ECLI:NL:RBZLY:2009:BH7724

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
18 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
436052
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid van vertegenwoordiging in kort geding bij gedaagde vennootschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 18 februari 2009, is een kort geding aan de orde waarin de eiser, vertegenwoordigd door mw. mr. M.T.A. Lamers van FNV Bondgenoten, een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde partij, vertegenwoordigd door de heer [K]. De eiser vordert betaling van achterstallig loon van € 8.400,00 bruto, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente, en verzoekt de gedaagde partij in de proceskosten te veroordelen. De gedaagde partij is niet verschenen, en de kantonrechter heeft ambtshalve de rechtsgeldigheid van de vertegenwoordiging door de heer [K] onderzocht.

De kantonrechter constateert dat de heer [K] als bestuurder van de moedervennootschap van de gedaagde partij niet bevoegd is om deze te vertegenwoordigen in de procedure. Dit blijkt uit het handelsregister, waaruit blijkt dat de aandelen in de gedaagde partij worden gehouden door een andere vennootschap, en dat de heer [K] geen procuratiehouder is. De kantonrechter concludeert dat de gedaagde partij niet rechtsgeldig is verschenen, wat betekent dat de vordering bij verstek zal worden afgedaan.

De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe, met uitzondering van de gevorderde wettelijke verhoging, die wordt gematigd. De gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, de wettelijke verhoging, en de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken in de openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 436052 VV 09-8
datum : 18 februari 2009
Vonnis in het kort geding van:
[EISENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
eiser, verder te noemen: ‘[eisende partij]’
gemachtigde mw. mr. M.T.A. Lamers, jurist bij FNV Bondgenoten te Deventer,
tegen
[GEDAAGDE PARTIJ],
gevestigd te [vestigingsplaats] en mede zaakdoende te [vestigingsplaats],
gedaagde, verder te noemen: ‘[gedaagde partij]’,
niet verschenen.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het exploot d.d. 3 februari 2009 houdende een vordering tot het treffen van een voorziening bij voorraad met aangehechte producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 februari 2009. Verschenen zijn:
- [eisende partij], bijgestaan door mw. mr. Lamers voormeld,
- namens [gedaagde partij], de heer [K].
Het geschil
De vordering van [eisende partij] strekt ertoe dat [gedaagde partij] wordt veroordeeld tot betaling van tot 1 februari 2009 achterstallig loon ad € 8.400,00 bruto, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente en het loon vanaf 1 februari 2009, onder veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten.
Namens [gedaagde partij] heeft de heer [K] verweer gevoerd.
De beoordeling
1.
Uit de door [eisende partij] bij dagvaarding gevoegde producties blijkt dat hij als enig bestuurder van [gedaagde partij] is ingeschreven in het handelsregister. Daardoor heeft de kantonrechter ambtshalve de vraag te beantwoorden of [gedaagde partij] met de heer [K] op rechtsgeldige wijze in deze procedure is verschenen.
2.
Uit voormeld uittreksel uit het handelsregister blijkt dat de aandelen in [gedaagde partij] worden gehouden door de besloten vennootschap [naam] te [gemeente]. Bestuurder van die vennootschap, zo blijkt uit een ander uittreksel uit het handelsregister, is de heer [K]. Het enkele feit dat de heer [K] bestuurder is van de moedermaatschappij van [gedaagde partij] creëert geen bevoegdheid om [gedaagde partij] te vertegenwoordigen.
3.
Op de vraag of de heer [K] zijn bevoegdheid om namens [gedaagde partij] op te treden, kan onderbouwen en aantonen, heeft hij meegedeeld dat zijn verschijning niet berust op een daartoe genomen besluit van de vergadering van aandeelhouders van [gedaagde partij]. De heer [K] heeft voorts desgevraagd ontkend procuratiehouder voor [gedaagde partij] te zijn.
4.
Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde partij] een raad van commissarissen kent als bedoeld in artikel 2:250 BW en evenmin of de heer [K] daarvan deel uitmaakt. Voorts is gesteld noch gebleken dat het optreden van de heer [K] moet worden aangemerkt als een zaakwaarneming als bedoeld in artikel 6:198 BW ten behoeve van [gedaagde partij].
5.
Tot slot staat het bepaalde in artikel 2:256 BW er aan in de weg dat [gedaagde partij] geacht moet worden met [eisende partij] te zijn verschenen, nog daargelaten de omstandigheid dat [eisende partij] omstandig heeft aangevoerd dat hij geen ‘echt’ statutair bestuurder is of is geweest.
6.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [gedaagde partij] niet rechtsgeldig in deze procedure is verschenen en dat wat door de heer [K] is aangevoerd, niet kan worden aangemerkt als namens [gedaagde partij] te zijn verwoord, zodat zulks zonder betekenis is.
7.
Aangezien moet worden aangenomen dat [gedaagde partij] niet rechtsgeldig is verschenen, heeft dit tot gevolg dat de vordering jegens [gedaagde partij] bij verstek zal worden afgedaan.
8.
Het gevorderde komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat dit kan worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde wettelijke verhoging vooralsnog zal worden gematigd als nader in het dictum te melden.
9.
[gedaagde partij] zal in de proceskosten worden verwezen op basis van de verstekverlening. Voor zover [eisende partij] in verband met het in naam van [gedaagde partij] ter zitting gevoerde verweer meer of andere proceskosten heeft gemaakt, kan hij dit niet op [gedaagde partij] afwentelen. Daarvoor dient hij zich met de gestelde vertegenwoordiger te verstaan.
De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde partij] tegen bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen:
a. een bedrag van € 8.400,00 bruto aan achterstallig loon tijdens ziekte over de periode van 1 oktober 2008 tot en met 31 januari 2009;
b. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 10% (tien procent) over het sub a. genoemde bedrag;
c. het loon vanaf 1 februari 2009 op de gebruikelijke wijze en op de gebruikelijke tijdstippen;
d. de wettelijke rente over de voornoemde bedragen vanaf de opeisbaarheid van de onderliggende bedragen;
- veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eisende partij] begroot op:
• € 200,00 voor salaris gemachtigde
• € 85,98 voor explootkosten
• € 201,00 voor vastrecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 18 februari 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.