ECLI:NL:RBZLY:2009:BH5613

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
12 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.994820-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 12 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van grote hoeveelheden illegaal vuurwerk. De verdachte, die niet eerder met politie en justitie in aanraking was gekomen ter zake van vuurwerkdelicten, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. K.A.M. Ramaekers. Tijdens de zitting op 29 januari 2009 heeft de officier van justitie, mr. A.L. A.H. de Muij, gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk het ten laste gelegde feit heeft begaan. Ondanks zijn verklaring dat hij pas kort voor zijn aanhouding op de hoogte was van de aanwezigheid van het vuurwerk, heeft de rechtbank geoordeeld dat hij wist dat er dozen met vuurwerk in zijn schuur stonden en dat hij een vergunning nodig had voor de opslag ervan. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van een overtreding van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten.

Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn medische problemen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 4000,-, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis voor 50 dagen bij gebreke van betaling. De rechtbank heeft het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen geacht, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.994820-08
Uitspraak: 12 februari 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.A.M. Ramaekers, advocaat te Emmeloord
De officier van justitie, mr. A.L A.H. de Muij, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat verdachte het aan hem ten laste gelegde niet opzettelijk heeft begaan. De rechtbank verwerpt dit verweer. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij natuurlijk wel wist dat er dozen met vuurwerk in zijn schuur stonden. Ook verklaart hij dat er vorig jaar maar een paar dozen stonden en dat hij het niet eens was met de hoeveelheid vuurwerk die er nu stond. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij er pas de maandag voor de woensdag dat hij werd opgepakt achter is gekomen dat het vuurwerk betrof. Verdachte heeft ook verklaard dat hij wist dat hij een vergunning nodig had voor de opslag van vuurwerk, maar heeft vervolgens niets gedaan om de dozen uit zijn schuur te laten verwijderen. De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde opzettelijk heeft begaan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte het ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 8.1 Wet milieubeheer, juncto artikel 2.1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit, opzettelijk begaan, strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet op de economische delicten
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de mededeling van verdachte, dat hij vanwege medische problemen niet in staat is om een werkstraf uit te voeren.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte grote hoeveelheden illegaal vuurwerk voorhanden hebben gehad. Het is algemeen bekend dat het gebruik en opslag van zodanig vuurwerk zeer ernstige risico’s pleegt op te leveren. Die risico’s zijn er niet alleen voor degene die het vuurwerk voorhanden heeft of afsteekt, maar ook voor niets vermoedende omstanders.
De rechtbank houdt er anderzijds ook rekening mee dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest ter zake van vuurwerkdelicten.
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
- 23, 24, 24c van het Wetboek van Strafrecht;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 8.1 van de Wet milieubeheer;
- 2.1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
BESLISSING
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling van een geldboete van € 4000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen.
Aldus gewezen door mr. M.A.A. Ter Meer, voorzitter, mrs. M.A. Pot en H.M. Schaak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2009.
Mrs. H.M. Schaak en M.A.A. ter Meer-Siebers voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen