RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.607365-08
Uitspraak : 4 mei 2009
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2009. De verdachte is niet in persoon verschenen en is ter terechtzitting verdedigd door mr. A. Taner, advocaat te Lelystad, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
De officier van justitie, mr. N.M. van Collenburg, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede ter zake van de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen: verbeurdverklaring van de muts en een paar handschoenen, onttrekking aan het verkeer van het pistool en teruggave aan de verdachte van de herenfiets.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 november 2008, omstreeks 00.35 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een aan de [adres] gelegen woning weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, naar die woning is toegegaan en een of meer ruit(en) van die woning heeft stukgegooid en/of stukgeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 november 2008 in de gemeente Lelystad ter voorbereiding van het misdrijf/misdrijven, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld te weten: diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen als omschreven in artikel 312 Wetboek van Strafrecht en/of afpersing als omschreven in artikel 317 Wetboek van Strafrecht bij of in een woning, gelegen aan de [adres] in de gemeente lelystad, opzettelijk
- een bivakmuts en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (kennelijk) bestemd tot het begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad,
immers heeft verdachte
- die bivakmuts opgedaan en/of over diens hoofd getrokken, althans bij zich gehad en/of
- dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, bij zich gedragen en/of
- (vervolgens) is verdachte met voornoemde voorwerpen naar die woning aan de [adres] gegaan en/of heeft verdachte een of meer ruit(en) van die woning stukgegooid en/of stukgeslagen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 november 2008 in de gemeente Lelystad opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruit(en) van een woning gelegen aan de [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door (met kracht) een of meer van die ruit(en) stuk te slaan of stuk te gooien;
2.
hij op of omstreeks 1 november 2008 in de gemeente Lelystad een of meer wapens van categorie III, te weten een start/alarm pistool (merk Bruni (BBM), model Police, kaliber 8 mm) voorhanden heeft gehad;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke taal- en/of schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1. primair ten laste gelegde. De verdediging heeft onder meer gesteld dat geen sprake is van een poging, omdat geen sprake is van een oogmerk op diefstal van goederen, subsidiair dat er geen uitvoeringshandelingen zijn geweest.
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte bekent dat hij een raam heeft ingegooid en daarna met zijn handen het glas uit het raam heeft geslagen. Verdachte bekent dat hij handschoenen droeg en een bivakmuts bij zich had, die aangeefster bovendien op zijn hoofd heeft gezien. Aangeefster verklaart daarbij dat achter het raam, onder het ingegooide raam zichtbaar voor een buitenstaander een computer stond.
De rechtbank leidt uit bovenstaande gedragingen van verdachte en uit de verklaring van aangeefster af dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht teneinde het in de tenlastelegging genoemde delict te begaan, te weten de woninginbraak. De gedragingen moeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
Naar het oordeel van de rechtbank levert dit op poging tot (gekwalificeerde) diefstal.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. primair en onder 2. ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
Hij op 1 november 2008, omstreeks 00.35 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de [adres] gelegen woning weg te nemen goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, naar die woning is toegegaan en een ruit van die woning heeft stukgegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
Hij op 1 november 2008 in de gemeente Lelystad een wapen van categorie III, te weten een start/alarm pistool (merk Bruni (BBM), model Police, kaliber 8 mm) voorhanden heeft gehad.
Van het onder 1. en 2. meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1.:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311, juncto de artikelen 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2.:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
De feiten en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Verdachte heeft midden in de nacht getracht in te breken in een woning. Dit is een ergerlijk feit dat bij de gedupeerden schade veroorzaakt. Dit, alsmede de schending van de privacy van de eigen woning, heeft verdachte ondergeschikt gemaakt aan zijn drang naar geldelijk gewin. Door zijn handelen draagt verdachte bovendien bij aan in de samenleving heersende gevoelens van onrust en onveiligheid.
Het voorhanden hebben van een pistool vormt een ernstige bedreiging voor de samenleving. Pistolen wekken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving op.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals opgenomen op de (in fotokopie aan dit vonnis gehechte) “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 2 april 2009 overweegt de rechtbank het navolgende.
De rechtbank is van oordeel dat de op voornoemde lijst onder nummer 3 en nummer 4 vermelde voorwerpen, te weten een muts en handschoenen, dienen te worden verbeurdverklaard, omdat met behulp van deze aan verdachte toebehorende voorwerpen het onder feit 1 bewezen verklaarde feit is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de op voornoemde lijst onder nummer 2 vermelde voorwerp, te weten een pistool, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het onder feit 2 bewezen verklaarde feit met behulp van dit voorwerp is begaan en het ongecontro¬leerde bezit van deze voorwerpen in strijd is met de wet, althans met het algemeen belang¬.
De rechtbank zal de bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende van de op voornoemde lijst onder nummer 1 vermelde voorwerp, te weten een herenfiets, nu voorshands niet duidelijk is wie als zodanig kan worden aangemerkt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 31 maart 2009.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1. en 2. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank verklaart verbeurd de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 2 april 2009 onder nummer 3 en nummer 4 vermelde voorwerpen, te weten de muts en een paar handschoenen.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 2 april 2009 onder nummer 2 vermelde voorwerp, te weten het pistool.
De rechtbank gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 2 april 2009 onder nummer 1 vermelde voorwerp, te weten de herenfiets.
Aldus gewezen door mr. S.E. Bins-van Waegeningh, voorzitter, mrs. H.M. Schaak en H. Harmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2009.
Mr. S.E. Bins-van Waegeningh voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.