ECLI:NL:RBZLY:2009:BI8511

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
12 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
156822 - KG ZA 09-194
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot voorschot op uitkering verzekering na brand met vraagtekens

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit [eiser sub 1], Park-Bouw B.V. en Star Reizen B.V., een voorschot van EUR 200.000 op de schadevergoeding van ABN Amro Schadeverzekering N.V. naar aanleiding van een brand. De eisers stelden dat de schade door de brand hen recht gaf op een voorschot, maar de verzekeraar betwistte de aansprakelijkheid en de omvang van de schade. De rechtbank Zwolle-Lelystad oordeelde dat de eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd dat het schade-evenement daadwerkelijk had plaatsgevonden. De rechtbank wees op de vele vraagtekens rondom de inbraak en de onduidelijkheid over de schadeomvang. De verzekeraar had eerder een voorschot van EUR 10.000 betaald, maar dit werd niet gezien als erkenning van aansprakelijkheid. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet in hun vordering konden worden ontvangen, omdat zij niet aan hun bewijslast hadden voldaan. De vorderingen werden afgewezen en de eisers werden veroordeeld in de proceskosten van de verzekeraar, die op EUR 4.262,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 12 mei 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 156822 / KG ZA 09-194
Vonnis in kort geding van 12 mei 2009
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [plaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PARC BOUW B.V., blijkens het overgelegde uittreksel uit het handelsregister genaamd PARK-BOUW B.V.,
gevestigd te Schinveld,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STAR REIZEN B.V.,
gevestigd te Schinveld,
eisers,
advocaat mr. H. Carels te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. M.F.H.M. van Haastert te Zwolle.
Eisende partijen zullen hierna [eiser sub 1], Park-Bouw en Star Reizen, dan wel gezamenlijk [eiser sub 1] c.s. en gedaagde partij zal ABN Amro Schadeverzekering genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser sub 1] c.s.
- de pleitnota van ABN Amro Schadeverzekering.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser sub 1] was tot 4 januari 2008 directeur en aandeelhouder van [eiser sub 1] B.V., een vennootschap die zich bezig hield met de detailhandel in elektrische hobbyartikelen, ijzerwaren en gereedschappen en kleine bouwmaterialen.
2.2. Verder is [eiser sub 1] exploitant van de eenmanszaak “[eiser sub 1] Touringcar” en directeur van Star Reizen. Beide bedrijven richten zich op het verzorgen van busreizen en taxivervoer.
2.3. [eiser sub 1] B.V. heeft in december 2006, na de na te noemen inbraak, haar bedrijfsactiviteiten gestaakt, waarna [eiser sub 1] als enig aandeelhouder van [eiser sub 1] B.V. de aandelen heeft overgedragen aan zijn zoon. Vervolgens heeft [eiser sub 1] B.V. haar statutaire naam op 19 april 2006 gewijzigd in Park-Bouw B.V.
2.4. Op 31 januari 2006 heeft [eiser sub 1] aangifte bij de politie gedaan van inbraak in en diefstal uit de winkel van [eiser sub 1] B.V. Vervolgens is namens [eiser sub 1] B.V. de schade die zij als gevolg hiervan heeft geleden geclaimd bij ABN Amro Schadeverzekering op grond van een tussen hen gesloten verzekeringsovereenkomst.
2.5. In de Algemene Verzekeringsvoorwaarden ABN AMRO Bedrijfspolis (AVAABP-2004) van ABN Amro Schadeverzekering is opgenomen:
3.5 Schadeverzekering
Ingeval van schade heeft verzekeringnemer het recht op:
3.5.1 voorschotbetalingen, vooruitlopend op de definitieve schaderegeling.
Voorwaarde hierbij is, dat het recht op schade-uitkering vast moet staan en dat het voorschot bestemd moet zijn voor door verzekeringnemer, in verband met de schade, noodzakelijk te maken kosten”.
2.6. Bij brief van 8 februari 2006 heeft ABN Amro Schadeverzekering aan [eiser sub 1] B.V. meegedeeld een voorschotbedrag van EUR 10.000,= te hebben overgemaakt.
2.7. Op 21 november 2006 deelt ABN Amro Schadeverzekering bij brief aan mr. Welling, de voormalige advocaat van [eiser sub 1] c.s., mee:
“De “waarde voor” op de schadedatum dient voor ons controleerbaar te zijn.
Tot op heden is geen controle mogelijk geweest voor ons. Dit komt doordat uw cliënt/zijn expert stukken aanlevert die slechts meer vragen oproepen dan dat ze antwoorden geven op de gestelde vragen.
Gezien de ervaringen van onze experts en onderzoekers hebben wij geen vertrouwen in de juistheid van de ingediende claim.
Het is voor [ons; toevoeging voorzieningenrechter] dan ook onmogelijk de schade vast te stellen en/of verder af te wikkelen.”
2.8. Bij brief van 1 maart 2007 heeft ABN Amro Schadeverzekering aan mr. Welling meegedeeld dat zij de claim afwijst, de polis zal gaan royeren en de schade zal aanmelden bij het Fraudeloket:
“De afwijzing is gebaseerd op de volgende punten:
1. Zoals wij reeds eerder berichtten is er sprake van een disproportionele claim. Van uw cliënt, onze verzekerde, mag in dergelijke omstandigheden worden verwacht dat deze zeer uitzonderlijke claim wordt onderbouwd, in die zin dat aannemelijk wordt gemaakt dat hetgeen wordt geclaimd ook daadwerkelijk is ontvreemd.
2. Wijze van inbraak. Theoretisch is e.e.a. wellicht mogelijk maar praktisch onuitvoerbaar.
(…)
Wij zullen onze afdeling acceptatie adviseren de polis van uw cliënt te royeren.
Ook zullen wij de schade melden bij het Fraudeloket van het Verbond van Verzekeraars.”
2.9. Vervolgens heeft ABN Amro Schadeverzekering bij brief van 8 maart 2007 [eiser sub 1] B.V. kennis gegeven van het volgende:
“Uw bedrijfspolis wordt opgezegd per 8 maart 2007.
(…)
De reden van de opzegging van deze verzekering(en) en uw persoonsgegevens worden opgenomen in het Systeem Vertrouwelijke Mededelingen en Malusregistratie van het Verbond van Verzekeraars. U kunt een afschrift van onze registratie opvragen bij de Stichting Centraal Informatiesysteem (CIS) van in Nederland werkzame verzekeringsmaatschappijen (…).”
3. Het geschil
3.1. [eiser sub 1] c.s. vordert – uitvoerbaar bij voorraad:
1. veroordeling van ABN Amro Schadeverzekering tot betaling van EUR 200.000,= aan Park-Bouw, als voorschot op de nog nader vast te stellen schade;
2. ABN Amro Schadeverzekering te gebieden de registratie met betrekking tot [eiser sub 1] in het Centraal Informatie Systeem te corrigeren in die zin dat al de gegevens die op [eiser sub 1] betrekking hebben uit het Centraal Informatie Systeem worden verwijderd alsmede te gebieden de registratie met betrekking tot [eiser sub 1] in het intern verwijzingsregister van ABN Amro Schadeverzekering te verwijderen; alles op straffe van een dwangsom van EUR 10.000,= voor iedere dag dat ABN Amro Schadeverzekering hieraan niet voldoet;
3. veroordeling van ABN Amro Schadeverzekering in de kosten van dit geding.
3.2. ABN Amro Schadeverzekering voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De sub 1 gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat.
4.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in deze procedure zowel het bestaan als de omvang van de vordering niet in hoge mate aannemelijk zijn geworden. Bij het navolgende is als uitgangspunt genomen dat het in zijn algemeenheid aan de verzekerde (in deze procedure is dat Park-Bouw) is om aan te tonen, althans voldoende aannemelijk te maken dat het schade-evenement heeft plaatsgevonden en wat de daaruit volgende schadeomvang is.
4.3. Bestaan van de vordering
Park-Bouw heeft het bestaan van de vordering gebaseerd op de onder 2.6 genoemde brief van ABN Amro Schadeverzekering. Zij stelt zich op het standpunt dat ABN Amro Schadeverzekering met deze brief de dekking en aansprakelijkheid (onvoorwaardelijk) heeft erkend. Immers, aldus Park-Bouw, volgens artikel 3.5 van de Algemene Verzekeringsvoorwaarden van ABN Amro Schadeverzekering wordt een voorschotbetaling alleen gedaan onder de voorwaarde dat het recht op schade-uitkering vast moet staan.
4.4. De voorliggende vraag is of ABN Amro Schadeverzekering aansprakelijkheid heeft erkend door het uitkeren van het voorschot van EUR 10.000,=.
Het is juist dat volgens de algemene voorwaarden pas een recht op een voorschotbetaling bestaat zodra het recht op schade-uitkering vaststaat. Dit is echter een bepaling die dient ter bescherming van de verzekeraar, zodat een verzekerde geen aanspraak kan maken op een voorschotbetaling zolang het recht op schade-uitkering niet vaststaat.
ABN Amro Schadeverzekering heeft in deze zaak een voorschotbetaling gedaan op een moment waarop zij volgens haar algemene voorwaarden daartoe niet verplicht was. Het staat haar echter vrij ten gunste van een verzekerde van die voorwaarden af te wijken en een voorschot uit te betalen terwijl de aansprakelijkheid nog niet vaststaat. Dit betekent echter niet dat ABN Amro Schadeverzekering, nu zij meer heeft gedaan dan waartoe zij verplicht was en zij op een later moment de overtuiging heeft gekregen dat er géén dekking is, door die enkele daad van voorschotbetaling aansprakelijkheid heeft erkend.
4.5. Voorts heeft Park-Bouw niet voldoende aannemelijk gemaakt dat het schade-evenement heeft plaatsgevonden. Hoewel uit het rapport van 16 mei 2006 van I-Tek blijkt dat de inbraak technisch gezien niet onmogelijk is zijn er te veel feiten die grote twijfels doen rijzen bij de praktische haalbaarheid van die inbraak.
Als eerste hebben de inbrekers goed op de hoogte moeten zijn van de situatie ter plaatse; zij wisten op welke plek het gat in de roldeur moest worden geboord, dat er in de garages en in het magazijn geen detectieapparatuur aanwezig was en dat de kastenwand in het magazijn zodanig was geplaatst dat ook in de werkplaats geen detectie kon plaatsvinden.
Gezien de grote hoeveelheid goederen die volgens opgave van [eiser sub 1] ontvreemd zouden zijn, moeten de inbrekers een zeer lange tijd in het pand aanwezig zijn geweest en moet er gebruik zijn gemaakt van een groot vervoermiddel om die goederen mee te kunnen nemen.
Verder hebben de inbrekers zich geheel ingesloten in de garage maar ook zijn zij, gelet op de ter plaatse aanwezige oprit, geheel ingesloten geweest ten tijde van de inbraak; bij ontdekking van de inbraak was er geen enkele vluchtweg.
Tegen deze door ABN Amro Schadeverzekering gestelde feiten heeft Park-Bouw weinig tot niets ingebracht, hetgeen wel op haar weg had gelegen.
Het gehele feitencomplex maakt dat het onwaarschijnlijk is dat de inbraak heeft plaatsgevonden, zoals door Park-Bouw gesteld.
4.6. Omvang
Ten aanzien van de schadeomvang heeft Park-Bouw onvoldoende aannemelijk gemaakt dat partijen het schadebedrag hebben vastgesteld. Anders dan Park-Bouw heeft gesteld en mede gezien de uitdrukkelijke en gemotiveerde betwisting daarvan door ABN Amro Schadeverzekering, kan dit niet worden afgeleid uit de brief van 10 september 2007 van Bureau von Reth Expertise aan [eiser sub 1] B.V., waarin staat:
“Na aanleiding ons telefonisch onderhoud J.L. deel ik U mede, dat de schade van de gestolen goederen is vastgesteld, op EUR 200.000,-.
Dhr. Leendertse zal de zaak verder bespreken met Abn/Amro.”
Immers, dit betreft een brief die is gericht aan [eiser sub 1] B.V. en die is opgesteld door haar schade-expert. Van de zijde van (de expert van) ABN Amro Schadeverzekering is ten aanzien van een eventuele overeenstemming over de schadevaststelling geen enkele verklaring overgelegd, terwijl het aan Park-Bouw is hiervoor zorg te dragen, zoals onder 4.2 reeds vermeld.
Daarbij heeft ABN Amro Schadeverzekering terecht vraagtekens mogen zetten bij het door [eiser sub 1] opgegeven schadebedrag. [eiser sub 1] had in eerste instantie een bedrag van EUR 15.000,= opgegeven, maar dat later verhoogd tot EUR 175.000,= en vervolgens tot EUR 275.000,=. Verder was de winkel van [eiser sub 1] B.V. van geringe omvang terwijl er kennelijk verhoudingsgewijs een zeer grote voorraad aanwezig was. Tot slot konden grote delen van de inkoop van die voorraad niet door leverancier Van Reesink Retail B.V. te Apeldoorn als door haar geleverd bevestigd worden.
4.7. Nu de deugdelijkheid van de vordering sub 1 niet aannemelijk is gemaakt, komt deze niet voor toewijzing in aanmerking en behoeven de onder 4.1 genoemde eisen van onverwijlde spoed en restitutierisico geen bespreking meer.
4.8. Ten aanzien van het sub 2 gevorderde heeft ABN Amro Schadeverzekering primair gesteld dat Star Reizen niet ontvankelijk is in haar vordering. Anders dan ABN Amro Schadeverzekering is de voorzieningenrechter van oordeel dat Star Reizen in haar vordering ontvankelijk is. [eiser sub 1] is enig aandeelhouder van Star Reizen Beheer B.V. die op haar beurt enig aandeelhoudster is van Star Reizen. Tevens is hij algemeen directeur van Star Reizen. In die hoedanigheden is [eiser sub 1] degene die de aanvraagformulieren voor af te sluiten verzekeringen invult en is te verwachten dat een potentiële verzekeraar dan ook zijn naam op registratie zal controleren bij de Stichting Centraal Informatiesysteem (CIS).
4.9. [eiser sub 1] c.s. vordert dat ABN Amro Schadeverzekering de registratie van [eiser sub 1] in het CIS, alsmede in het interne verwijzingsregister verwijdert.
Voor wat betreft het interne verwijzingsregister heeft ABN Amro Schadeverzekering onweersproken gesteld dat dat door haar niet wordt gevuld.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de overtuiging van ABN Amro Schadeverzekering dat in deze zaak sprake is van fraude gerechtvaardigd is. Er zijn uit de rapportages en onderzoeken vele feiten ten nadele van [eiser sub 1] naar voren gekomen, zowel over het schade-evenement als de schadeomvang (zoals hiervoor omschreven in de overwegingen 4.5 en 4.6), en waarover hij geen afdoende verklaring heeft gegeven.
ABN Amro Schadeverzekering heeft dan ook een melding bij het CIS die geregistreerd is in het externe verwijzingsregister, mogen doen. De vordering sub 2 zal worden afgewezen.
4.10. [eiser sub 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN Amro Schadeverzekering worden begroot op:
- vast recht EUR 262,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 4.000,00
Totaal EUR 4.262,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser sub 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van ABN Amro Schadeverzekering tot op heden begroot op EUR 4.262,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2009.