ECLI:NL:RBZLY:2009:BH7726
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en de gevolgen voor de werknemer in het licht van dividenduitkeringen door de werkgever
In deze zaak, uitgesproken op 17 februari 2009 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, stond de vraag centraal of het ontslag van de werknemer, gegeven op 1 april 2008, als kennelijk onredelijk moest worden aangemerkt. De werknemer, die in dienst was als chef productie, vorderde schadevergoeding van de werkgever wegens kennelijk onredelijk ontslag, onderbouwd met het argument dat de werkgever onvoldoende financiële voorzieningen had getroffen voor afvloeiende werknemers. De werkgever had in de periode voorafgaand aan het ontslag bijna € 5 miljoen aan dividend uitgekeerd aan de moedermaatschappij, wat volgens de werknemer een onzorgvuldige handelwijze was en de financiële ruimte voor een afvloeiingsregeling aantoonde.
De kantonrechter oordeelde dat de werkgever, ondanks haar beroep op financiële problemen, niet had aangetoond dat zij niet in staat was om een afvloeiingsregeling aan te bieden. De rechter wees erop dat de werkgever had moeten anticiperen op de gevolgen van het ontslag en dat de dividenduitkeringen aan de aandeelhouders in strijd waren met de zorgplicht jegens de werknemer. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag kennelijk onredelijk was en kende de werknemer een schadevergoeding van € 25.000 toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de ontslagdatum. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de werknemer niet had aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt. De werkgever werd in de proceskosten veroordeeld.
Deze uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers bij ontslagprocedures en de noodzaak om financiële voorzieningen te treffen voor werknemers die hun baan verliezen, vooral in situaties waarin er sprake is van dividenduitkeringen die de financiële positie van de werkgever kunnen beïnvloeden.