], die wat zat te schelden. Dit bleek een zekere [naam 3] te zijn. Ik kreeg haar ook enkele keren ongevraagd aan de telefoon.
Op een gegeven moment zei [verdachte] tegen mij dat als ik voor morgen 12.00 uur geen geld zou overmaken, hij bij mij langs zou komen met een vuurwapen en in de rondte zou gaan schieten.
Verdachte [verdachte] heeft op 24 juni 2008 bij de politie verklaard dat hij zich dit voorval wel kon herinneren. Hij was op 26 november 2007 samen met [naam 3] [xxx] in hun huis in Apeldoorn. Omdat ze flink in de financiële problemen zaten heeft hij gebeld naar de sociale dienst. Toen hij hoorde dat hij geen geld kreeg, heeft hij die mevrouw aan de telefoon bedreigd. Hij heeft gezegd: “Als ik mijn geld niet krijg, kom ik naar je toe en schiet ik je van je stoel af”. Ook [naam 3] heeft op 26 november 2007 de medewerkers van de sociale dienst bedreigd via de telefoon.
Medeverdachte [xxx] heeft op 25 augustus 2008 bij de politie, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende verklaard:
“Ik was erbij toen mijn vriend [xxx] [verdachte] naar de sociale dienst belde. Ik hoorde dat hij zei dat hij voor 12 uur die dag het geld op zijn rekening gestort wilde hebben anders kwam hij naar Steenwijk toe om die mensen overhoop te knallen. Vervolgens heb ik even later ook gebeld met de sociale dienst. Ik was boos en hen toen gezegd: ”Jullie moeten uitkijken, anders zal ik naar jullie toekomen”.
Strafbaarheid van het feit
Het subsidiair bewezene levert op:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van de verdachte
Door de psycholoog drs. R.J. Vriend is op 19 januari 2009 rapport uitgebracht omtrent de persoon van de verdachte. De psycholoog concludeert dat bij verdachte sprake is van een autisme spectrum stoornis en een licht verstandelijke beperking. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde feit. Verdachte is volgens de psycholoog als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens de gebrekkige geestelijke ontwikkeling van verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat er geen ontslag van alle rechtvervolging dient te volgen, aangezien verdachte wel enigszins toerekeningsvatbaar is gelet op de conclusies van psycholoog Vriend.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het hem ten laste gelegde sprake was van sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid, over en maakt deze tot de hare.
Aangezien verdachte niet als geheel ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de geestelijke gesteldheid van verdachte geen reden is om verdachte te ontslaan van alle rechtvervolging. Aldus wordt het verweer van de raadsman verworpen.
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte strafbaar is, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Oplegging van straf of maatregel
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een vriendin telefonisch medewerkers van de sociale dienst bedreigd, omdat deze medewerkers hen vertelden dat zij geen geld meer kregen.
Het op een dergelijke wijze onder druk zetten van mensen die bezig zijn hun werk te doen, is zeer kwalijk en beangstigend voor de slachtoffers en de mensen in hun omgeving.
De rechtbank heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 1 december 2008, waaruit blijkt dat verdachte viermaal eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Op 26 januari 2009 is door de Reclassering Nederland een adviesrapport uitgebracht over de verdachte. De reclassering adviseert de rechtbank aan verdachte een gecombineerde straf op te leggen, met een fors voorwaardelijk deel. Aan dit voorwaardelijk deel dient dan de essentiële voorwaarde te worden verbonden dat verdachte zich laat behandelen bij de AFPN of een soortgelijk instituut in verband met zijn problematiek als gevolg van zijn autismestoornis en beperkt verstandelijk vermogen.
In eerder genoemd psychologisch rapport adviseert psycholoog Vriend, onder meer, aan de rechtbank om aan verdachte een groot voorwaardelijk strafdeel op te leggen, met verplicht reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde. Vriend adviseert daarbij specialistische hulpverlening aan verdachte op het gebied van autisme spectrum stoornissen en verstandelijke beperkingen in een forensische polikliniek, zoals bijvoorbeeld de AFPN te Assen.
De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzonderde voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, ook als dat een poliklinische behandeling bij de AFPN te Assen of een soortgelijke instelling inhoudt, gevorderd.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank gevraagd een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist op te leggen, omdat verdachte weer een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven door zijn leven en werk op de zorgboerderij.
De rechtbank is, gelet op de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, van oordeel dat een vrijheidsstraf passend is.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de door de psycholoog geconstateerde sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid. Deze sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid is aanleiding voor de rechtbank om de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen.
Met name gelet op het feit dat het een bedreiging op afstand (telefonisch) betreft, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie te fors is. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf van een kortere duur passend en geboden.
Daarbij zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde opleggen zoals geadviseerd door de psycholoog en de reclassering en zoals gevorderd door de officier van justitie.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Het primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht, ook als dat een poliklinische behandeling bij de AFPN te Assen of een soortgelijke behandeling inhoudt.
Aldus gewezen door mr. [x] Heins, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2009.