ECLI:NL:RBZLY:2009:BI1814

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
144786 - HA ZA 08-544
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. Huijzer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslagprocedure van een ex-bestuurder met betrekking tot de reorganisatie van Welzorg

In deze zaak gaat het om de ontslagprocedure van [eiser], een ex-bestuurder van Welzorg Holding B.V., die zijn ontslag aanvecht. De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft op 25 februari 2009 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin [eiser] vorderingen heeft ingesteld tegen zijn voormalige werkgever, Welzorg. De procedure is gestart na het ontslag van [eiser] op 29 oktober 2007, dat volgens hem kennelijk onredelijk was en gebaseerd op een voorgewende reden. De rechtbank heeft vastgesteld dat Welzorg het ontslag heeft gerechtvaardigd door te stellen dat [eiser] als CFO niet naar behoren functioneerde en dat er een gebrek aan vertrouwen was. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de reorganisatie van Welzorg en de rol van [eiser] daarin uitvoerig onderzocht. Het vonnis benadrukt dat [eiser] niet in staat was om de rol van CFO adequaat in te vullen in de veranderde omstandigheden en dat hij niet voldoende heeft bijgedragen aan de noodzakelijke veranderingen binnen het bedrijf. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gevolgen van het ontslag voor [eiser] niet te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Welzorg bij de opzegging. Welzorg heeft [eiser] een beëindigingsvergoeding van EUR 87.678,-- betaald, en hij heeft ook een aanzienlijk bedrag ontvangen voor zijn aandelen in WZG International. De rechtbank heeft de vordering van [eiser] grotendeels afgewezen, met uitzondering van een bedrag van EUR 3.416,-- dat Welzorg aan [eiser] moet betalen wegens teveel ingehouden vakantiedagen. De proceskosten zijn voor rekening van [eiser].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 144786 / HA ZA 08-544
Vonnis van 25 februari 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.G.M. Hovius,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WELZORG HOLDING B.V.,
gevestigd te Almere,
gedaagde,
advocaat mr. M.F.H.M. van Haastert.
Partijen zullen hierna [eiser] en Welzorg genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de conclusie van repliek met producties,
- de conclusie van dupliek.
2. De feiten
2.1. Welzorg en met haar gelieerde ondernemingen houden zich, kort gezegd, bezig met het leveren van hulpmiddelen aan ouderen en lichamelijk gehandicapten. WZG Group B.V. (hierna: WZG Group) en WZG International S.à.r.l. te Luxemburg (hierna: WZG International) zijn moedermaatschappijen van het concern. Eén van de aandeelhouders is Industri Kapital Ltd (hierna: IK).
Welzorg had tot eind 2005 een decentrale organisatie met 50 vestigingen in Nederland. Naar aanleiding van een TNO-rapport is besloten tot centralisering. De uitwerking van dat besluit is onder meer neergelegd in een businessplan van februari 2006.
2.2. [eiser], geboren [datum], is na selectie door een gespecialiseerd bureau op 1 september 2006 in dienst getreden van Welzorg als financieel directeur (hierna: de arbeidsovereenkomst). Hij is, na afloop van zijn proeftijd, op 1 november 2006 benoemd tot statutair directeur (CFO) van zowel Welzorg als WZG Group. Hij diende te rapporteren aan [A] (CEO), de enige andere, in 2005 benoemde, statutair directeur van Welzorg. [eiser] loon bedroeg EUR 14.062,50 bruto per maand, te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag, een vast tantième van EUR 3.375,-- bruto per maand en een pensioenbijdrage van EUR 2.953,-- per maand. In de arbeidsovereenkomst is opgenomen (artikel 2.2) dat de opzegtermijn voor Welzorg vier maanden is.
2.3. In de notulen van de vergadering van de raad van commissarissen van WZG Group van 26 juni 2007, bij welke vergadering [A] en [eiser] aanwezig waren, is onder punt 14 opgenomen:
The Supervisory Board wishes to evaluate the actions management has taken during the past half year to establish the success of the turn around process of Welzorg. However the Board is of the opinion that they currently do not have sufficient information for that purpose. Therefor the Supervisory Board asks [[B]] to have interviews with key employees and gather more information regarding the restructuring. [[B]] will report to the supervisory Board by the end of July. The Board emphasises that he decision does not interfere with the role of management but solely is taken to quickly gather relevant information to make it able for the board to perform its governing and advising role for the company.
2.4. Op 17 juli 2007 heeft [B] het in de notulen bedoelde rapport uitgebracht. Het bevat (blz 13) een zevental conclusies gevolgd door (blz 14):
* Vastgesteld moet worden, dat Welzorg Nederland in een gevarenzone is terecht gekomen.
* Vastgesteld moet ook worden, dat de wijze waarop zonder gedegen plan is gestart met een organisatieverandering en al doende gezocht werd naar oplossingen een destructieve invloed heeft.
* Vastgesteld moet worden, dat de bestuurders tot op heden er niet in geslaagd zijn op overtuigende manier een proces op gang te brengen dat leidt tot stabilisatie van Welzorg en een perspectief geeft op groei of verbreding.
* Het behoeft ten slotte geen nadere toelichting, dat beide bestuurders nu dermate zijn belast met de dingen van de dag, dat betwijfeld moet worden of zij op korte termijn echt uitbouw kunnen geven aan de internationale uitbouw van Welzorg.
Ten slotte formuleert [B] enige uitgangspunten voor een herstelplan.
2.5. [A] en [eiser] hebben op 20 juli 2007 een schriftelijke reactie gegeven op de bevindingen van [B] en opgemerkt dat zij een aantal conclusies die getrokken worden met betrekking tot (1.) het ontbreken van een actueel reorganisatieplan, (2.) operations “back to basics”, (3.) splitsing van standaard en special, en (4.) groeistrategie, volledig onderschrijven
2.6. [A] is bij besluiten van de aandeelhouders van WZG Group en Welzorg op 21 augustus 2007 ontslagen als statutair directeur. [eiser] was daarna de enig statutair directeur van Welzorg.
2.7. Op 20 augustus 2007 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en [C], commissaris van Welzorg en vertegenwoordiger van IK. In het daarvan gemaakte verslag staat onder meer:
“(…) [[eiser]] geeft aan niet in staat te zijn een goede invulling van de rol van [CFO] van Welzorg te kunnen geven in de veranderde omstandigheden. (…) Hij heeft in de nie[u]we structuur gering vertrouwen en zegt over het beleid voor de toekomst dat hij zich er geheel niet in herkent (…) [[eiser]} geeft aan het eens te zijn met de analyse dat (…) [A] ‘op de verkeerde stoel is terechtgekomen’ (…) De grote fouten die gemaakt zijn betreffen het feit dat er een incompleet plan was, dat ‘enorm slecht geimplementeerd’ is. [[eiser]] geeft aan dat de huidige operationele situatie daardoor onhoudbaar is geworden – de problemen rijzen de pan uit en er moet iets gebeuren. (…)”.
[eiser] heeft [C] en (cc) [B] op 21 augustus 2007 een e-mail gezonden waarvan de bijlage onder meer inhoudt:
“(…) Door de ontwikkelingen/ingrepen van afgelopen weken is er onvoldoende basis ontstaan voor mij als statutair financieel directeur de gewenste/noodzakelijke invulling aan deze functie te (blijven) geven en de bijbehorende verantwoordelijkheden te blijven dragen. (…) In het belang van het bedrijf en de stakeholders streef ik ernaar in goed overleg afspraken te maken wat betreft de timing van uitdiensttreding, wijze van functie-invulling tot uitdiensttreding, de financiele (schade)schadevergoeding bij uitdiensttreding en communicatie. (…)”
Bij e-mail van 28 augustus 2007 meldt [eiser] [C] en (cc) [B]:
“(…) Door de voorbereide en genomen besluiten, waarin ik veelal geen invloed kan/mag hebben, wordt het mij onmogelijk gemaakt de verantwoordelijkheid als statutair directeur in deze situatie op een juiste wijze in te vullen en te dragen. De gekozen richting van het “herstelplan” is voor mij als financieel directeur onaanvaardbaar; een verder verzwakking van dit bedrijf in het financiele en administratieve beheer is, naar mijn mening, onvermijdelijk het gevolg. Daarom wil ik op zeer korte termijn duidelijkheid hebben over hoe en wanneer wij tot concrete afspraken komen over de invulling, timing en de uitvoering van deze statutaire verantwoordelijkheid. Zoals vorige week besproken en afgesproken zullen wij, op korte termijn, tot afspraken moeten komen hoe en wanneer een verbreking van ons contract gaat plaatsvinden. (…)”
2.8. Welzorg heeft [eiser] op 7 september 2007 een concept-vaststellingsovereen-komst voorgelegd. [eiser] heeft in een reactie op dit voorstel een groot aantal amendementen geformuleerd. Partijen hebben uiteindelijk geen overeenstemming bereikt.
[eiser] heeft [C] op 8 oktober 2007 meegedeeld dat hij, conform diens besluit, die middag zijn actieve werkzaamheden voor Welzorg heeft afgerond.
2.9. In een bericht dat op 27 oktober 2007 is verschenen op de internetsite van het Vara-programma Kassa, wordt aandacht besteed aan Welzorg. In het bericht staat onder meer:
“(…) Deze zomer is de directie naar huis gestuurd en de nieuwe directeur die sinds augustus in dienst heeft, is de afgelopen weken heel druk bezig geweest met een nieuw plan van aanpak. De 4 regionale servicecentra zijn geschrapt en er zijn weer 27 vestigingen geopend door het hele land die verantwoordelijk zijn voor de complete dienstverlening(…)”.
2.10. Bij brief van 5 november 2007 heeft Welzorg [eiser] meegedeeld dat hij door de aandeelhoudersvergaderingen van WZG Group en Welzorg op 29 oktober 2007 met onmiddellijke ingang is ontslagen uit zijn functie van statutair directeur (CFO) bij beide vennootschappen.
Bij brief van 7 november 2007 heeft [eiser] de nietigheid van die ontslagen ingeroepen wegens het ontbreken van toestemming van het CWI.
De advocaat van Welzorg heeft bij brief van 15 november 2007 meegedeeld dat voor het ontslag van een statutair directeur geen toestemming van het CWI vereist is, en dat Welzorg een correcte eindafrekening zal opstellen waarvan de schade doordat de opzegtermijn niet in acht is genomen, deel zal uitmaken.
2.11. Uit de salarisspecificatie over de periode 1 oktober 2007 tot en met 29 oktober 2007 blijkt dat Welzorg een bedrag van EUR 3.416,-- bruto wegens 40 teveel genoten vakantieuren in mindering heeft gebracht. Verder heeft Welzorg aan [eiser], met als omschrijving “beëindigingsvergoeding”, in november 2007 een bedrag van EUR 87.678,-- bruto voldaan.
3. De vordering
3.1. [eiser] vordert, kort samengevat, veroordeling van Welzorg tot betaling van:
a. EUR 12.094,57 bruto wegens niet opgenomen vakantiedagen, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
b. EUR 120.000,-- wegens kennelijk onredelijk ontslag.
3.2. Volgens [eiser] had hij aan het eind van de arbeidsrelatie tussen partijen nog recht op 12 vakantiedagen met een tegenwaarde van EUR 8.678,57 bruto. In plaats van dat bedrag te voldoen heeft Welzorg ten onrechte EUR 3.416,-- bruto ingehouden voor teveel opgenomen vakantie dagen. Aan hem komt derhalve nog EUR 12.094,57 bruto toe. [eiser] heeft een, hierna te bespreken, toelichting gegeven op de door hem opgenomen dagen.
3.3. Verder stelt [eiser] dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Welzorg kennelijk onredelijk is in de zin van artikel 7:681 lid 2 BW.
3.3.1. [eiser] stelt dat Welzorg de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd onder opgave van een voorgewende reden.
Welzorg legt aan haar opzegging ten grondslag dat [eiser] als CFO heeft gedisfunctioneerd. Die mededeling kwam voor [eiser] geheel onverwacht, omdat [A], die [eiser] heeft aangesteld en aan wie [eiser] rapporteerde, in december 2006 een positieve beoordeling heeft gegeven en het functioneringsgesprek in juni 2007 was ook positief. [B] heeft in een brief van 22 mei 2007 zijn volledige vertrouwen in [eiser] bevestigd. [C] en een andere commissaris hebben in augustus 2007 aangegeven met [eiser] als bestuurder verder te willen. [B] heeft [eiser] zelfs nog gevraagd naar zijn interesse als CEO.
Welzorg baseert het ontslag voorts op de stelling dat [eiser] zijn verantwoordelijkheid als statutair bestuurder niet wenste te nemen. Dat is niet juist. [eiser] heeft er juist alles aan gedaan om de door de raad van commissarissen al vóór zijn aantreden ingezette centralisatieplannen door te voeren. [eiser] is nimmer verantwoordelijk geweest voor problemen met klanten. Hij kan ook niet verantwoordelijk gehouden worden voor de taken en bevoegdheden die niet binnen zijn functie horen. Over toevoeging van algemene taken als lid van de raad van bestuur is nimmer met hem gesproken. [eiser] ontkent niet dat er problemen waren met de implementatie van veranderingen, maar problemen doen zich nu eenmaal bij alle grote veranderingen voor. Hij is niet ingeschakeld bij het opzetten van het herstelplan van [B].
Dat [eiser] weg zou willen bij Welzorg heeft hij nimmer letterlijk geuit en is dus geen geldige reden om de arbeidsovereenkomst maar te beëindigen.
3.3.2. Bovendien is de opzegging kennelijk onredelijk, omdat de gevolgen daarvan voor [eiser] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Welzorg bij de opzegging.
[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding naar redelijkheid en billijkheid vanwege het verlies van zijn arbeidsplaats en het ontbreken van enig aanbod tot compensatie daarvan. [eiser] heeft pas op 1 april 2008 een tijdelijke opdracht kunnen aanvaarden als interim manager, maar heeft nog steeds geen uitzicht op een vaste betrekking.
Verder heeft [B] in het programma Kassa gezegd dat de directie verantwoordelijk was voor de “totaal mislukte reorganisatie”. De mededeling van [B] over het “de laan uit sturen van de directie”is niet alleen onjuist maar ook onrechtmatig tegenover [eiser]. Zijn eer en goede naam is door de onjuiste en diffamerende uitlatingen van [B] die vóór de indiensttreding van [eiser] had meebesloten te reorganiseren ernstig geschaad. [eiser] moest “hangen” voor fouten waarvoor hij zelf geen verantwoordelijkheid droeg. Welzorg heeft geen actie ondernomen om de mededeling op de website van het programma te doen rectificeren, hetgeen net zo kwalijk is.
3.3.3. [eiser] acht een vergoeding van EUR 120.000,-- (ongeveer een half jaarsalaris) gepast, gelet op de duur van het dienstverband, de hoogte van zijn loon en verdere emolumenten, en de omstandigheid dat Welzorg in het kader van de beëindigingsonderhandelingen zelf een bedrag van EUR 74.000,-- + EUR 37.125,-- redelijk achtte als vergoeding.
[eiser] heeft bovendien voor EUR 250.000,-- aandelen WZG International gekocht. Het bedrag dat hij daarvoor na onderhandelingen heeft gekregen was minder dan de aandelen waard waren, maar [eiser] heeft daarmee genoegen genomen ter voorkoming van verdere procedures.
4. Het verweer
4.1. [eiser] had in 2007 recht op 25 vakantiedagen. Hij heeft 30 dagen opgenomen, zodat er aan het eind van het dienstverband een tekort was dat Welzorg in mindering heeft gebracht bij de eindafrekening.
4.2. Volgens Welzorg is de reden voor het ontslag dat zij het vertrouwen in het functioneren van [eiser] had verloren omdat [eiser] heeft aangegeven niet meer met Welzorg verder te willen. Er is geen grond voor het toekennen van een vergoeding wanneer er sprake is van disfunctioneren van de directeur en de directeur, als hij nog een kans krijgt, het bijltje erbij neergooit. In die omstandigheden ligt het in de rede dat de directeur zelf opzegt. [eiser] heeft dat niet gedaan, maar is rustig blijven afwachten tot Welzorg dit deed.
[eiser] is weliswaar niet degene die de eerste fase van de reorganisatie heeft uitgevoerd, maar hij was als medebestuurder gehouden, toen hij zag dat er problemen ontstonden, openheid van zaken te geven aan de raad van commissarissen en mee te helpen de ontstane situatie om te keren.
Pas nadat duidelijk werd dat de raad van commissarissen structureel door het bestuur een te positief beeld geschetst kreeg van de organisatie heeft deze zelf besloten een nader onderzoek in te stellen. Het bestuur is daarvan op de hoogte gesteld alsmede van de uitkomsten van het onderzoek.
Daarnaast had [eiser] ook zijn eigen financiële taak waarvan hij zich niet goed heeft gekweten. [eiser] heeft geen goede resultaten behaald. Er is dan ook geen enkele reden om hem een vergoeding toe te kennen. Dit klemt te meer daar Welzorg door het slechte beleid van het bestuur financiële problemen heeft en er gedwongen ontslagen moeten vallen.
[eiser] is niet opeens geconfronteerd met het voornemen hem te ontslaan. Hij heeft zelf in augustus 2007 aangegeven te willen vertrekken; het liefst met een som geld. Het kan dan ook nauwelijks een verrassing voor [eiser] zijn geweest dat Welzorg hem, die zonder ook maar enige bijdrage te leveren op de loonlijst stond, eind oktober 2007 heeft ontslagen.
Welzorg was te gast in het programma Kassa, omdat zij niet meer in staat was goede service te verlenen. De mededelingen die Welzorg toen heeft gedaan waren nodig om de rust te laten wederkeren en de ruimte te creëren om de problemen op te lossen. De mededelingen waaraan [eiser] waaraan [eiser] refereert zijn niet door Welzorg uit eigen beweging gedaan, maar waren een bevestiging van een statement van de presentator. De naam van [eiser] is daarbij geheel niet genoemd.
4.3. De gevolgen van de opzegging voor [eiser] zijn daarom niet te ernstig in vergelijking met het belang van Welzorg bij de opzegging. [eiser] heeft bij de beëindiging van zijn dienstverband een bedrag van EUR 87.678,-- ontvangen en bovendien heeft hij voor zijn aandelen WZG International EUR 364.918,-- ontvangen terwijl deze EUR 157.550,-- waard waren.
5. De beoordeling
5.1. Niet, althans niet voldoende bestreden is dat [eiser] over het gedeelte van 2007 dat hij in dienst was van Welzorg, recht had op 25 vakantiedagen. Omtrent de dagen waarover geschil bestaat is het volgende gebleken.
Volgens [eiser] was hij 1, 6 en 13 februari en 8 en 27 maart 2007 weliswaar afwezig in verband met bezoek aan zijn ernstig zieke moeder, maar heeft hij die dagen, na overleg met [A], zoveel mogelijk zijn werkzaamheden telefonisch en per e-mail verricht. [A] was als CEO tot het geven van die toestemming bevoegd. Welzorg bestrijdt niet dat [A] die toestemming heeft gegeven. Zij is daar aangebonden en kan daar in het kader van een eindafrekening niet op terugkomen.
Verder heeft [eiser] aangevoerd dat hij op 5 juni 2007 gewoon op kantoor was, hetgeen Welzorg onvoldoende heeft weersproken, omdat de productie waar zij naar verwijst daarover geen uitsluitsel geeft.
Dat de dagen 22 tot en met 26 oktober 2007 vallen na de op non-actiefstelling van 8 oktober 2007 verhindert niet dat deze als vakantiedagen kunnen worden aangemerkt nu [eiser] ook daadwerkelijk vakantie heeft genomen terwijl hij nog in dienst van Welzorg was.
De slotsom is dan dat Welzorg ten onrechte een bedrag voor vijf teveel opgenomen vakantiedagen heeft ingehouden op het loon van [eiser]. Zij zal dat alsnog moeten voldoen als hierna te bepalen. Voor toekenning van een hoger bedrag is geen plaats, omdat niet is komen vast te staan dat [eiser] in 2007 recht had op meer dan 25 vakantiedagen. Welzorg heeft geen bezwaar gemaakt tegen toekenning van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, zodat de rechtbank deze zal toewijzen.
5.2. [eiser] is als gewoon werknemer aangesteld en is kort daarna benoemd tot statutair directeur van Welzorg. Uit niets blijkt dat hij bezwaar had, laat staan bezwaar gemaakt heeft tegen die benoeming. Van hem mocht dus worden verwacht dat hij als volwaardig lid van de raad van bestuur van Welzorg zou functioneren. Dat bracht allereerst mee dat hij zou meewerken aan de voorziene centralisering van de organisatie van Welzorg, maar ook dat hij ongewenste neveneffecten daarvan zou onderkennen en redresseren. Niet voldoende bestreden is dat de centralisering een ongunstig effect had op de bedrijfsvoering van Welzorg en dat daardoor klachten ontstonden van haar afnemers. Nadat [B] uitgangspunten voor een herstelplan had geformuleerd, heeft [eiser] eerst (rov 2.5) te kennen gegeven in hoofdlijnen te kunnen instemmen met die uitgangspunten, maar daarna (rov. 2.7) aan [C] te kennen gegeven de wijzigingen niet voor zijn rekening te willen nemen en beëindiging van de arbeidsovereenkomst ter sprake gebracht. Op grond van dit een en ander heeft Welzorg [eiser] als statutair directeur ontslagen en kennelijk op dezelfde grond de arbeidsovereenkomst met hem opgezegd. De gronden voor de opzegging vinden genoegzaam steun in de vaststaande feiten, zodat de stelling van [eiser] dat de opzegging door Welzorg geschied is op grond van een voorgewende reden, niet draagkrachtig is.
5.3. Bij de beoordeling van de vraag of de gevolgen van de opzegging voor [eiser] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Welzorg bij de opzegging, is gelet op het debat van partijen alleen aan de orde of Welzorg een substantiële financiële voorziening voor [eiser] had behoren te treffen. Bij die beoordeling dienen alle omstandigheden van het geval aan de orde te komen, zoals deze zich niet later dan op het tijdstip van de opzegging voordeden. Nadien intredende omstandigheden kunnen in aanmerking worden genomen voor zover zij aanwijzingen opleveren voor wat niet later dan op voormeld tijdstip kon worden verwacht.
[eiser] is 51 jaar oud en heeft, naar zijn eigen zeggen, grote ervaring als financieel directeur bij grote ondernemingen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien hoe voor hem, een financieel manager in de kracht van zijn leven, zijn leeftijd die gepaard gaat met ruime ervaring, een negatieve invloed heeft op zijn kansen op de arbeidsmarkt.
[eiser] is slechts dertien maanden in dienst geweest van Welzorg. Welzorg diende contractueel een opzegtermijn van vier maanden in acht te nemen en heeft uiteindelijk- na het op 29 oktober 2007 gegeven ontslag nog vier maanden loon voldaan. [eiser] heeft derhalve loon ontvangen tot 1 maart 2008, waartegenover sedert 8 september 2007 geen enkele arbeidsinspanning van zijn kant heeft gestaan. [eiser] kon zich gedurende al die tijd oriënteren op de arbeidsmarkt. In de opzegtermijn van vier maanden is, gelet ook op de in artikel 7:672 lid 2 sub b BW opgenomen termijn van één maand, reeds een voorziening gelegen.
[eiser] heeft per 1 april 2008 een nieuwe werkkring aanvaard. Hij merkt wel op dat het slechts gaat om interim management, maar hij heeft geen inzicht gegeven in de inhoud, omvang en duur daarvan, zodat aangenomen moet worden dat dit een volwaardige werkkring is.
Voorts klaagt [eiser] over mededelingen die Welzorg heeft gedaan in het programma Kassa. In het kader van zijn huidige vordering is niet aan de orde of deze mededelingen al dan niet rechtmatig waren, maar of de positie van [eiser] daardoor ongunstig is beïnvloed zodat het treffen van een compenserende voorziening van Welzorg mocht worden verwacht. [eiser] heeft echter op geen enkele manier aannemelijk gemaakt dat de gewraakte mededelingen hem daadwerkelijk in een ongunstiger positie hebben gebracht op de arbeidsmarkt of dat hij daar anderszins hinder van heeft ondervonden.
Verder is nog van belang dat [eiser] zijn aandelen WZG International, die hij voor EUR 250.000,-- had gekocht, voor EUR 364.918,-- kunnen verkopen. Dat mag een bedrag zijn onder de marktwaarde van de aandelen -[eiser] stelt het, Welzorg bestrijdt het- maar dat neemt niet weg dat, samenhangend met zijn dienstbetrekking, [eiser] een aanmerkelijke som gelds heeft ontvangen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat van Welzorg niet kan worden verlangd dat zij een verdere voorziening treft dan is gedaan. Dat klemt te meer, omdat [eiser] door zijn houding ten aanzien van het herstelplan, het voor Welzorg onmogelijk heeft gemaakt hem als CFO te handhaven.
5.4. De vordering zal voor het overgrote deel worden afgewezen. [eiser] dient daarom de kosten van de procedure te dragen. Deze worden aan de zijde van Welzorg begroot op EUR 2.905,-- voor vast recht en op EUR 2.842,-- voor advocaatkosten.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. veroordeelt Welzorg om aan [eiser] te betalen een bedrag van EUR 3.416,-- bruto (drieduizend vierhonderd en zestien euro), vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50 % en de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het bedrag van EUR 3.416,--vanaf 29 oktober 2007 tot de dag van volledige betaling,
6.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Welzorg tot op heden begroot op EUR 5.747,--.
6.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4. wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Huijzer en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2009.