ECLI:NL:RBZLY:2009:BH7625

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
4 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
375305
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkgever voor schade aan werknemer door arbeidsongeval en dekking door verzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 4 maart 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever en een verzekeraar. De eisende partij, een besloten vennootschap, vorderde dat de gedaagde partij, een buitenlandse vennootschap, volledige dekking zou verlenen voor de schade die een werknemer, [RK], had opgelopen door een arbeidsongeval op 29 maart 2005. Het ongeval vond plaats in een bedrijfshal die door de werkgever was gehuurd, waar de werknemer aan een heftruck werkte. Een zijlader bestuurd door een werknemer van een andere onderneming botste tegen de heftruck, waardoor de werknemer ernstig gewond raakte.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever verzekerd was onder een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering bij de gedaagde partij, maar dat er discussie was over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van deze verzekering. De gedaagde partij betwistte dat zij dekking moest verlenen, omdat de schade mogelijk onder een andere verzekering viel. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij, ondanks de uitsluitingen in de voorwaarden, gehouden was om dekking te verlenen voor de aansprakelijkheid van de werkgever jegens de werknemer, omdat de uitsluiting niet van toepassing was op niet-kentekenplichtige motorrijtuigen.

De kantonrechter heeft de vorderingen van de eisende partij toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis bevestigt de verplichting van de verzekeraar om dekking te verlenen in situaties waarin de werkgever aansprakelijk wordt gesteld voor schade aan een werknemer, zelfs als er andere verzekeringen in het spel zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Lelystad
zaaknr.: 375305 CV 07-12810
datum : 4 maart 2009
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap [EISENDEPARTIJ],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
gemachtigde mr. A.M. Mellema
tegen
de buitenlandse vennootschap [GEDAAGDE PARTIJ],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
gemachtigde mr. C. Banis.
Partijen zullen hierna [eisendepartij] en [gedaagde partij] worden genoemd.
De procedure
Op 16 januari 2008 is in deze zaak een tussenvonnis gewezen. Daarbij is [gedaagde partij] toegestaan [LS] in (onder)vrijwaring op te roepen.
Vervolgens heeft [gedaagde partij] een conclusie van antwoord genomen. Daarna hebben partijen nog gere- respectievelijk gedupliceerd.
Het geschil
[eisendepartij] heeft gevorderd dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en zo mogelijk gelijktijdig met het te wijzen vonnis in de hoofdzaak aanhangig onder zaaknummer 360120 CV 07-6962:
1) wordt verklaard voor recht en wordt bepaald dat [gedaagde partij] dekking dient te verlenen voor de schade van [RK] ontstaan door het ongeval dd. 29 mei 2005 (kantonrechter: bedoeld zal zijn 29 maart 2005), alleen en voor zover [eisendepartij] in de hoofdprocedure geheel of gedeeltelijk aansprakelijk wordt geacht voor het ongeval van [RK] en zijn daaruit voortvloeiende schade;
2) [gedaagde partij] wordt veroordeeld tot betaling aan [eisendepartij] van datgene waartoe [eisendepartij] als gedaagde in de hoofdzaak jegens [RK] mocht worden veroordeeld met inbegrip van de kostenveroordeling;
3) [gedaagde partij] wordt veroordeeld in de kosten van het geding in deze vrijwaring.
[gedaagde partij] heeft verweer gevoerd
De vaststaande feiten
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist –mede op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van de overgelegde producties- het volgende vast:
1.1
[RK] is als 1e medewerker technische dienst bij [eisendepartij] in dienst geweest vanaf 1 mei 2004 tot 1 mei 2005.
1.2
Op 29 maart 2005 is [RK] in de uitoefening van zijn werkzaamheden betrokken geraakt bij een ongeval.
1.3
Voormeld ongeval heeft zich voorgedaan in een door [LS] (hierna: [LS]) van [eisendepartij] gehuurde bedrijfshal. Die hal werd gebruikt door zowel [eisendepartij] als [LS]. [eisendepartij] had in die hal haar Technische Dienst ondergebracht. In onder meer die hal verrichtte die dienst (waartoe [RK] behoorde) reparaties.
1.4
Voormeld ongeval heeft eruit bestaan, kort gezegd, dat toen [RK] in voormelde hal een aan [eisendepartij] toebehorende heftruck aan het repareren was, een zijlader van [LS], bestuurd door [KL], zijnde een werknemer van [LS], achteruit rijdend de hal is binnengereden en vervolgens tegen de stilstaande heftruck is gereden, waardoor [RK], die aan de achterkant van de heftruck met de reparatie doende was, bekneld raakte tussen beide voertuigen en ernstige letselschade heeft opgelopen.
1.5
[eisendepartij] was ten tijde van voormeld ongeval verzekerd onder een door [R B.V.] (de moedervennootschap van [eisendepartij]) met ingang van 1 januari 2000 bij [gedaagde partij] afgesloten Aansprakelijkheidsverzekering voor Bedrijven (hierna: de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering). Bij afsluiting van deze verzekering is de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden CA-91 (hierna: de CA-91 voorwaarden) overeengekomen.
1.6
Bij brief van 24 januari 2002 heeft [gedaagde partij] in verband met de voortzetting van de verzekeringsovereenkomst aan de tussenpersoon van [R B.V.] een nieuw polisblad toegezonden. Daarop staat vermeld dat de Algemene Voorwaarden CA-2000 van toepassing zijn (hierna: de CA-2000 voorwaarden). Die voorwaarden zijn toen eveneens meegezonden.
1.7
In de CA-2000 voorwaarden is onder meer het volgende opgenomen:
“……
1.1 Algemeen
De verzekering dekt de aansprakelijkheid van verzekerde voor door derden geleden personen- en zaakschade mits de schade is ontstaan tijdens de contractsduur van de verzekering.
……
2.7 Motorrijtuigen
Niet gedekt is de aansprakelijkheid voor schade toegebracht met of door motorrijtuigen.
Deze uitsluiting geldt niet voor:
2.7.1 niet-kentekenplichtige motorrijtuigen
Motorrijtuigen, uitgezonderd bromfietsen, waarvoor een kenteken niet verplicht is.
Deze dekking geldt slechts voor het meerdere boven hetgeen verzekerd dient te zijn, dan
wel verzekerd is.
2.7.2 non-owners-liability
Motorrijtuigen gebruikt door ondergeschikten, waarvoor verzekerde in zijn hoedanigheid
van werkgever wordt aangesproken.
Deze dekking geldt uitsluitend voor motorrijtuigen waarvan de verzekerden genoemd in
Artikel 9.3.1. t/m 9.3.5 geen eigenaar of verzekeringsplichtige houder zijn in de zin van de
Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) of een analoge buitenlandse
wet.
Een andere verzekering gaat voor overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.
……”
1.8
[LS] had ten tijde van het ongeval voor de betreffende zijlader een bedrijfsmaterieelverzekering afgesloten bij de Goudse Verzekeringen. De Goudse Verzekeringen weigert dekking te verlenen, omdat zij van mening is dat [eisendepartij] aansprakelijk is voor het ongeval op grond van artikel 7:658 BW en waardoor volgens de Goudse Verzekeringen geen sprake is van een ongeval toegebracht door of met een motorrijtuig. Uit coulance is de Goudse Verzekeringen bereid 25% van de door [RK] geleden schade te vergoeden.
1.9
[RK] heeft [eisendepartij] gedagvaard voor deze rechtbank in de procedure met zaaknummer 360120 CV 07-6962. In deze zaak (hierna: de hoofdzaak) vordert [RK], kort gezegd, dat [eisendepartij] aansprakelijk is voor de schade die hij door voormeld ongeval heeft geleden.
De beoordeling
2.1
Aan haar vordering is door [eisendepartij] onder meer ten grondslag gelegd dat als in de hoofdzaak wordt geoordeeld dat [eisendepartij] geheel of gedeeltelijk aansprakelijk is jegens [RK] en voorts de Goudse Verzekeringen geen dekking verleent, [gedaagde partij] gehouden is die aansprakelijkheid van [eisendepartij] te dekken. Volgens [eisendepartij] volgt dit uit het bepaalde in artikel 3.3 van de CA-91 voorwaarden, die volgens haar van toepassing zijn op de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering. Ook als geoordeeld wordt dat de CA-2000 voorwaarden van toepassing zijn, is [gedaagde partij] daartoe volgens [eisendepartij] gehouden. Dit volgt, naar [eisendepartij] heeft betoogd, uit het bepaalde in artikel 2.7.1 van die voorwaarden, nu de zijlader een niet- kentekenplichtig motorrijtuig betreft en de Goudse Verzekeringen geen, althans slechts gedeeltelijk dekking verleent. Ook mag en mocht [eisendepartij], naar zij heeft aangevoerd, verwachten, gelet op de achterliggende gedachte van de in artikel 2.7. neergelegde uitsluiting, dat die uitsluiting zou aansluiten bij de dekking van de bedrijfsmaterieelverzekering. [eisendepartij] mocht een sluitende spiegelbeelddekking ten aanzien van beide verzekeringen verwachten. Artikel 2.7.1 dient volgens [eisendepartij] derhalve zodanig te worden uitgelegd dat [gedaagde partij] dekking verleent voor al hetgeen niet door een bedrijfsmaterieelverzekering of andere verzekering wordt gedekt.
2.2
[gedaagde partij] heeft betwist dat zij uit hoofde van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering dekking behoort te verlenen voor de eventuele aansprakelijkheid van [eisendepartij] jegens [RK].
[gedaagde partij] heeft op de eerste plaats als verweer aangevoerd dat de CA-2000 voorwaarden van toepassing zijn en niet de CA-91 voorwaarden. [gedaagde partij] heeft voorts betoogd dat, nu de Goudse Verzekeringen als de bedrijfsmaterieelverzekeraar van [LS] -die volgens [gedaagde partij] voor de schade van [RK] aansprakelijk is en waartoe zij [LS] in (onder)vrijwaring heeft geroepen-, dekking voor de schade dient te bieden, de schade feitelijk elders dan bij [gedaagde partij] is verzekerd, zodat er onder de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering geen dekking bestaat.
[gedaagde partij] heeft voorts betoogd dat de spiegelbeelddekking alleen van toepassing is, indien één en dezelfde persoon zijn aansprakelijkheid onder twee verzekeringen heeft verzekerd, waarbij de dekking van beide verzekeringen dusdanig op elkaar is afgestemd, althans afgestemd behoort te zijn, dat de aansprakelijkheid die op de ene polis is gedekt onder de andere is uitgesloten en vice versa. Van zo’n situatie is volgens [gedaagde partij] in casu geen sprake, omdat het gaat om slechts één persoon die slechts één verzekering kan aanspreken.
2.3
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de CA-2000 voorwaarden van toepassing op de tussen partijen gesloten bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeringsovereenkomst. Niet is immers weersproken, en staat dus vast, dat [gedaagde partij] bij schrijven van 24 januari 2002 in verband met de verlenging van die verzekering per 1 januari 2002 aan de assurantietussenpersoon van [R.B.V.] een nieuw polisblad heeft gezonden en dat daarop vermeld stond dat de CA-2000 voorwaarden van toepassing zijn. Ook is niet weersproken, en staat dus evenzeer vast, dat die voorwaarden bij dat schrijven waren gevoegd. Dit in aanmerking nemende, en nu is gesteld noch gebleken dat [R.B.V.] op enig moment bezwaar heeft gemaakt tegen de toepasselijkverklaring van de CA-2000 voorwaarden, en voorts in aanmerking nemende dat [R.B.V.] bij afsluiting van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering al akkoord was gegaan met de toepasselijkheid van de CA-91 voorwaarden (waarvan de CA-2000 voorwaarden de vervanging vormen), gaat de kantonrechter ervan uit dat [R.B.V.] heeft ingestemd met de gelding van de CA-2000 voorwaarden. In elk geval heeft [R.B.V.] bij [gedaagde partij] het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij met de toepasselijkheid van die voorwaarden op de aansprakelijkheidsverzekeringsovereenkomst instemde. Dat [R.B.V.] de nieuwe, bij het schrijven van 24 januari 2002 toegestuurde, aansprakelijkheidsverzekeringspolis niet heeft ondertekend, maakt dit niet anders.
Voor de beoordeling van het onderhavige geschil dient dus van de CA-2000 voorwaarden te worden uitgegaan.
2.4
Ten aanzien van de partijen verdeeld houdende vraag of [gedaagde partij] dekking dient te verlenen in het geval dat in rechte wordt geoordeeld dat [eisendepartij] geheel of gedeeltelijk aansprakelijk is voor de door [RK] geleden schade en voorts de Goudse Verzekeringen geen of slechts ten dele dekking verleent, is de kantonrechter van oordeel dat die vraag bevestigend dient te worden beantwoord. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.5
Tussen partijen is in confesso dat onder de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering geen dekking bestaat voor aansprakelijkheid voor schade, die wordt toegebracht met of door motorrijtuigen. Partijen zijn het er tevens over eens dat die uitsluiting echter niet geldt voor niet-kentekenplichtige motorrijtuigen, zij het dat alsdan de dekking slechts geldt voor het meerdere boven hetgeen verzekerd dient te zijn, dan wel verzekerd is.
Voorts is niet, althans onvoldoende, betwist dat de zijlader een niet-kentekenplichtig motorrijtuig betreft. Dat brengt met zich dat hoewel de zijlader een motorrijtuig betreft [gedaagde partij] de aansprakelijkheid van [eisendepartij] voor met of door die zijlader toegebrachte schade dient te vergoeden, zij het slechts, zoals in artikel 2.7.1 van de CA-2000 vooraarden staat omschreven, “voor het meerdere boven hetgeen verzekerd dient te zijn, dan wel verzekerd is.”
Volgens [gedaagde partij] hoeft zij geen dekking te verlenen, omdat de door [RK] geleden schade elders verzekerd is, te weten bij de Goudse Verzekeringen. Volgens [RK] bestaat die gehoudenheid er wél, nu de Goudse Verkeringen geen, althans slechts gedeeltelijk dekking verleent.
De uitsluitingsclausule van artikel 2.7 is opgenomen in een document met Algemene Voorwaarden, derhalve in een document dat voorbestemd is om een rechtsverhouding in een onbekend aantal gevallen op uniforme wijze te regelen. Vaststaat dat partijen over de uitsluitingsclausule niet hebben onderhandeld. Ook staat vast dat er evenmin een toelichting op die clausule is verstrekt. Onder deze omstandigheden verschuift bij de uitleg conform de Haviltex-formule het zwaartepunt naar objectieve factoren. Daarbij neemt de tekst weliswaar een plaats van betekenis in, maar niet een beslissende betekenis.
Aan [gedaagde partij] moet worden toegegeven dat, afgaande op de letterlijke tekst van artikel 2.7.1 van de CA-2000 voorwaarden, zij in het onderhavige geval geen dekking hoeft te bieden. Er staat immers dat slechts dekking wordt verleend boven het meerdere hetgeen verzekerd dient te zijn, dan wel verzekerd is, terwijl voorts vaststaat dat voor de zijlader een bedrijfsmaterieelverzekering is afgesloten bij de Goudse Verzekeringen.
Het punt is evenwel dat niet [eisendepartij], maar [LS] de bedrijfsmaterieelverzekering heeft afgesloten. Niet [eisendepartij], maar [LS] is partij bij die verzekeringsovereenkomst. [eisendepartij] is geen verzekerde onder die bedrijfsmaterieelverzekering en kan daaraan dus ook geen dekking ontlenen. Het standpunt van [gedaagde partij] komt er dan ook op neer dat [eisendepartij] geen dekking van haar aansprakelijkheid onder de bedrijfsaansprakelijheidsverzekering kan claimen, omdat een derde, [LS], hetzelfde risico (voor haar zelf) eveneens heeft verzekerd. Dit komt de kantonrechter onredelijk voor. Niet alleen heeft [eisendepartij] ten tijde van de totstandkoming ervan geen invloed uit kunnen oefenen op de inhoud van de bedrijfsmaterieelverzekering, althans is gesteld noch gebleken dat daarvan sprake is geweest, het standpunt van [gedaagde partij] leidt bovendien tot de apert onredelijke uitkomst, dat [eisendepartij], indien zij aansprakelijk wordt geacht jegens [RK] voor de door hem geleden schade, geen vergoeding zou kunnen claimen onder enigerlei verzekering en die schade geheel, althans gedeeltelijk –voor zover er geen betalingsbereidheid bij de Goudse Verzekeringen bestaat- uit eigen middelen zou moeten vergoeden, terwijl met de afsluiting van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering juist is beoogd, naar [eisendepartij] onweersproken heeft gesteld, alle aansprakelijkheid te dekken, die zij als werkgeefster op zich moet nemen. Dat dit oogmerk voor [gedaagde partij] bij het afsluiten van die verzekering niet kenbaar was, is gesteld noch gebleken. [eisendepartij] mag dan ook verwachten dat in de onderhavige situatie, waarin zij wordt aangesproken uit hoofde van haar werkgeverschap, [gedaagde partij] dekking verleent. Van [gedaagde partij] zou in elk geval verwacht hebben mogen worden dat zij, vóórdat zij de toepasselijkheid van de CA-2000 voorwaarden met [R.B.V.] overeenkwam, [R.B.V.] geïnformeerd zou hebben dat artikel 2.7.1 van de CA-2000 voorwaarden aldus verstaan moet worden dat óók geen dekking wordt verleend, indien de aansprakelijkheid voor schade toegebracht door of met een niet-kentekenplichtig motorrijtuig weliswaar niet verzekerd is door [R.B.V.], maar door derden. In dat geval had [R.B.V.] voor een andere verzekeringsvariant kunnen kiezen. Nu die informatie niet is verstrekt, mag [eisendepartij] het er voor houden dat op basis van artikel 2.7.1. van de CA-2000 voorwaarden alleen dán geen dekking wordt verleend, indien en voor zover de aansprakelijkheid voor schade toegebracht door of met een niet-kentekenplichtig motorrijtuig is verzekerd op grond van een door [R.B.V.] c.q. [eisendepartij] (elders) afgesloten verzekering.
Een redelijke uitleg van artikel 2.7.1. van de CA-2000 voorwaarden brengt dus met zich dat [gedaagde partij], ondanks het bestaan van de bedrijfsmaterieelverzekering, de aansprakelijkheid van [eisendepartij] voor de aan [RK] met de zijlader berokkende schade dient te dekken.
2.6
Op grond van het vorenstaande, zullen de vorderingen in voege als na te melden worden toegewezen. Hierbij wordt tevens in overweging genomen dat bij vonnis van heden in de hoofdzaak (waarvan een kopie aan dit vonnis is gehecht) de door [RK] tegen [eisendepartij] ingestelde vorderingen door de kantonrechter zijn toegewezen.
2.7
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
Nu [eisendepartij] zich in het incident heeft gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter, zullen de kosten van het geding in het incident worden gecompenseerd in voege als na te melden.
De beslissing
De kantonrechter:
I verklaart voor recht en bepaalt dat [gedaagde partij] volledige dekking dient te verlenen voor de schade van [RK] ontstaan door het ongeval dd. 29 maart 2005;
II veroordeelt [gedaagde partij] om aan [eisendepartij] datgene te betalen waartoe [eisendepartij] als gedaagde in de hoofdzaak jegens [RK] is veroordeeld, met inbegrip van de kostenveroordeling;
III veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van
[eisendepartij] begroot op:
€ 70,85 voor explootkosten
€ 500,00 voor salaris gemachtigde;
IV verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
V wijst het meer of anders gevorderde af;
In het incident
VI compenseert de kosten van het geding in het incident aldus dat elke partij de eigen
kosten draagt.
Aldus gewezen door mr. M.J.C.M. Manders, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 4 maart 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.