ECLI:NL:RBZLY:2009:BI9786

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
149714 - HA ZA 08-1139
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod uitoefening stemrecht in verband met gedwongen overdracht aandelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 mei 2009 uitspraak gedaan in een incident waarbij de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A], een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde, een andere besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B]. De eiseres vorderde op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een voorlopige voorziening die [B] zou verbieden het stemrecht uit te oefenen dat verbonden is aan de door Hooijer gehouden aandelen in ICTrack B.V. De eiseres stelde dat dit verbod noodzakelijk was om een spoedige koerswijziging van de vennootschap te bewerkstelligen, wat ook het doel was van de hoofdzaak waarin zij de overdracht van de aandelen vorderde.

De gedaagde, [B], voerde verweer en stelde dat de rechtbank niet op basis van de door [A] aangevoerde feiten en omstandigheden uit het onderzoeksrapport van de Ondernemingskamer kon oordelen. [B] betwistte de geldigheid van de beschikking van de Ondernemingskamer en stelde dat deze niet alle bezwaren had meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de wettelijke regeling zich ertegen verzet dat het de gedaagde partij reeds wordt verboden het stemrecht uit te oefenen, zolang er nog geen rechterlijke beslissing is genomen over de vordering tot gedwongen overdracht van de aandelen.

De rechtbank concludeerde dat de vordering van [A] tot het opleggen van een verbod op het stemrecht moest worden afgewezen, omdat de wet niet voorziet in een dergelijke voorlopige maatregel voordat er een beslissing is genomen over de hoofdzaak. De rechtbank hield de beslissing over de kosten van het incident aan tot de hoofdzaak was beslist. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.H.S. Lebens-de Mug.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 149714 / HA ZA 08-1139
Vonnis in incident van 27 mei 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats],
eiseres in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat mr. C.J.R. van Binsbergen te Alphen aan den Rijn,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A.J.E. van den Bergen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie van [A]
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. [A] vordert dat op de voet van artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bij wege van uitvoerbaar te verklaren voorlopige voorziening [B] voor de duur van het geding wordt verboden het stemrecht, verbonden aan de door Hooijer gehouden aandelen in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ICTrack B.V., gevestigd te Lelystad, nog uit te oefenen (artikel 2:339 lid 2 BW).
[B] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2. [A] heeft haar vordering doen steunen op het bepaalde in artikel 223 voornoemd juncto artikel 2:339 lid 2 BW. Als haar belang voor het ten spoedigste opleggen van een verbod als bedoeld heeft [A] aangevoerd dat dit hetzelfde belang betreft, als met het oog waarop zij in de hoofdzaak de overdracht aan haar van de door [B] gehouden aandelen in de besloten vennootschap ICTrack vordert, te weten een spoedige koerswijziging van de vennootschap.
2.3. [B] heeft als verweer tegen de provisionele vordering van [A] een drietal gronden aangevoerd, waaronder het verweer dat [A] met de door haar verzochte voorlopige voorziening ten onrechte vooruitloopt op de door de rechtbank te nemen beslissing in de hoofdzaak.
2.4. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft [B] aangegeven dat zij fundamentele bezwaren heeft tegen de beschikking van de Ondernemingskamer van 3 november 2008 en het daarin geformuleerde oordeel dat sprake zou zijn (geweest) van wanbeleid met betrekking tot ICTrack alsmede dat zij overweegt ter zake cassatie in te stellen. De Ondernemingskamer heeft genoemde beschikking gegeven zonder dat zij de bezwaren van [B] tegen het in opdracht van de Ondernemingskamer verrichte onderzoek in haar beoordeling heeft betrokken, zo stelt [B], hetgeen betekent dat aan deze beschikking fundamentele motiveringsgebreken kleven.
[B] stelt zich op het standpunt dat de rechtbank de door [C] aan het adres van [B] geformuleerde feiten in het licht van de vordering in de hoofdzaak eerst zelfstandig moet beoordelen.
[B] acht het rechtens onaanvaardbaar dat de rechtbank enkel op basis van de door [A] aan haar vorderingen ten grondslag gegelegde feiten en omstandigheden uit het onderzoeksrapport ten behoeve van de Ondernemingskamer de incidentele vordering tot schorsing van stemrecht toewijst.
2.5. De rechtbank volgt [B] in haar verweer, zoals met name hiervoor genoemd in rechtsoverweging 2.3, doch baseert haar oordeel op een andere grond, zoals hierna vermeld.
2.6. De rechtbank is van oordeel dat de wettelijke regeling van de geschillenregeling, voor zover betreffende de vordering tot gedwongen overdracht van aandelen, zich er tegen verzet dat het de gedaagde partij reeds wordt verboden het aan de door deze partij gehouden aandelen verbonden stemrecht uit te oefenen, terwijl op de vordering tot overdracht nog geen rechterlijke beslissing is genomen. In artikel 2:339 lid 2 BW is de mogelijkheid van de thans gevorderde voorziening gerelateerd aan het (tussen)vonnis van de rechtbank waarbij de vordering ex artikel 2:336 lid 1 BW tot overdracht van de aandelen wordt toegewezen, voor zover de eiser dat heeft gevorderd bij die vordering. Gelet hierop voorziet de wet niet in een vooruitlopen op die beslissing wat betreft het op voorhand al ontnemen van het stemrecht aan de in rechte gedaagde aandeelhouder.
2.7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de wetgever met de in artikel 2:339 lid 2 geregelde mogelijkheid om een verbod het stemrecht nog uit te oefenen te vorderen, een voortvarende effectuering beoogd van een rechterlijke beslissing tot toewijzing van een vordering tot gedwongen overdracht van aandelen ter beëindiging van moeilijkheden in een vennootschap. Het effect van die beslissing zou met het oog op het gegeven dat het na de beslissing van de rechter nog geruime tijd kan duren voordat de aandelen worden overgedragen aanmerkelijk beperkter zijn indien de houder nog zijn stemrecht zou kunnen uitoefenen. Door in die situatie een verbod tot uitoefenen van het stemrecht toe te wijzen, kan reeds in een vroeg stadium een eind worden gemaakt aan de moeilijkheden in de vennootschap (Memorie van Toelichting, Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 18 905, nrs. 1-3, blz. 20).
2.8. Gelet op de vorenstaande overweging en daarbij mede in aanmerking genomen het diep ingrijpend karakter van het betreffende verbod, is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot het opleggen van het gevraagde verbod bij wijze van provisionele voorziening moet worden afgewezen.
2.9. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst de vordering af,
3.2. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 24 juni 2009 voor conclusie van antwoord van [B].
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2009.