1.
De kantonrechter gaat als genoegzaam vaststaand uit van het volgende:
a) DPC is een bedrijf dat zich toelegt op de productie van polyesterproducten. De aandelen van DPC zijn in handen van Deen Beheer B.V.;
b) DPC heeft haar productie ondergebracht in drie zogenaamde business units (afdelingen): Opstanden, Putten en Wind. De afdeling Opstanden produceert ten behoeve van de bouwsector polyester dakopstanden, bijvoorbeeld voor lichtkoepels. De afdeling Putten produceert lichtgewicht polyester pomp- en inspectieputten voor het rioleringsnetwerk. De afdeling Wind produceert polyester generator kasten en neuskegels voor windmolens;
c) [werknemer], [X] jaar oud, is sinds [datum] in dienst van DPC in de functie van polyesterbewerker en is als zodanig werkzaam op de afdeling Putten, tegen een salaris van laatstelijk € 1.822,24 bruto per maand exclusief emolumenten;
d) DPC heeft op 27 februari 2009 voor 37 van haar 125 werknemers werktijdverkorting aangevraagd met een beroep op de Verlengde Bijzondere Regeling Werktijdverkorting. Omdat in de aanvraag ook directieleden waren begrepen is die aanvraag afgewezen, waarna DPC op 9 maart 2009 een hernieuwd verzoek heeft ingediend voor 35 van haar werknemers. Dat verzoek is op 10 maart 2009 door de Minister van Sociale Zaken gehonoreerd;
e) op 6 maart 2009 heeft DPC aan haar Ondernemingsraad (hierna: OR) schriftelijk verzocht om advies inzake een voorgenomen collectief ontslag voor 54 personeelsleden. Aan de adviesaanvraag is ten grondslag gelegd –kort gezegd- dat als gevolg van de kredietcrisis vanaf oktober 2008 sprake is van een daling van de omzet op alle afdelingen. Daar bovenop heeft de belangrijkste afnemer van producten van de afdeling Wind, het bedrijf Repower, in 2008 een deel van de door haar bestelde goederen niet afgenomen. Ook heeft Repower in 2009 haar boekjaar opgeschoven van januari naar april en heeft zij eind februari 2009 haar order over 2009 gehalveerd. Door dit alles is over 2008 een verlies geleden van € 560.000,-- en zijn in de maanden januari en februari 2009 verliezen geleden van resp. € 300.000,-- en € 150.000,--. Het voorgenomen ontslag is noodzakelijk om een faillissement af te wenden. Omdat er geen liquiditeit is bestaat daarbij geen ruimte voor enige afvloeiingsregeling. De OR heeft nog op dezelfde dag de adviesaanvraag voor akkoord ondertekend. Daarbij heeft de OR er tevens mee ingestemd dat DPC de voorgeschreven wachttijd van een maand ingevolge de Wet Melding Collectief Ontslag (hierna: WMCO) negeert en dat het collectieve ontslag aan de kantonrechter zal worden voorgelegd;
f) op 13 maart 2009 heeft DPC het UWV Werkbedrijf schriftelijk in kennis gesteld van haar voornemen om vanwege de acute noodsituatie de dienstbetrekkingen van 54 van de 125 bij haar in dienst zijnde personeelsleden te doen eindigen. Op diezelfde datum heeft zij van dit voornemen ook schriftelijk kennis gegeven aan de vakbonden FNV en CNV;
g) eveneens op 13 maart 2009 heeft DPC bij de kantonrechter te Lelystad 54 verzoeken ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomsten met 54 van haar personeelsleden;
h) op uitnodiging van DPC heeft op 18 maart 2009 een bespreking plaatsgevonden tussen DPC en de bonden. Die bespreking heeft echter niet geresulteerd in inhoudelijk overleg tussen DPC en de bonden over het collectief ontslag zelf en de noodzaak daarvoor.