ECLI:NL:RBZLY:2009:BI9935

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
4 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607027-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H.M. Schaak
  • S.E. Bins-van Waegeningh
  • H. Harmeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging in de gemeente Almere met betrekking tot twee slachtoffers

In deze zaak heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 4 mei 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging. De verdachte, geboren op een onbekende datum en wonende in een onbekende plaats, werd beschuldigd van het opzettelijk mishandelen van twee personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], op 15 januari 2009 in de gemeente Almere. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] meermalen heeft mishandeld door haar te duwen, te slaan en te trappen, wat heeft geleid tot letsel en pijn. Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer 2] ook mishandeld door haar te duwen en mee te trekken, wat eveneens letsel en pijn heeft veroorzaakt.

De rechtbank heeft ook de bedreigingen van de verdachte aan [slachtoffer 1] in overweging genomen. De verdachte heeft dreigende woorden geuit, zoals "Als ik weg ga, dan sla ik je eerst kanker" en "Ik ga je kapot maken", wat bij het slachtoffer vrees heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als wettig en overtuigend bewijs beschouwd. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de bedreigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de vrees van [slachtoffer 1] terecht was, gezien de omstandigheden en de woorden van de verdachte.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de justitiële documentatie van de verdachte en een rapport van een reclasseringswerker. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten ernstig zijn en dat de slachtoffers gevoelens van onveiligheid hebben ervaren. De verdachte heeft de vertrouwensrelatie met zijn vriendin geschonden. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming dit kan worden omgezet in 50 dagen hechtenis. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken opgelegd, met bijzondere voorwaarden voor behandeling van agressie- en gokproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.607027-09
Uitspraak : 4 mei 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Th.H. Meeuwis, advocaat te Dronten.
De officier van justitie, mr. N.M. van Collenburg, heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voor¬waarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen door Tactus, ook indien dit inhoudt behandeling van agressie- en gokproblematiek.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2009 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- op/tegen/in het lichaam heeft geduwd en/of
- in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of
- in de maagstreek, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, heeft getrapt/geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2009 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), (met kracht) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- op/tegen/in het lichaam heeft geduwd (waardoor die [slachtoffer 2] tegen een muur en/of vlakbij een trapgat ten val kwam) en/of
- heeft vastgepakt en/of
- heeft mee getrokken/gesleurd (richting een trapportaal) (terwijl die [slachtoffer 2] zich op de grond bevond),
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 15 januari 2009 in de gemeente Almere (telkens) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik weg ga, dan sla ik je eerst kanker. Ik mismaak je zo dat je eigen moeder je niet meer herkent." en/of "Ik sta nu op het station, maar morgen kom ik je vermoorden." en/of "Ik ga je kapot maken.", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
BEWIJS
Namens de verdediging is aangevoerd dat met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank acht op grond van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] en de verklaring van getuige [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld. Er is geen reden om aan te nemen dat aangeefster, die haar verklaring kort na de gebeurtenissen heeft afgelegd, essentiële punten is vergeten, zoals dat zij hem zou hebben geslagen. De beide verklaringen komen op essentiële punten overeen met betrekking tot de mishandeling van aangeefster. Bovendien bekent verdachte dat hij aangeefster heeft geduwd en over de grond heeft gesleept.
Namens de verdediging is aangevoerd dat met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen. Aangeefster had immers geen redelijke vrees dat de bedreigingen van verdachte zouden worden uitgevoerd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat bij aangeefster [slachtoffer 1] vrees is ontstaan. Gezien de woorden die verdachte heeft gebezigd en de daaraan voorafgaande mishandeling is die vrees terecht. Daarbij geeft aangeefster aan bang te zijn geweest. Dit blijkt ook uit haar verklaring dat zij door politieagenten naar haar moeder is gebracht, daar zij niet thuis durfde te blijven omdat verdachte in het bezit was van haar huissleutel.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 januari 2009 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) met kracht
- tegen het lichaam heeft geduwd en
- in het gezicht heeft geslagen/gestompt en
- in de maagstreek heeft getrapt/geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
2.
hij op 15 januari 2009 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]) met kracht
- tegen het lichaam heeft geduwd (waardoor die [slachtoffer 2] tegen een muur en vlakbij een trapgat ten val kwam) en
- heeft mee getrokken/gesleurd (richting een trapportaal) (terwijl die [slachtoffer 2] zich op de grond bevond),
waardoor deze pijn heeft ondervonden.
3.
hij op tijdstippen op 15 januari 2009 in de gemeente Almere (telkens) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik weg ga, dan sla ik je eerst kanker. Ik mismaak je zo dat je eigen moeder je niet meer herkent." en "Ik sta nu op het station, maar morgen kom ik je vermoorden." en "Ik ga je kapot maken.", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Van het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1.:
Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2.:
Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3.:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zijn vriendin ([slachtoffer 1]) en haar buurvrouw ([slachtoffer 2]) mishandeld. Daarna heeft verdachte zijn vriendin bedreigd.
Dit zijn ernstige feiten, die bij de slachtoffers gevoelens van onveiligheid en onrust teweeg kunnen brengen. In en rondom het eigen huis behoort men zich veilig te voelen. Het handelen van verdachte vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Met betrekking tot zijn vriendin heeft verdachte de vertrouwensrelatie beschaamd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een werkstraf, in combinatie met een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf een passende reactie is op de bewezenverklaarde feiten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 19 januari 2009;
- een rapport d.d. 14 april 2009, uitgebracht door mevrouw I. Gruijters, reclasseringswerker van Tactus, instelling voor verslavingszorg.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 4b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1., 2. en 3. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf.
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag.
De rechtbank veroordeelt de verdachte voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, hem te geven door of namens Tactus, ook indien dit inhoudt onderzoek naar agressie- en gokproblematiek en daaruit voortvloeiende behandeling, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. H.M Schaak, voorzitter, mrs. S.E. Bins-van Waegeningh en H. Harmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2009.
Mr. S.E. Bins-van Waegeningh voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.