ECLI:NL:RBZLY:2009:BI1453

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
17 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09/2367 en 268
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om opheffing schorsende werking monumentenvergunning Drents Museum

Op 23 januari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Assen bekendgemaakt dat op 9 januari 2009 van rechtswege een monumentenvergunning is verleend aan het college van gedeputeerde staten van Drenthe voor de uitbreiding en wijzigingen aan het gebouw van het Drents Museum. Eiser 1 en eiser 2 hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. Verzoeker 1 heeft op 26 februari 2009 verzocht om opheffing van de schorsende werking van het beroep, gevolgd door een soortgelijk verzoek van verzoeker 2 op 27 februari 2009. Beide verzoeken zijn behandeld op 3 april 2009.

De voorzieningenrechter overweegt dat alleen de vergunninghouder kan verzoeken om opheffing van de schorsende werking van het beroep tegen de monumentenvergunning. Verzoeker 1 kan als partij in de hoofdzaak om een voorlopige voorziening verzoeken. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is bij de opheffing van de schorsende werking, aangezien de bouwwerkzaamheden pas in juni 2009 zullen aanvangen en een groot deel van het bouwplan de monumenten niet zal raken. De hoofdzaak zal op 18 mei 2009 worden behandeld, waardoor er op dit moment geen spoedeisend belang is. De verzoeken worden afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.A.M. Spreuwenberg als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Voorzieningenrechter
Registratienummers: Awb 09/267 en 09/268
Uitspraak betreffende de verzoeken om voorlopige voorziening van:
het college van burgemeester en wethouders van Assen, verzoeker 1, en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe, verzoeker 2,
in het geding aanhangig tussen
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, eiser 1, en
(eiser 2),
en
het college van burgemeester en wethouder van Assen, verweerder,
alsmede
het Drents Museum, derde partij.
1.Procesverloop
Op 23 januari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Assen (hierna:
b en w) bekendgemaakt dat op 9 januari 2009 van rechtswege een monumentenvergunning is verleend aan verzoeker 2 ten behoeve van de uitbreiding van en wijzigingen aan het gebouw van het Drents Museum.
Eiser 1 en eiser 2 hebben tegen dat besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 26 februari 2009 heeft verzoeker 1 op grond van het bepaalde in artikel 16, zevende lid, van de Monumentenwet 1988 verzocht om opheffing van de schorsende werking die het gevolg is van het instellen van beroep.
Bij brief van 27 februari 2009 heeft verzoeker 2 een soortgelijk verzoek gedaan.
Beide verzoeken zijn ter zitting behandeld op 3 april 2009.
Verzoeker 1 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.G.E. Kuiper.
Verzoeker 2 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. van Deutekom, mr. B. Oudenaarden, G.O. Saalmink en M. Weringa.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.G.E. Kuiper.
Voor eiser 1 zijn verschenen mr. M.A. Valkenburcht, drs. M.S. Verweij en ir. A. le Coultre.
Eiser 2 is in persoon verschenen.
De derde partij heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
2.Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. In dit kader is door verzoekers aangevoerd dat de geplande uitbreiding en verbouwing van het Drents Museum na een langdurig voortraject met deskundigen tot stand is gekomen en voor de gemeente Assen van essentieel belang is.
Het project wordt mede gefinancierd door subsidieverlening door het Samenwerkings-verband Noord-Nederland. Om de subsidie daadwerkelijk te kunnen verkrijgen dienen de bouwwerkzaamheden gereed te zijn voor 31 december 2010. Is dat niet het geval, dan vervalt de helft van de subsidie en kan het project niet doorgaan.
In de eerste plaats overweegt de voorzieningenrechter dat alleen de vergunninghouder kan verzoeken om opheffing van de schorsende werking van het beroep tegen de monumentenvergunning als bedoeld in artikel 16, zevende lid, van de Monumentenwet 1988.
Aangezien verzoeker 1 partij is in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 8:81, tweede lid, van de Awb kan hij als zodanig om een voorlopige voorziening verzoeken.
Beide verzoekers kunnen dan ook in hun verzoek worden ontvangen.
De vraag of verzoekers een spoedeisend belang hebben bij opheffing van de schorsende werking van het beroep tegen de monumentenvergunning moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontkennend worden beantwoord.
Ter zitting is zijdens verzoeker 2 verklaard dat de daadwerkelijke bouwwerkzaamheden eerst in juni 2009 zullen aanvangen; een groot deel van het bouwplan bestaat daarbij uit werkzaamheden die de monumenten niet zullen raken. Aangezien de hoofdzaak op 18 mei 2009 aanstaande door een meervoudige kamer ter zitting zal worden behandeld constateert de voorzieningenrechter dat van een spoedeisend belang op dit moment geen sprake is.
De verzoeken zullen dan ook worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank
- wijst de verzoeken om opheffing van de schorsende werking van de beroepen tegen de monumentenvergunning af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.A.M. Spreuwenberg als griffier, op
Afschrift verzonden op: