2.5
Tussen partijen is in confesso dat onder de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering geen dekking bestaat voor aansprakelijkheid voor schade, die wordt toegebracht met of door motorrijtuigen. Partijen zijn het er tevens over eens dat die uitsluiting echter niet geldt voor niet-kentekenplichtige motorrijtuigen, zij het dat alsdan de dekking slechts geldt voor het meerdere boven hetgeen verzekerd dient te zijn, dan wel verzekerd is.
Voorts is niet, althans onvoldoende, betwist dat de zijlader een niet-kentekenplichtig motorrijtuig betreft. Dat brengt met zich dat hoewel de zijlader een motorrijtuig betreft [gedaagde partij] de aansprakelijkheid van [eisendepartij] voor met of door die zijlader toegebrachte schade dient te vergoeden, zij het slechts, zoals in artikel 2.7.1 van de CA-2000 vooraarden staat omschreven, “voor het meerdere boven hetgeen verzekerd dient te zijn, dan wel verzekerd is.”
Volgens [gedaagde partij] hoeft zij geen dekking te verlenen, omdat de door [RK] geleden schade elders verzekerd is, te weten bij de Goudse Verzekeringen. Volgens [RK] bestaat die gehoudenheid er wél, nu de Goudse Verkeringen geen, althans slechts gedeeltelijk dekking verleent.
De uitsluitingsclausule van artikel 2.7 is opgenomen in een document met Algemene Voorwaarden, derhalve in een document dat voorbestemd is om een rechtsverhouding in een onbekend aantal gevallen op uniforme wijze te regelen. Vaststaat dat partijen over de uitsluitingsclausule niet hebben onderhandeld. Ook staat vast dat er evenmin een toelichting op die clausule is verstrekt. Onder deze omstandigheden verschuift bij de uitleg conform de Haviltex-formule het zwaartepunt naar objectieve factoren. Daarbij neemt de tekst weliswaar een plaats van betekenis in, maar niet een beslissende betekenis.
Aan [gedaagde partij] moet worden toegegeven dat, afgaande op de letterlijke tekst van artikel 2.7.1 van de CA-2000 voorwaarden, zij in het onderhavige geval geen dekking hoeft te bieden. Er staat immers dat slechts dekking wordt verleend boven het meerdere hetgeen verzekerd dient te zijn, dan wel verzekerd is, terwijl voorts vaststaat dat voor de zijlader een bedrijfsmaterieelverzekering is afgesloten bij de Goudse Verzekeringen.
Het punt is evenwel dat niet [eisendepartij], maar [LS] de bedrijfsmaterieelverzekering heeft afgesloten. Niet [eisendepartij], maar [LS] is partij bij die verzekeringsovereenkomst. [eisendepartij] is geen verzekerde onder die bedrijfsmaterieelverzekering en kan daaraan dus ook geen dekking ontlenen. Het standpunt van [gedaagde partij] komt er dan ook op neer dat [eisendepartij] geen dekking van haar aansprakelijkheid onder de bedrijfsaansprakelijheidsverzekering kan claimen, omdat een derde, [LS], hetzelfde risico (voor haar zelf) eveneens heeft verzekerd. Dit komt de kantonrechter onredelijk voor. Niet alleen heeft [eisendepartij] ten tijde van de totstandkoming ervan geen invloed uit kunnen oefenen op de inhoud van de bedrijfsmaterieelverzekering, althans is gesteld noch gebleken dat daarvan sprake is geweest, het standpunt van [gedaagde partij] leidt bovendien tot de apert onredelijke uitkomst, dat [eisendepartij], indien zij aansprakelijk wordt geacht jegens [RK] voor de door hem geleden schade, geen vergoeding zou kunnen claimen onder enigerlei verzekering en die schade geheel, althans gedeeltelijk –voor zover er geen betalingsbereidheid bij de Goudse Verzekeringen bestaat- uit eigen middelen zou moeten vergoeden, terwijl met de afsluiting van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering juist is beoogd, naar [eisendepartij] onweersproken heeft gesteld, alle aansprakelijkheid te dekken, die zij als werkgeefster op zich moet nemen. Dat dit oogmerk voor [gedaagde partij] bij het afsluiten van die verzekering niet kenbaar was, is gesteld noch gebleken. [eisendepartij] mag dan ook verwachten dat in de onderhavige situatie, waarin zij wordt aangesproken uit hoofde van haar werkgeverschap, [gedaagde partij] dekking verleent. Van [gedaagde partij] zou in elk geval verwacht hebben mogen worden dat zij, vóórdat zij de toepasselijkheid van de CA-2000 voorwaarden met [R.B.V.] overeenkwam, [R.B.V.] geïnformeerd zou hebben dat artikel 2.7.1 van de CA-2000 voorwaarden aldus verstaan moet worden dat óók geen dekking wordt verleend, indien de aansprakelijkheid voor schade toegebracht door of met een niet-kentekenplichtig motorrijtuig weliswaar niet verzekerd is door [R.B.V.], maar door derden. In dat geval had [R.B.V.] voor een andere verzekeringsvariant kunnen kiezen. Nu die informatie niet is verstrekt, mag [eisendepartij] het er voor houden dat op basis van artikel 2.7.1. van de CA-2000 voorwaarden alleen dán geen dekking wordt verleend, indien en voor zover de aansprakelijkheid voor schade toegebracht door of met een niet-kentekenplichtig motorrijtuig is verzekerd op grond van een door [R.B.V.] c.q. [eisendepartij] (elders) afgesloten verzekering.
Een redelijke uitleg van artikel 2.7.1. van de CA-2000 voorwaarden brengt dus met zich dat [gedaagde partij], ondanks het bestaan van de bedrijfsmaterieelverzekering, de aansprakelijkheid van [eisendepartij] voor de aan [RK] met de zijlader berokkende schade dient te dekken.