ECLI:NL:RBZLY:2009:BI8162

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
7 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/410083-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en vernieling door echtgenoot met psychische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 7 mei 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder mishandeling van zijn echtgenote en vernieling van eigendommen van de Regiopolitie IJsselland. De officier van justitie beschouwde de feiten als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat niet alle feiten konden worden bewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn echtgenote meermalen heeft mishandeld, met name in de periode van 1 april 2005 tot en met 5 september 2008, en dat hij op 6 september 2008 haar heeft geslagen tijdens een motortreffen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 8 september 2008 een matras van de politie heeft vernield. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder een periodiek explosieve stoornis en narcistische trekken, en heeft besloten tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de verplichting tot reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.410083-08 (P)
Uitspraak: 7 mei 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
Verdachte,
geboren op geboortejaar,
wonende te adres
Dit vonnis is gewezen op tegenspraak naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 16 december 2008 en 23 april 2009. De verdachte is steeds verschenen, bijgestaan door mr. J.F. Smallenbroek, advocaat te Zwolle.
TENLASTELEGGING
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 november 2008. De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 23 april 2009 – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 september 2008 te Basse, gemeente Steenwijkerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote, althans een persoon genaamd Naam slachtoffer, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, in ieder geval éénmaal heeft gestompt en/of geslagen op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 september 2008 te Basse, gemeente Steenwijkerland, opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon, te weten Naam slachtoffer, meermalen, in ieder geval éénmaal met kracht heeft gestompt en/of geslagen op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2005 tot en met 5 september 2008 te Marknesse, gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon (te weten Naam slachtoffer), (telkens) meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) heeft gestompt en/of geslagen en/of geduwd op/tegen het hoofd en/of het lichaam (waardoor die Naam slachtoffer (telkens) ten val kwam) en/of met kracht heeft geschopt en/of getrapt op/tegen het lichaam van die Naam slachtoffer en/of die Naam slachtoffer (met kracht) bij de arm(en) en/of de schouder(s) en/of de keel/nek/hals heeft vastgegrepen en/of die Naam slachtoffer aan de haren heeft getrokken/vastgepakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 5 september 2008 te Marknesse, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland, Naam slachtoffer meermalen, in ieder geval éénmaal heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde Naam slachtoffer dreigend de woorden toegevoegd: “Ik maak je dood, ik maak je dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 08 september 2008 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk een matras, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Regiopolitie IJsselland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door deze matras open/los te trekken en/of (vervolgens) met bloed te besmeuren.
FORMELE VOORVRAGEN
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor een schorsing van de vervolging.
DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het subsidiair onder 1 ten laste gelegde, te weten mishandeling, het onder 2 ten laste gelegde, te weten mishandeling, het onder 3 ten laste gelegde, te weten bedreiging en het onder 4 ten laste gelegde, te weten vernieling, wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat verdachte heeft ten aanzien van feit 1 een andere lezing van de feiten, terwijl ten aanzien van feit 2 door aangeefster geen concrete gebeurtenissen worden genoemd, terwijl ten aanzien van feit 3 geen getuigenverklaringen voorhanden zijn; deze feiten kunnen derhalve niet worden bewezen. Het onder 4 ten laste gelegde kan naar het inzicht van de verdediging wel worden bewezen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het bewijs het navolgende, op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Aangeefster slachtoffer is 27 jaar getrouwd met verdachte. Op 5 september 2008 is aangeefster met verdachte naar een motortreffen in Basse gegaan. Aldaar hebben zij samen een tent opgezet om de nacht in door te brengen. Op 6 september 2008 zag getuige naam – op dat moment eveneens aanwezig bij het motortreffen te Basse – aangeefster op een stoel zitten, slechts gekleed in een vest dat zij van iemand anders had gekregen. Aangeefster was overstuur en had veel bloed in het gezicht. Ze huilde en bibberde en riep: “ga niet naar hem toe want anders slaat hij jullie ook in elkaar”. Getuige Naam begreep uit deze woorden dat aangeefster doelde op verdachte. Blijkens medische informatie betreffende aangeefster was bij aangeefster sprake van een blauw oog, duizeligheid, een kneuzing van het neusbeen en een bloeduitstorting van het neustussenschot.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld. Blijkens de aangifte heeft verdachte aangeefster in hun tent met vuisten in het gezicht geslagen en hield hij niet op voordat aangeefster de kans zag (naakt) de tent uit te kruipen. Verdachte heeft ontkend aangeefster te hebben geslagen. De lezing van verdachte luidt dat hij zich buiten de tent begaf, over een scheerlijn struikelde en op de tent viel (terwijl aangeefster nog in de tent zat), waardoor het letsel van aangeefster zou kunnen worden verklaard. Hierbij had verdachte overigens niet het idee dat hij boven op aangeefster is gevallen, althans dat heeft hij niet gevoeld. Wel zou aangeefster hebben geschreeuwd: “Je slaat me, je doet me pijn”. De rechtbank acht deze lezing van feiten van de zijde van verdachte niet aannemelijk, gelet op de aangifte en de verklaring van getuige Naam, waaruit de ontreddering van aangeefster duidelijk naar voren komt. Voorts is de aard van het letsel in overeenstemming met de aangifte, terwijl niet aannemelijk is dat verdachte er daadwerkelijk niets van zou hebben gemerkt wanneer hij op aangeefster zou zijn gevallen. Met de officier van justitie is de rechtbank van mening dat het onder feit 1 ten laste gelegde dient te worden gekwalificeerd als mishandeling, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem primair onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
In de periode van 1 april 2005 t/m 5 september 2008 heeft verdachte aangeefster (onder meer) een duw gegeven, waardoor zij op de grond viel en haar ribben kneusde, en haar blauwe plekken bezorgd. Voorts heeft verdachte aangeefster vastgepakt bij de keel, de arm en de schouder, waardoor op de arm en de schouder blauwe plekken ontstonden. In januari/februari 2008 heeft verdachte aangeefster nog een duw gegeven. Daarnaast heeft verdachte aangeefster getrapt en aan haar haren getrokken.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster meermalen heeft mishandeld in de periode van 1 april 2005 t/m 5 september 2008. Gelet op de (deels) bekennende verklaring van verdachte zelf, alsmede de aangifte en de verklaring van de oudste zoon van verdachte en aangeefster, moet het verweer van de raadsman – strekkende tot vrijspraak – worden verworpen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft bedreigd in de periode van 1 maart 2006 tot en met 5 september 2008. Weliswaar heeft aangeefster meerdere keren gedetailleerd beschreven dat zij door verdachte zou zijn bedreigd, doch verdachte ontkent stellig en de 3 zonen van verdachte en aangeefster – die in dit kader allen zijn gehoord – hebben verklaard nooit te hebben meegemaakt dat hun moeder door hun vader werd bedreigd in die periode. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij aangeefster vóór 1 maart 2006 wel eens heeft bedreigd, niet tot bewijs kan dienen ten aanzien van de periode nà 1 maart 2006. Verdachte zal ten aanzien van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
Op 8 september 2008 heeft verdachte te Zwolle een matras van de Regiopolitie IJsselland kapot gemaakt en met bloed besmeurd.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is – gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte matras van de Regiopolitie IJsselland heeft vernield.
BEWEZENVERKLARING
Het onder 1 primair en onder 3 ten laste gelegde is niet bewezen en verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 06 september 2008 te Basse, gemeente Steenwijkerland, opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, te weten Naam slachtoffer, meermalen met kracht heeft gestompt en/of geslagen in het gezicht, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2005 tot en met 5 september 2008 te Marknesse, gemeente Noordoostpolder, telkens opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, te weten Naam slachtoffer, meermalen, in ieder geval éénmaal met kracht heeft gestompt en/of geslagen en/of geduwd op/tegen het hoofd en/of het lichaam (waardoor die Naam slachtoffer ten val kwam) en met kracht heeft geschopt en/of getrapt tegen het lichaam van die Naam slachtoffer en die Naam slachtoffer met kracht bij de arm en de schouder en de keel heeft vastgegrepen en die Naam slachtoffer aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 08 september 2008 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk een matras, toebehorende aan de Regiopolitie IJsselland, heeft vernield door deze matras open/los te trekken en vervolgens met bloed te besmeuren.
Wat meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
DE KWALIFICATIE
Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote,
Strafbaar gesteld bij de artikelen 300 juncto 304 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd,
Strafbaar gesteld bij de artikelen 300 juncto 304 van het Wetboek van Strafrecht;
4.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen,
Strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor wat te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht
De strafoplegging
De eis van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en onder 2 t/m 4 ten laste gelegde:
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 102 dagen, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringscontact, een en ander met opheffing van het geschorste bevel tot gevangenhouding.
Het standpunt van de verdediging
Nu slechts feit 4 bewezen kan worden verklaard, heeft de raadsman bepleit dat zal worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ingestemd kan worden met een verplicht reclasseringscontact.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals onder meer naar voren komen in het adviesrapport van Reclassering Nederland, Regio Midden-Oost Nederland, d.d. 10 december 2008 door mevrouw N. Schild en het Pro Justitia rapport d.d. 14 november 2008 door drs. J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog/psychotherapeut. Uit laatstgenoemd rapport komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een periodiek explosieve stoornis zoals blijkt uit de regelmatig terugkerende agressieve periodes waarvan niet allen betrokkene zelf melding maakt maar ook zijn gezinsleden. Daarnaast is sprake van een verstoorde verhouding met zijn vrouw en tevens is er sprake van alcoholmisbruik en van nicotineafhankelijkheid. Op het vlak van de persoonlijkheidsorganisatie wordt betrokkene gekenmerkt door nadrukkelijk aanwezige narcistische aspecten die het gehele gedragspatroon bepalen. Dit manifesteert zich vooral in het grotendeels loochenen van eigen onwelgevalligheden dan wel het minimaliseren ervan en het hoog houden van een florissant beeld van zichzelf. Tevens uit deze narcistisch gekleurde persoonlijkheidsstructuur zich in de vorm van egocentrisme en onverstoorbaarheid. Er is sprake van een diepgaand patroon. Ook is er gebrek aan empathie en zijn er tevens aanwijzingen dat betrokkene onredelijke verwachtingen heeft over een uitzonderlijk welwillende behandeling door met name zijn echtgenote.
Op grond van zijn problematiek kan het ten laste gelegde aan verdachte in licht verminderde mate worden toegerekend. Geadviseerd wordt om verdachte binnen het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel te verplichten tot een ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek teneinde aldaar niet alleen aandacht te besteden aan de agressie-regulatie maar ook aan de narcistisch gedetermineerde persoonlijkheidsstructuur die betrokkene kwetsbaar maakt. In het adviesrapport van Reclassering Nederland wordt dit advies onderschreven, in die zin dat verplicht reclasseringscontact wordt geadviseerd, binnen welk kader de voorgestelde behandeling zou kunnen plaats vinden.
De rechtbank onderschrijft de inhoud van de vorengenoemde rapporten en maakt de daarin getrokken conclusies tot de hare.
Naar het oordeel van de rechtbank dienen de ten aanzien van verdachte bewezen verklaarde feiten hem zwaar te worden aangerekend. Aangeefster heeft jaren in voortdurende angst geleefd voor woede-uitbarstingen van verdachte, die veelal werden gevolgd door fysiek geweld jegens haar. Daarbij komt dat verdachte reeds eerder – door de politierechter te Zwolle d.d. 5 augustus 2005 – is veroordeeld voor huiselijk geweld, mede jegens aangeefster gepleegd.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd, gelet op de omstandigheid dat verdachte – anders dan door de officier van justitie gevorderd – wordt vrijgesproken van het hem onder 3 ten laste gelegde. Om die reden zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een straf als hierna te melden.
Bij de beslissing is ten slotte rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 13 maart 2009.
BESLISSING
Het onder 1 primair en onder 3 ten laste gelegde is niet bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Het onder 1 subsidiair en onder 2 en 4 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 3 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht, óók wanneer dit zou inhouden dat verdachte zal worden behandeld in een forensisch psychiatrische polikliniek.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. Ch.A.M. Heeregrave en G.P. Nieuwenhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2009.