ECLI:NL:RBZLY:2009:BH8930

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
437854
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H. Canté
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst met toepassing van de oude kantonrechtersformule

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 13 maart 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een besloten vennootschap en een werknemer. De werknemer, die sinds 2008 niet meer werkzaam was voor de werkgever, had verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewijzigde omstandigheden. De werkgever verzocht op zijn beurt om een billijke vergoeding, berekend volgens de kantonrechtersformule met een correctiefactor van 1,5. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen opzegverbod was en dat de werknemer niet aannemelijk had gemaakt dat hij de overeenkomst onder dwang had getekend. De rechter oordeelde dat de overeenkomst tussen partijen duidelijk gericht was op beëindiging van het dienstverband en dat de werknemer de consequenties van deze overeenkomst moest dragen. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 31 maart 2009 en een vergoeding van € 56.500,- bruto aan de werknemer toegekend. Tevens werd de werkgever de gelegenheid geboden om haar verzoek tot ontbinding in te trekken. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt, tenzij de werkgever haar verzoek intrekt, in welk geval zij de kosten van de werknemer zou moeten vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Deventer
zaaknr. : 437854 HA VERZ 09-20
datum : 13 maart 2009
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
in de zaak van:
de besloten vennootschap [VERZOEKSTER],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekende partij,
gemachtigde mr. drs. S. Visser, advocaat te Hendrik Ido Ambacht,
tegen
[WERKNEMER],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
gemachtigde mr. J.F. Sabaroedin, advocaat te Enschede.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift.
De mondelinge behandeling is gehouden op 6 maart 2009.
Verschenen zijn:
- verzoekster, bij monde van de heer R. Hoogeweg, branchemanager, en bijgestaan door mr. Visser voornoemd;
- verweerder, bijgestaan door mr. Sabaroedin voornoemd.
Het geschil
Verzoekster (hierna ook: [VERZOEKSTER]) heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens gewijzigde omstandigheden. Verweerder (hierna ook: [werknemer]) heeft zich tegen toewijzing van het verzoek verzet, subsidiair verzocht om toekenning van een billijke vergoeding, berekend volgens de kantonrechtersformule bij toepassing van correctiefactor
C = 1,5.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a. [werknemer], thans [X] jaar oud, is op [datum] bij [VERZOEKSTER] in dienst getreden en is thans aangesteld in de functie van projectmanager.
b. [werknemer] geniet een bruto maandsalaris van € 3.981,-, vermeerderd met 8% vakantietoeslag en een 13e maand.
c. Partijen hebben op 23 januari 2008 een overeenkomst ondertekend, genaamd "Voorstel overeenkomst inzake outplacement" (hierna ook: de overeenkomst).
d. Partijen hebben aan de overeenkomst uitvoering gegeven, doch deze heeft niet geleid tot een dienstverband van [werknemer] met een andere werkgever.
e. Sedert eind januari 2008 is [werknemer] niet meer werkzaam geweest ten behoeve van [VERZOEKSTER].
2.
[VERZOEKSTER] heeft haar verzoek als volgt, kort samengevat, toegelicht.
Zij maakt haar bedrijf ervan om [VERZOEKSTER]- personeel bij opdrachtgevers werkzaam te doen zijn. Zij is een detacheringsbedrijf dat zich op een beperkt aantal markten richt binnen het gebied van de industriële computertechnologie. In de jaren 2006, 2007 en 2008 kon [werknemer] nog slechts zeer beperkt declarabel worden ingezet. Hij is niet pro-actief en mist bevlogenheid. Hij is er gedurende die periode niet meer in geslaagd om zijn functie van projectmanager naar behoren te verrichten. Één en ander komt ook tot uitdrukking in de kritische beoordelingen die hij de laatste drie jaren heeft gekregen. In overleg met [werknemer] is eind 2007/begin 2008 besloten dat hij zijn toekomst bij een andere werkgever zou zoeken. Daartoe hebben partijen de overeenkomst gesloten. Die voorziet in outplacementbegeleiding van [werknemer] op kosten van [VERZOEKSTER] gedurende in elk geval een jaar. Dat jaar is nu voorbij. Die outplacementbegeleiding is niet succesvol geweest. [VERZOEKSTER] heeft voor [werknemer] geen passende vervangende functie in haar organisatie. Gedurende de outplacementbegeleiding is [werknemer], op advies van het outplacementbureau dat hem begeleidde, vrijgesteld van de verplichting tot het verrichten van arbeid. Hij is aldus thans ruim een jaar niet meer in de organisatie van [VERZOEKSTER] werkzaam.
3.
[werknemer] heeft verzocht om afwijzing van het verzoek, subsidiair om toekenning van een billijke vergoeding volgens de uitkomst van de kantonrechtersformule bij toepassing van de correctiefactor C = 1,5. Hij heeft zijn verweer als volgt, ook kort samengevat, toegelicht.
Hij heeft in elk geval tot 2006 altijd uitstekend gefunctioneerd gedurende een langdurig dienstverband. Hij voelde zich gedwongen de overeenkomst ondertekenen, omdat het alternatief zou betekenen dat dadelijk stappen zouden worden gezet om te komen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De overeenkomst voorziet in een terugkeergarantie in het geval indiensttreding bij in nieuwe werkgever binnen 12 maanden na de aanvang daarvan zou eindigen. Ook al is er nu geen nieuw dienstverband, de overeenkomst moet aldus worden uitgelegd dat die terugkeergarantie nu ook geldt. [VERZOEKSTER] maakt deel uit van een zeer grote onderneming met veel vertakkingen en meer dan duizend werknemers. Het is onaannemelijk dat in zo een grote organisatie geen passende vervangende functie voor [werknemer] beschikbaar zou zijn. [VERZOEKSTER] heeft daar onvoldoende onderzoek naar gedaan. Dat valt haar te verwijten en dat verwijt moet – subsidiair - tot uitdrukking komen in een billijke vergoeding. De overeenkomst is gesloten op een moment dat nog niet bekend was dat de kredietcrisis zo’n negatieve invloed zou uitoefenen op de arbeidsmarkt. Die ontwikkeling moet voor het risico van [VERZOEKSTER] komen. Nu het kennelijke voornemen van [VERZOEKSTER] om arbeidsovereenkomst met [werknemer] te beëindigen al dateert uit het najaar van 2007, althans van een tijdstip ruimschoots voor 1 januari 2009, dient bij de vaststelling van een eventuele ontbindingsvergoeding aansluiting te worden gezocht bij de berekeningswijze volgens de kantonrechtersformule zoals die gold voor 1 januari 2009.
4.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat geen sprake is van een opzegverbod.
5.
[werknemer] heeft niet aannemelijk kunnen maken dat hij de overeenkomst onder enige dwang heeft getekend. Zo ontbreekt iedere aanwijzing, bijvoorbeeld in de vorm van brieven van zijn hand, dat hij zich niet kon vinden in het voorstel van [VERZOEKSTER] om de overeenkomst aan te gaan of dat hij, na het aangaan daarvan, daarover dadelijk al spijt had. Alles wijst erop dat beide partijen bij het aangaan van de overeenkomst het vertrouwen hebben gehad dat de outplacementbegeleiding succesvol zou zijn. Nu dat niet het geval blijkt te zijn is ontegenzeggelijk sprake van een met name voor [werknemer] teleurstellende ontwikkeling maar dat plaatst de overeenkomst nog niet in een ander daglicht. Het sluiten van de overeenkomst, die gelet op de inhoud onmiskenbaar was gericht op beëindiging van het dienstverband tussen partijen, gecombineerd met het vaststaande gegeven dat [werknemer] thans gedurende meer dan een jaar niet meer in de organisatie van [VERZOEKSTER] werkzaam is geweest, brengt mee dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toewijsbaar is. Ontbinding zal worden uitgesproken per 31 maart 2009, één en ander zoals in de hierna te vermelden beslissing opgenomen.
6.
Ten aanzien van het antwoord op de vraag of aanleiding bestaat tot toekenning van een billijke vergoeding en, zo ja, tot welk bedrag, geldt het volgende.
a.
De overeenkomst geeft ondubbelzinnig de intentie van beide partijen weer om - op termijn en na externe outplacementbegeleiding op kosten van [VERZOEKSTER] - de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Het standpunt van [werknemer] dat hij zich tot het aangaan van de overeenkomst gedwongen voelde omdat het alternatief zou zijn dat dadelijk naar ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou zijn gestreefd, overtuigt niet. Indien [werknemer], immers, rond het tijdstip waarop hem het voorstel voor het aangaan van de overeenkomst bereikte, de overtuiging zou hebben gehad dat voor ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst onvoldoende gronden voorhanden waren, had hij kunnen kiezen voor het voeren van verweer in een eventueel dan door [VERZOEKSTER] aangevangen ontbindingsprocedure. Hij heeft gekozen voor het aangaan van de overeenkomst en moet daarvan nu de consequenties dragen. De kantonrechter beschouwt de overeenkomst dan ook als een afspraak tussen partijen in het kader van de voorgenomen beëindiging van hun arbeidsovereenkomst. Aldus verstaan dienen de financiële offers van [VERZOEKSTER] bij de uitvoering van de overeenkomst te worden meegewogen bij de beantwoording van de vraag of aan [werknemer] thans, alle omstandigheden in aanmerking genomen, billijkheidshalve een vergoeding toekomt.
b.
Tussen partijen is niet in geschil dat [werknemer] in ieder geval gedurende een jaar geen arbeid ten behoeve van [VERZOEKSTER] heeft verricht teneinde zich volledig op de zoektocht naar vervangend werk elders en op de outplacementbegeleiding te kunnen richten. Daarmee zijn dus voor [VERZOEKSTER] salariskosten van bijna € 56.000,- bruto gemoeid geweest. Die outplacementbegeleiding heeft [VERZOEKSTER], zo heeft zij onweersproken aangevoerd, € 10.000 gekost. Billijkheidshalve heeft [werknemer] naar het oordeel van de kantonrechter thans nog aanspraak op een vergoeding die ongeveer overeenkomt met het verschil tussen de uitkomst van de kantonrechtersformule bij toepassing van correctiefactor C = 1 en de voormelde salariskosten en begeleidingskosten.
De kantonrechter is van oordeel dat voor de berekening de kantonrechtersformule moet worden toegepast zoals die vóór 1 januari 2009 luidde. Immers, waar hiervoor onder 6a werd overwogen dat de overeenkomst moet worden beschouwd als een afspraak tussen partijen in het kader van de voorgenomen beëindiging van hun dienstverband en om die reden de kosten van de uitvoering voor [VERZOEKSTER] in mindering mogen strekken op de thans toe te kennen vergoeding, brengt een consequente redenering mee dat ook de berekening van de billijke vergoeding naar dat moment in de tijd wordt teruggeplaatst.
Aldus berekend komt een vergoedingsbedrag van € 56.500,- bruto billijk voor.
7.
Ter zitting heeft [VERZOEKSTER] de betaling van een vergoeding groot € 36.500,- bruto aangeboden. Nu een hoger vergoedingsbedrag is aangekondigd zal aan [VERZOEKSTER], overeenkomstig de wet, de gelegenheid worden geboden om haar verzoek desgewenst in te trekken, één en ander als hierna in de beslissing opgenomen.
8.
In de omstandigheden van het geval vindt de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, behoudens in het geval [VERZOEKSTER] haar verzoek alsnog intrekt, omdat in dat geval zij met die kosten zal worden belast.
De beslissing
De kantonrechter:
- stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden per 31 maart 2009 onder toekenning aan [werknemer] ten laste van [VERZOEKSTER] van een vergoeding van € 56.500,- bruto;
- stelt [VERZOEKSTER] in de gelegenheid het verzoek in te trekken uiterlijk op 27 maart 2009 door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van de sector kanton, onder onverwijlde mededeling daarvan aan de wederpartij;
voor het geval [VERZOEKSTER] het verzoek niet intrekt:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 31 maart 2009 onder toekenning aan [werknemer] ten laste van [VERZOEKSTER] van een vergoeding van € 56.500,- bruto en veroordeelt [VERZOEKSTER] tot betaling van dat bedrag aan [werknemer] tegen bewijs van kwijting;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
voor het geval [VERZOEKSTER] het verzoek intrekt:
- veroordeelt [VERZOEKSTER] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [werknemer] vastgesteld op € 400,- voor salaris gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. A.H. Canté, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 13 maart 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.