ECLI:NL:RBZLY:2009:BI2318

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
4 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
143836 / HA ZA 08-432
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van banken bij doorlopende kredietovereenkomsten en de gevolgen van dwaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 4 maart 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen Finata Bank N.V. en een gedaagde partij. De procedure volgde op een doorlopende kredietovereenkomst die Finata Bank met de gedaagde had gesloten. De gedaagde stelde dat de overeenkomst nietig was op grond van artikel 47 lid 1 van de Wet op het Consumentenkrediet, omdat het geleende bedrag was aangewend om een bestaande lening af te lossen. De rechtbank oordeelde echter dat de zorgplicht van banken niet zo ver strekt dat zij bij het aangaan van een kredietovereenkomst moeten onderzoeken of de kredietnemer zich bewust is van de verplichtingen die hij aangaat. De rechtbank concludeerde dat Finata Bank voldoende onderzoek had gedaan naar de financiële situatie van de gedaagde en dat de overeenkomst niet als schuldbemiddeling kon worden gekwalificeerd.

De rechtbank verwierp ook het beroep van de gedaagde op dwaling, omdat zij niet had aangetoond dat zij niet wist welk risico zij nam bij het aangaan van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde hoofdelijk aansprakelijk was voor de verplichtingen uit de overeenkomst, samen met een andere partij. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 10.075,23, vermeerderd met rente en proceskosten. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van kredietnemers en de reikwijdte van de zorgplicht van banken in het kader van kredietovereenkomsten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 143836 / HA ZA 08-432
Vonnis van 4 maart 2009
in de zaak van
de naamloze vennootschap
FINATA BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.P. van Dijk,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. F.G.D. Pykstra.
Partijen zullen hierna Finata Bank en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 8 april 2008 van deze rechtbank sector kanton – locatie [woonplaats]
- de akte vermeerdering van eis
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek
- de akte met producties van de zijde van Finata Bank
- de antwoordakte van de zijde van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Finata Bank heeft met [gedaagde] en [A] een doorlopend kredietovereenkomst gesloten met contractnummer [nummer 1] (hierna: de overeenkomst) onder de voorwaarden en bepalingen zoals vastgelegd in de onderhandse akte van 31 maart 2004. Deze onderhandse akte is zowel door [gedaagde] als door [A] ondertekend.
2.2. Van het uit hoofde van de overeenkomst ter leen ontvangen bedrag, zijnde EUR 9.500,--, is een bedrag van EUR 7.500,-- aangewend om een reeds bestaande lening van 11 november 2003 bij de VoordeelBank B.V. onder contractnummer [nummer 2], af te lossen. Het betrof hier eveneens een doorlopend kredietovereenkomst, waarvan de betreffende onderhandse akte zowel door [gedaagde] als door [A] was ondertekend. Het restant bedrag van het uit hoofde van de overeenkomst ter leen ontvangen bedrag is overgemaakt naar [A].
2.3. Nadat twee termijnen onbetaald waren gebleven, heeft de Finata Bank [gedaagde] aangemaand tot betaling van de achterstand bij brief van 2 januari 2007. [gedaagde] heeft hieraan geen gevolg gegeven. Gelet op de toepasselijke algemene voorwaarden is vervolgens het gehele restantverschuldigde ineens opeisbaar geworden.
2.4. Zowel de Finata Bank als de VoordeelBank B.V. maken onderdeel uit van InterBank N.V.
3. Het geschil
3.1. Finata Bank vordert – na vermeerdering van eis – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 10.075,23, vermeerderd met de overeengekomen kredietvergoeding, althans de vertragingsvergoeding, zijnde 12,60 % per jaar, vanaf 16 januari 2008 over een bedrag van EUR 8.892,55 en veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Door [gedaagde] is een aantal verweren gevoerd. Het meest verstrekkende verweer betreft de stelling dat de overeenkomst nietig is op grond van artikel 47 lid 1 van de Wet op het Consumentenkrediet.
4.2. Artikel 47 lid 1 van de Wet op het Consumentenkrediet bevat een verbod tot schuldbemiddeling. Onder schuldbemiddeling wordt, zoals blijkt uit artikel 47 lid 2 van de Wet op het Consumentenkrediet, verstaan: het anders dan om niet verrichten van de diensten zoals daar omschreven. Verboden is – kort gezegd – een overeenkomst waarbij een (commercieel) schuldbemiddelingsbureau, tegen betaling, voor een consument tracht zijn schulden af te wikkelen.
4.3. De vraag die thans beantwoord dient te worden, is of de tussen Finata Bank en [gedaagde] gesloten overeenkomst – omdat het uit hoofde van die overeenkomst ontvangen geldbedrag is aangewend om een bestaande schuld af te lossen – als schuldbemiddeling dient te worden gekwalificeerd en derhalve wordt getroffen door de nietigheid van artikel 47 lid 1 Wet op het Consumentenkrediet. Deze vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Gelet op de parlementaire geschiedenis is de ratio van de regeling zoals neergelegd in artikel 47 Wet op het Consumentenkrediet, te voorkomen dat schuldbemiddelingsbureaus voor hun commerciële diensten te hoge kosten in rekening brengen bij personen die toch al in een moeilijke financiële en sociale positie verkeren. In de gegeven omstandigheden is geen sprake van een situatie waarbij Finata Bank en/of de tussenpersoon heeft bemiddeld bij de schuldenlast van [gedaagde] en [A] en daarvoor kosten in rekening heeft gebracht. Weliswaar heeft Finata Bank [gedaagde] een krediet verstrekt waarmee een bestaande lening kon worden afgelost van een tot de InterBank N.V. behorende instelling, waarvan Finata Bank ook onderdeel uitmaakt, doch dit kan niet als schuldbemiddeling worden gekwalificeerd. Bovendien is het nieuwe krediet niet alleen aangewend om een bestaand krediet af te lossen, maar is het ook gebruikt om nieuwe financiële middelen te verkrijgen.
4.4. [gedaagde] erkent partij te zijn bij de overeenkomst, doch stelt dat het geleende geld ten goede is gekomen aan [A]. Voor zover [gedaagde] hiermee bedoelt te stellen dat zij daarom niet gehouden is tot terugbetaling van de geleende gelden, wordt het door de rechtbank verworpen nu uit de overeenkomst blijkt dat zowel [gedaagde] als [A] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verplichtingen voortvloeiende uit die overeenkomst.
4.5. [gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat Finata Bank haar zorgplicht heeft geschonden, omdat zij heeft nagelaten te onderzoeken of [gedaagde] wel wist waarvoor zij tekende en of zij wel aan haar verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst zou kunnen voldoen. Hoewel aan dit verweer door [gedaagde] geen rechtsgevolg is verbonden en het reeds om die reden verworpen dient te worden, zal de rechtbank het verweer toch nader bespreken in verband met het door [gedaagde] – hierna te bespreken – gedane beroep op dwaling.
4.6. Het is juist dat de maatschappelijke functie van banken (financiële instellingen) met zich brengt dat zij een bijzondere zorgplicht jegens hun cliënten hebben. De reikwijdte van die zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval (HR 9 januari 1998, NJ 1999/285). Met Finata Bank is de rechtbank evenwel van oordeel dat die zorgplicht niet zover strekt dat banken bij het sluiten van een doorlopende kredietovereenkomst zoals de onderhavige dienen te onderzoeken of de kredietnemer zich de omvang van de door hem/haar aangegane verplichtingen (voldoende) realiseert. Het betreft hier immers een relatief risicoloos en eenvoudig financieel product, waarbij de rechten en plichten duidelijk uit de overeenkomst blijken. Onder die omstandigheden mocht Finata Bank er dan ook vanuit gaan dat [gedaagde] wist wat zij tekende. Nu gesteld noch gebleken is dat zich omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan de Finata Bank daar in de gegeven omstandigheden niet vanuit mocht gaan, verwerpt de rechtbank het beroep. Bovendien heeft Finata Bank alvorens de overeenkomst met [gedaagde] aan te gaan onderzoek gedaan naar de inkomens en schulden van [gedaagde] en [A], zodat zij in zoverre aan haar zorgplicht heeft voldaan.
4.7. [gedaagde] beroept zich voorts op dwaling op grond waarvan de overeenkomst vernietigbaar is. Ter adstructie van deze stelling is door [gedaagde] aangevoerd dat [gedaagde] niet wist welk risico zij aanging en dat zij ook niet wist dat zij het ontvangen krediet nooit zou kunnen terugbetalen. De onderbouwing van de mededelingsplicht die Finata Bank zou hebben geschonden, is gelijk aan de onderbouwing die door [gedaagde] ten grondslag is gelegd aan haar stelling dat Finata Bank een zorgplicht heeft geschonden. Nu de rechtbank een zorgplicht zoals door [gedaagde] gesteld niet aanvaardt, kan ook het beroep op dwaling niet slagen.
4.8. Nu geen van de door [gedaagde] aangevoerde verweren slagen en zowel tegen de hoogte van de vordering als tegen het rentepercentage geen verweer is gevoerd, zal de vordering door de rechtbank integraal worden toegewezen.
4.9. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Finata Bank worden begroot op:
- dagvaarding EUR 88,71
- vast recht 303,00
- salaris advocaat 452,00 (1,0 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 843,71
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Finata Bank te betalen een bedrag van EUR 10.075,23 (tienduizendvijfenzeventig euro en drieëntwintig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 12,60% per jaar over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 8.892,55 vanaf 16 januari 2008 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Finata Bank tot op heden begroot op EUR 843,71,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.F. Clement en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2009.