ECLI:NL:RBZLY:2009:BH6275

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
17 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/1488
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het verstrekkingenregime van de Wet politiegegevens op persoonsgegevens en documenten

In deze zaak heeft eiser, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de korpsbeheerder van de politie Flevoland, verweerder, dat zijn verzoek om informatie op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur (Wob) niet in behandeling kon worden genomen. Eiser had op 24 maart 2008 verzocht om afschriften van stukken met betrekking tot een eenzijdige aanrijding in Almere. Verweerder heeft het verzoek afgewezen, stellende dat de Wet politiegegevens (Wpolg) van toepassing was en dat de gevraagde documenten niet konden worden verstrekt omdat deze persoonsgegevens bevatten. De rechtbank heeft op 17 maart 2009 uitspraak gedaan en het beroep van eiser gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit berustte op een ondeugdelijke motivering. De rechtbank stelde vast dat het verstrekkingenregime van de Wpolg uitsluitend van toepassing is op persoonsgegevens en niet op de documenten waarin deze zijn vervat. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij ook een dwangsom van € 250,-- per week werd opgelegd voor elke week dat deze termijn werd overschreden. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 774,-- werden begroot. De rechtbank benadrukte dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de gevraagde documenten niet konden worden verstrekt en dat de belangen van openbaarmaking niet adequaat waren afgewogen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, enkelvoudige Kamer
Registratienummer: Awb 08/1488
Uitspraak
in het geding tussen:
A te B, eiser,
gemachtigde mr. H. van Drunen, juridisch adviseur te Utrecht,
en
de korpsbeheerder van de politie Flevoland,
gevestigd te Lelystad, verweerder.
1.Procesverloop
Op 24 maart 2008 heeft eiser verweerder op grond van de Wet Openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om afschriften van stukken die betrekking hebben op een eenzijdige aanrijding die plaats heeft gevonden op (..) (registratienummer (…)) te Almere.
Op 7 mei 2008 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat zijn verzoek niet op basis van de Wob in behandeling kan worden genomen en eiser verzocht het verzoek nogmaals in te dienen op een andere grondslag dan de Wob.
Op 8 mei 2008 heeft eiser zijn verzoek van 24 maart 2008 nogmaals per e-mail ingediend.
Bij e-mail van 15 mei 2008 heeft verweerder het verzoek afgewezen.
Op 20 mei 2008 heeft eiser hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 23 juli 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Bij brief van 28 augustus 2008 heeft eiser tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 31 oktober 2008 de stukken ingezonden met, in een verzegelde enveloppe, de ongeschoonde achterliggende stukken waarop het verzoek van eiser betrekking heeft. Verweerder heeft de rechtbank verzocht om ingevolge artikel 8:29 van
de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te bepalen dat vanwege gewichtige redenen alleen
de rechtbank daarvan kennis zal mogen nemen. De geheimhoudingskamer heeft op 18 november 2008 beslist dat de beperking van de kennisneming van de stukken gerechtvaardigd is te achten. Bij brief van 24 november 2008 heeft eiser de rechtbank toestemming verleend om mede op basis van de stukken waarvan beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is geacht, uitspraak te doen.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter zitting van 18 februari 2009. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft de rechtbank voorafgaand aan de zitting bericht zich niet te laten vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
In geding is de vraag of het bestreden besluit in rechte kan worden gehandhaafd.
Bij brief van 24 maart 2008 heeft eiser aan verweerder uitdrukkelijk verzocht een besluit te nemen op grond van de Wob. Eiser heeft verzocht om alle stukken die bij de politie berusten over een eenzijdige aanrijding op (..) aan/bij de (..) te Almere. Eiser heeft verzocht om een geanonimiseerde versie van het proces-verbaal van aangifte, alsmede om de andere stukken zoals die welke betrekking hebben op de (eventuele) opsporing en vervolging van de dader.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit primair op het standpunt gesteld dat de gevraagde documenten betrekking hebben op een verkeersongeval en om die reden op basis van de Aanwijzing informatieverstrekking verkeersongevallen de Wet politiegegevens (Wpolg) van toepassing is. Nu niet kan worden vastgesteld of de persoon/personen genoemd in het proces-verbaal voor eiser identificeerbaar zijn, acht verweerder zich niet bevoegd om over te gaan tot verstrekking van een geanonimiseerd proces-verbaal. Ook in het geval de Wob wel van toepassing zou zijn op de onderhavige documenten, dient verstrekking achterwege te blijven, nu het belang van openbaarheid niet opweegt tegen het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten, het belang dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie en het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij deze aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, dan wel van derden. Volgens verweerder zijn de documenten dan ook terecht niet verstrekt.
Eiser heeft aangevoerd dat de gevraagde documenten door verweerder (in ieder geval deels) verstrekt hadden moeten worden, aangezien de Wolpg geen uitputtende openbaarmakingsregeling betreft die de Wob terzijde schuift. Verweerder heeft tevens per document onvoldoende gemotiveerd op grond waarvan de door hem aangehaalde weigeringsgronden in het kader van de Wob van toepassing zijn.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wob verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Wob wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11 Wob.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
Na met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis te hebben genomen van de door verweerder ingezonden stukken is de rechtbank van oordeel dat het standpunt van verweerder dat de gevraagde documenten integraal onder de Wpolg vallen faalt.
Het verstrekkingenregime van de Wpolg is uitsluitend van toepassing op persoonsgegevens en – anders dan de Wob – niet op de documenten waarin ze zijn vervat. De omstandigheid dat een document persoonsgegevens bevat brengt niet met zich dat het gehele document als zodanig onder de werking van de Wpolg valt, ook voor zover dit document andere dan persoonsgegevens in voormelde zin bevat. Nu de niet aan eiser verstrekte documenten waar de rechtbank kennis van heeft genomen naast persoonsgegevens ook gegevens bevatten van feitelijke aard die niet zonder meer tot bepaalde personen zijn te herleiden, heeft verweerder ten onrechte gesteld dat de Wob niet van toepassing is op deze documenten. Bovendien is de rechtbank niet gebleken waarom de gegevens waar eiser om heeft verzocht niet geanonimiseerd kunnen worden.
Voor zover verweerder subsidiair van mening is dat als de documenten wel onder het toepassingsbereik van de Wob vallen, verstrekking achterwege kan blijven op grond van de uitzonderingsgronden gegeven in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, f en g, van de Wob is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet kon volstaan met slechts een verwijzing naar de genoemde uitzonderingsgronden zonder nader per document te motiveren op basis waarvan deze gronden op de gevraagde documenten van toepassing zijn en inzichtelijk te maken hoe het algemeen belang van openbaarheid van informatie hiertegen is afgewogen.
Het bestreden besluit berust op een ondeugdelijke motivering en wordt vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb.
Het beroep is gegrond. Verweerder wordt opgedragen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet aanleiding hierbij te bepalen dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 250,-- verbeurt voor iedere week dat deze termijn wordt overschreden, nu verweerder in deze procedure evident onvoldoende rekenschap heeft gegeven aan de door eiser gestelde belangen bij openbaarmaking van de gevraagde stukken.
Verweerder wordt veroordeeld in de door eiser in verband met de behandeling van dit beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,--, te weten € 322,-- voor het beroepschrift en € 322,-- voor het verschijnen ter zitting bij een zaak van gemiddeld gewicht. Door eiser is ter zitting gesteld dat zijn verletkosten € 65,-- per uur bedragen. De hoogte van deze kosten acht de rechtbank niet onaannemelijk en zijn door afwezigheid van verweerder ter zitting niet bestreden. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de hoogte van de verletkosten vast op € 130,--.
3. Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit van 23 juli 2008;
-draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
-bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom verbeurt van € 250,-- voor elke week dat de hiervoor bepaalde termijn wordt overschreden;
-bepaalt dat de politie Flevoland als rechtspersoon aan eiser het door hem betaalde griffierecht ter hoogte van € 145,--, vergoedt;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten tot op heden begroot op € 774,--, welke kosten voormelde rechtspersoon aan eiser dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I. Sulenta als griffier, op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.