ECLI:NL:RBZLY:2009:BH5811

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
5 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
416689 CV 08-3096
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H. Canté
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldig handelen van incassobureau bij huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 5 maart 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door Vesting Finance Incasso BV, en gedaagde, die in persoon procedeerde. Eiseres vorderde vertragingsrente en buitengerechtelijke incassokosten in verband met een huurachterstand die door gedaagde was voldaan, maar waarbij de bijkomende kosten en rente niet waren betaald. Gedaagde voerde verweer en stelde dat er fouten waren gemaakt in de aanmaningen en de berekening van het verschuldigde bedrag.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoofdsom van de huurachterstand door gedaagde was voldaan, maar dat de incassogemachtigde van eiseres onzorgvuldig had gehandeld door herhaaldelijk onjuiste bedragen te communiceren. Dit leidde tot onduidelijkheid en frustratie bij gedaagde. De rechter oordeelde dat de incassogemachtigde niet alleen een te hoge hoofdsom had opgegeven, maar ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten onterecht had berekend volgens een dubbele norm.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de tekortkomingen in de incasso-activiteiten van de incassogemachtigde van eiseres onacceptabel waren. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. Dit vonnis benadrukt het belang van zorgvuldigheid en transparantie in incassoprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Deventer
zaaknr.: 416689 CV EXPL 08-3096
datum : 5 maart 2009
Vonnis in de zaak van:
[EISENDE PARTIJ],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisende partij,
gemachtigde Vesting Finance Incasso BV, h.o.d.n. Vesting Finance te Hilversum,
tegen
[GEDAAGDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
procederend in persoon.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding
- het antwoord van de gedaagde partij
- de nadere toelichting van partijen.
Het geschil
Eiseres vordert vertragingsrente en buitengerechtelijke incassokosten ter zake van de invordering van een schuld waarvan de hoofdsom is voldaan. Gedaagde heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
De beoordeling
1.
Eiseres heeft de vordering gebaseerd op wanbetaling van huur door gedaagde sedert april 2008, als gevolg waarvan zij haar vordering aan haar incassogemachtigde uit handen heeft moeten geven. De achterstallige hoofdsom is door gedaagde voldaan maar de gevorderde rente en kosten niet. Eiseres vordert thans vertragingsrente tot een bedrag van € 59,61, berekend tot aan de dagvaarding, en buitengerechtelijke incassokosten - na een vermindering van eis bij repliek - tot een bedrag van € 178,50 inclusief BTW.
2.
Gedaagde heeft verklaard niet tot betaling van de vordering bereid te zijn, omdat in de incassofase telkens weer fouten bleken in de opgave van het door hem verschuldigde bedrag. Reacties van zijn kant bij de incassogemachtigde van eiseres haalden niets uit, aldus gedaagde. Zo werd hem op een zeker ogenblik een huurachterstand van € 1498,49 verweten, die aantoonbaar onjuist was. Het is op zichzelf wel correct dat de huurachterstand per 1 juli 2008 meer dan € 993,76 bedroeg.
3.
Bij repliek heeft eiseres erkend dat in de incassofase op zeker ogenblik is aangemaand tot betaling van een aanzienlijk te hoge vordering. Dat was volgens eiseres een gevolg van het gebruik van een verkeerd dossiernummer. Zij heeft bij repliek ook de bij dagvaarding gevorderde buitengerechtelijke incassokosten verlaagd tot de helft.
4.
Gedaagde heeft de gevorderde vertragingsrente niet betwist, zodat die toewijsbaar is.
5.
Uit de overgelegde stukken (in het bijzonder de producties 6 en 7 bij antwoord) blijkt dat de incassogemachtigde van eiseres niet alleen op 5 juni maar ook nog eens op 19 juni 2008 gedaagde heeft aangeschreven tot betaling van een aanzienlijk te hoge hoofdsom. De verklaring van het abusievelijk gebruik van een verkeerd dossiernummer komt op de kantonrechter weinig overtuigend over. Een professionele incassogemachtigde dient er steeds nauwgezet op toe te zien dat met name de in haar correspondentie en processtukken opgenomen bedragen correct zijn. De meeste brieven van incassogemachtigden bevatten een in het geheugen van de computer opgenomen tekst, die uitsluitend ten aanzien van de nog in te vullen bedragen varieert. Bij die stand van zaken is ronduit onzorgvuldig dat de incassogemachtigde van eiseres tot tweemaal toe een aanzienlijk te hoog berekende hoofdsom (€ 1.490,64 in plaats van € 993,76) in haar aanmaningen van 5 en 19 juni 2008 heeft opgenomen. De ergernis van gedaagde over zoveel onzorgvuldigheid is dan ook begrijpelijk.
6.
Bij dit alles komt dan nog dat in de inleidende dagvaarding de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn berekend volgens het dubbele van de gebruikelijke norm. Ook dat is een onzorgvuldigheid die de incassogemachtigde van eiseres valt aan te rekenen.
7.
Alles overziende is de kantonrechter van oordeel dat zoveel tekortkomingen in de incasso- activiteiten van de incassogemachtigde van eiseres aanleiding vormen in dit geval de vordering ter zake van buitengerechtelijke incassokosten af te wijzen.
8.
Nu beide partijen over en weer voor een deel in het gelijk zijn gesteld bestaat er aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt gedaagde tegen bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 59,61;
- compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. A.H. Canté, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 5 maart 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.