ECLI:NL:RBZLY:2009:BH5775

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/1717
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep tegen verlenen vergunning voor het verwijderen van een Amerikaanse eik op kindgraf op begraafplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 10 maart 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een kapvergunning voor een Amerikaanse eik op een kindgraf op de algemene begraafplaats te Staphorst. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Staphorst op 20 maart 2008. Eiser en eiseres, de vader en zuster van het overleden kind, hebben tegen deze vergunning beroep ingesteld, omdat zij zich verzetten tegen de kap van de boom die op het graf stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning is verleend in overeenstemming met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Staphorst, die voorschrijft dat zonder vergunning geen houtopstand mag worden geveld. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn zoals genoemd in de APV, en dat de gemeente niet bevoegd was om de vergunning te weigeren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de emotionele waarde die de eisers aan de boom toekennen niet kan worden meegewogen in de belangenafweging, omdat de wet dit niet toestaat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van de gemeente als eigenaar en beheerder van de begraafplaats voorop staan en dat de verlening van de kapvergunning rechtmatig is. De eisers hebben hun bezwaren tegen de motivering van de vergunning niet kunnen onderbouwen, en de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: Awb 08/1717
Uitspraak
in het geding tussen:
A. te B.,
eiser, en
A. te B,
eiseres,
gemachtigde: mr. B.J.H.L. Brouwer
en
het college van burgemeester en wethouders van Staphorst,
verweerder,
en
A. te B. en
de gemeente Staphorst, belanghebbenden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 maart 2008 heeft verweerder aan de gemeente Staphorst vergunning verleend voor het verwijderen van een Amerikaanse eik op het graf van (..) op
de algemene begraafplaats te (..).
Tegen dit besluit hebben eisers bij afzonderlijke brieven, beide gedateerd 23 april 2008, bezwaar gemaakt.
Bij besluiten van 12 augustus 2008, bekendgemaakt bij brieven van 13 augustus 2008, verzonden op 15 augustus 2008, heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard en het bestreden besluit gehandhaafd.
Tegen deze besluiten is namens eisers bij brief van 22 september 2008 beroep ingesteld.
Het beroepschrift is aangevuld bij brief van 29 oktober 2008.
Bij brief van 20 oktober 2008 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend. Bij brief van 21 november 2008 heeft verweerder verweer gevoerd.
Bij brief van 4 januari 2009 heeft belanghebbende (..) een uiteenzetting over de zaak gegeven.
Het beroep is op 10 februari 2009 ter zitting behandeld. Eiser en eiseres zijn in persoon ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd. Namens verweerder is verschenen mr. F.W. Töller en S. Brand, ambtenaren van verweerders gemeente. Belanghebbende (..) is in het bijzijn van zijn echtgenote verschenen, mede ter vertegenwoordiging van de erven van de familie (..). De gemeente Staphorst heeft
zich ter zitting niet laten vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser zijn de vader, respectievelijk de zuster, van (..).
(..) is op 5-jarige leeftijd overleden en begraven op de algemene begraafplaats te (..). Op het graf is een Amerikaanse eik ontsproten. Het grafrecht is op 28 februari 1979 uitgegeven aan eiser voor de duur van 30 jaar. Dit recht kan op grond van artikel 28 van der Wet op de lijkbezorging telkens met 10 jaar worden verlengd. Het graf is het middelste in een rij van vijf kindergraven. Belanghebbende (..) en de erven van (..) zijn recht-hebbenden op naastgelegen graven. Naar aanleiding van een klacht van belanghebbende (..) over overlast en schade aan de naastgelegen graven veroorzaakt door de (wortels van de) boom heeft de gemeente Staphorst de aan de kapvergunning ten grondslag liggende aanvraag ingediend.
De bestreden kapvergunning is verleend voor de kap van de Amerikaanse eik onder het voorschrift dat de stobbe één meter boven de grond wordt afgezaagd.
Eisers kunnen zich niet met het bestreden besluit verenigen en voeren daartoe aan dat de motivering onduidelijk is. Enerzijds wordt aangeven dat de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Staphorst 2006 (hierna: Beheersverordening) en het Uitvoeringsbesluit voor grafbedekkingen gemeentelijke begraafplaatsen (hierna: Uitvoeringsbesluit) niet als basis voor het besluit tot verlening van de kapvergunning kunnen dienen. Anderzijds stelt verweerder dat deze regelingen het verleningsbesluit wel kunnen ondersteunen. Volgens eisers doet de aanwezigheid van de boom geen afbreuk aan het functioneren van de begraafplaats. De onderhoudskosten zijn ook geen reden om de boom te kappen, nu de gemeente deze kosten van meet af aan heeft gedragen.
Ingevolge artikel 4.3.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Staphorst (hierna: APV) is het verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.
Artikel 4.3.3a van de APV, eerste lid, bepaalt dat de vergunning in elk geval kan worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan het college bij het weigeren van een vergunning
tevens de boomwaarde als motivering hanteren. Hij verwijst daarbij zoveel mogelijk naar relevante gemeentelijke beleidsplannen.
Ter zitting is namens verweerder aangegeven, dat met de zinsnede “in elk geval” in de aanhef van het eerste lid van artikel 4.3.3a van de APV is bedoeld, dat ook op basis van vastgesteld beleid, bijvoorbeeld ten aanzien van het beschermd dorpsgezicht of ten aanzien van het behoud van elzensingels, een kapvergunning kan worden geweigerd.
Vaststaat, en door eisers wordt ook niet bestreden dat geen van de in artikel 4.3.3a van de APV eerste en tweede lid, van de APV neergelegde weigeringsgronden voor een kapvergunning aan de orde zijn.
Hieruit volgt dat verweerder niet bevoegd was de gevraagde kapvergunning te weigeren.
Indien er wel sprake zou zijn geweest van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 4.3.3a, eerste en tweede lid, van de APV, dan had verweerder een afweging dienen te maken tussen de belangen van de aanvrager, in dit geval de gemeente Staphorst, en de in geding zijnde waarden of het in geding zijnde beleid. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat ook in een dergelijk geval geen ruimte zou zijn om de emotionele waarde die partijen aan de boom toekennen in de belangenafweging te betrekken. Niet alleen biedt het wettelijk kader
deze ruimte niet, het gaat hierbij ook nog eens om belangen die lijnrecht tegenover elkaar staan en die niet tegen elkaar zijn af te wegen omdat in dit geval de emotionele beleving van de ene partij niet boven die van de andere partij gesteld kan worden.
Hoewel onverplicht, heeft verweerder rekening gehouden met de gevoelens en belangen van eisers door aan de kapvergunning het voorschrift te verbinden dat de stobbe één meter boven de grond wordt afgezaagd. Dit om eisers de mogelijkheid te bieden een passend grafmonument te maken.
De rechtbank begrijpt verweerders overweging ten aanzien van de Beheersverordening en het Uitvoeringsbesluit aldus, dat met verlening van de kapvergunning de belangen zijn gediend waarop deze regelingen zien. Het gaat hierbij om belangen die het gemeentebestuur als eigenaar en beheerder van de begraafplaats dient te behartigen. Gezien het voren-geschetste wettelijk kader zijn betrokken belangen pas aan de orde indien een of meer van
de in artikel 4.3.3a, eerste en tweede lid, van de APV genoemde waarden in geding zijn.
Nu reeds is vastgesteld dat geen van de bedoelde waarden in geding is, kon verweerder niet aan een belangenafweging toekomen. Verweerders opmerking over de Beheersverordening en het Uitvoeringsbesluit zijn derhalve overbodig. Dit doet echter aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet af.
Hieruit volgt dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
3. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van A. Landstra als griffier, op
Afschrift verzonden op: