ECLI:NL:RBZLY:2009:BH8931
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H. Canté
- Rechtspraak.nl
Onvoldoende bewijs voor aanrijding door laadklep vrachtwagen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 19 maart 2009, betreft het een verzekeringzaak waarin de eiser, vertegenwoordigd door mr. E.F. Muller, een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. J. Mulder, naar aanleiding van een aanrijding met een vrachtwagen. De eiser stelde dat de laadklep van de vrachtwagen in beweging was op het moment van de aanrijding, wat de oorzaak van de schade aan zijn voertuig zou zijn. De rechtbank heeft in een tussenvonnis de eiser de gelegenheid geboden om bewijs te leveren van zijn stelling.
De bestuurster van de auto, de dochter van de eiser, heeft verklaard dat zij achter de vrachtwagen tot stilstand kwam en dat zij niet precies kon aangeven wat er gebeurde op het moment van de aanrijding. Haar verklaring bood geen steun voor de stelling dat de laadklep in beweging was. Een getuige, die beweerde de laadklep te hebben zien bewegen, werd door de rechtbank als niet overtuigend beoordeeld, omdat haar zicht op de laadklep belemmerd was.
In de contra-enquête heeft de gedaagde twee getuigen voorgebracht die verklaarden dat de laadklep in ruststand was op het moment van de aanrijding. De getuigen gaven aan dat de laadklep niet in beweging was en dat deze voldoende beveiligd was met waarschuwingssignalen. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet in zijn bewijs is geslaagd en dat de aanrijding niet het gevolg was van een bewegende laadklep.
De vordering van de eiser werd afgewezen en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de bestuurder van de auto in staat had moeten zijn om de vrachtwagen zonder aanrijding te passeren, gezien de omstandigheden. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter A.H. Canté in de openbare terechtzitting.