ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ5492

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
22 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
142656 - HA ZA 08-289
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. Huijzer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling op basis van een patronaatsverklaring tussen een Duitse en een Nederlandse onderneming

In deze zaak vordert Reha Vital Gesundheitservice GmbH, een Duitse onderneming, betaling van WZG Group B.V., een Nederlandse onderneming, op basis van een patronaatsverklaring. De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft op 22 april 2009 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, die betrekking heeft op internationale aspecten van het verbintenissenrecht. Reha Vital stelt dat WZG Group zich heeft verplicht om RZD, een dochteronderneming, financieel te ondersteunen zodat deze aan haar betalingsverplichtingen jegens Reha Vital kan voldoen. De patronaatsverklaring, die in het Duits is opgesteld, bevat een toezegging van WZG Group om RZD te voorzien van financiële middelen tot een maximum van EUR 100.000,--. De rechtbank heeft vastgesteld dat de patronaatsverklaring niet afhankelijk is van de factureringsovereenkomst tussen Reha Vital en RZD, en dat deze ook zonder die overeenkomst kan bestaan. De rechtbank oordeelt dat het Nederlands recht van toepassing is, ondanks de Duitse achtergrond van de patronaatsverklaring, omdat WZG Group in Nederland is gevestigd en de kenmerkende prestatie moet verrichten. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen hun stellingen aan te passen aan de uitleg van de patronaatsverklaring. Tevens is tussentijds hoger beroep van dit tussenvonnis open gesteld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 142656 / HA ZA 08-289
Vonnis van 22 april 2009
in de zaak van
gesellschaft mit beschränkter haftung
REHA VITAL GESUNDHEITSSERVICE GMBH,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.M. van Raaijen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WZG GROUP B.V.,
gevestigd te Almere,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.C. Rijlaarsdam.
Partijen zullen hierna Reha Vital en WZG Group genoemd worden.
1. De procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van 20 augustus 2008,
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak met producties,
- de conclusie van repliek met producties,
- de conclusie van dupliek met producties,
- de akte van Reha Vital met producties,
- de antwoordakte van WZG Group.
in de hoofdzaak:
2. De feiten
2.1. Reha Vital is onderdeel van de Vitalengroep, een aanbieder van geneeskundige hulpmiddelen en gezondheidsservice. Zij houdt zich bezig met organisatorische taken van de groep en onderhandelingen met leveranciers en financiers. Ook verzorgt zij het betalingsverkeer tussen haar klanten, waaronder REHA-Zentrum Düsseldorf GmbH (hierna: RZD) en leveranciers. Indien RZD bestellingen deed bij leveranciers betaalde Reha Vital deze en incasseerde het bedrag voor middel van een automatische machtiging bij RZD. Het risico dat Reha Vital daarmee liep had zij verzekerd bij de kredietverzekeraar [naam] Kredietversicherung (hierna: [naam]).
2.2. WZG Group is de moedervennootschap van een groep ondernemingen waartoe onder meer Welzorg Nederland B.V. (hierna: Welzorg) behoort. De laatste is een aanbieder van hulpmiddelen voor mensen met een mobiliteitsbeperking. WZG Group is zich in 2002 naast de Nederlandse markt ook gaan richten op de Europese markt, waaronder de Duitse markt. Zij is enig aandeelhouder van RZD.
2.3. Op 3 november 2006 heeft [naam] de kredietverzekering voor RZD beëindigd. Bij brief van 14 november 2006 heeft Reha Vital RZD meegedeeld dat deze om aan de centrale betalingsregeling te kunnen blijven deelnemen een bankgarantie van EUR 100.000,-- dient te stellen.
2.4. Reha Vital heeft WZG Group op 23 november 2006 een concept-Patronatserklärung gezonden (hierna: het concept) dat onder meer een rechtskeuze voor het recht van de Bondsrepubliek Duitsland bevat.
2.5. [betrokkene], directiesecretaris van Welzorg, heeft in een e-mail van 21 december 2006 gericht aan [betrokkene] van Reha Vital, meegedeeld:
“Welzorg is willing to provide guarantees for RZD. We would like to have our lawyer to review the draft comfort letter you send us on 23 November 2006 (…) and come back with our comments as soon as possible”.
2.6. WZG Group heeft aan Reha Vital een Patronatserklärung afgegeven gedateerd 8 februari 2007 (hierna: de patronaatsverklaring), die onder meer het volgende inhoudt:
“(…) Für die weitere Teilnahme [RZD] an der Zentralregulierung erklären wir folgendes:
Wir werden [RZD] bis zur Wiederherstellung der Warenkreditversicherung durch [[naam]] in dem EUR 100.000 unterschreitenden Betrag so finanziell ausstatten, dass diese in der Lage ist, ihren Zahlungsverpflichtungen gegenüber [Reha Vital] in demselben Umfang zu erfüllen, wie dies bei Fortbestehen der Warenkredietversicherung über einen Betrag von EUR 100.000 möglich wäre, jedoch in keinem Fall über einen Betrag von EUR 100.000 hinaus. (…)“
Bij brief van 19 februari 2007 gericht aan Welzorg, heeft Reha Vital bedankt voor het toezenden van de patronaatsverklaring.
2.7. Op 3 mei 2007 heeft Reha Vital RZD meegedeeld dat het bedrag van de patronaatsverklaring dient te worden verhoogd tot EUR 300.000,--. Omdat het banksaldo van RZD, ook na waarschuwing, niet toereikend bleek te zijn voor automatische incasso heeft Reha Vital bij brief van 29 mei 2007 de deelname van RZD aan de centrale betalingsregeling beëindigd.
2.8. Bij beschikking van het Ambtsgericht Düsseldorf van 31 mei 2007 is RZD (voorlopig) failliet verklaard.
2.9. Reha Vital heeft in een brief van 4 juni 2006, gericht aan Welzorg aanspraak gemaakt op betaling van EUR 73.814,59. De advocaat van Reha Vital heeft daarna bij brief van 29 november 2007 WZG Group namens Reha Vital gesommeerd tot betaling van onder meer EUR 100.000,--. Deze heeft niet aan die sommatie voldaan.
3. De vordering en het verweer
3.1. Reha Vital vordert, samengevat, veroordeling van WZG Group tot betaling van EUR 100.000,-- te vermeerderen met EUR 2.842,-- voor incassokosten.
3.2. WZG Group heeft de vordering gemotiveerd bestreden.
4. Het toepasselijke recht
4.1. Deze zaak heeft internationale aspecten omdat Reha Vital in Duitsland gevestigd is en WZG Group in Nederland. Niet in geschil is dat de Nederlandse rechter bevoegd is. Wel twisten partijen over de vraag welk recht in dezen van toepassing is.
4.2. Reha Vital stelt dat uit artikel 3 en artikel 4 lid 1 aanhef en lid 2 van het EEG-verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst van 19 juni 1980, Trb. 1980 nr. 156 (EVO) volgt dat Nederlands recht van toepassing is, omdat (i) partijen geen rechtskeuze hebben gedaan en (ii) Nederland het land is waar WZG Group, die de kenmerkende prestatie moet verrichten op grond van de patronaatsverklaring, haar gewone verblijfplaats heeft.
4.3. Volgens WZG Group is Duits recht van toepassing.
4.3.1. Primair voert zij daartoe aan dat partijen een (stilzwijgende) rechtskeuze voor Duits recht hebben gemaakt. Aan de basis van de patronaatsverklaring staat de factureringsovereenkomst die tussen Reha Vital en RZD is gesloten. Op die overeenkomst is Duits recht van toepassing. Nu de patronaatsverklaring accessoir is ten opzichte van de factureringsovereenkomst en in de patronaatsverklaring geen afwijkende rechtskeuze wordt gedaan, wordt ook deze beheerst door Duits recht. Verder is van belang dat de patronaats-verklaring is opgesteld in de Duitse taal en een rechtsfiguur betreft die niet in het Nederlandse rechtsstelsel wordt erkend. Bovendien was in het concept dat Reha Vital heeft opgesteld en dat zij op 23 november 2006 aan WZG Group heeft gezonden een expliciete keuze voor Duits recht op genomen. Niet aannemelijk is dat Reha Vital tussen het toezenden van het concept en het afgeven van de patronaatsverklaring van mening zou zijn veranderd. WZG Group heeft er van afgezien een expliciete rechtskeuze in de patronaatsverklaring op te nemen, omdat gelet op de Duitse achtergrond daarvan toepassing van Duits recht volstrekt logisch was. Het staat Reha Vital niet meer vrij van haar eerdere keuze af te wijken.
4.3.2. Subsidiair voert WZG Group aan dat de uitzonderingsgrond van artikel 4 lid 5 EVO van toepassing is, omdat de patronaatsverklaring nauwer is verbonden met Duitsland dan met Nederland. Allereerst is van belang dat Reha Vital de patronaatsverklaring aan WZG Group heeft gevraagd, omdat [naam] de kredietverzekeringsovereenkomst waarbij Reha Vital en RZD waren betrokken had opgezegd. Het gaat daarbij om drie vennootschappen die zijn opgericht naar Duits recht. Voorts is de patronaatsverklaring opgesteld in de Duitse taal, betreft het een typisch Duitse, in Nederland niet erkende, rechtsfiguur en bevat het concept een rechtskeuze voor Duits recht, aldus nog steeds WZG Group.
4.4. De rechtbank kan WZG Group niet volgen in haar opvatting dat de patronaatsverklaring accessoir is ten opzichte van de factureringsovereenkomst tussen Reha Vital en RZD. Weliswaar hangt de patronaatsverklaring samen met de betalingsfaciliteit die Reha Vital voor RZD had gecreëerd, maar zij is niet daarvan afhankelijk. De patronaatsverklaring kan immers ook zonder de factureringsovereenkomst bestaan. Uit de patronaatsverklaring blijkt ook niet dat deze afhangt van de factureringsovereenkomst. Zij is afgegeven omdat [naam] niet langer bereid was het kredietrisico te verzekeren en zou ook alleen werking hebben totdat het kredietrisico weer verzekerbaar was.
Het open stelsel van het Nederlands verbintenissenrecht brengt mee dat rechtssubjecten iedere verbintenis kunnen aangaan die zij wensen mits de rechtshandeling waarbij deze wordt aangegaan niet door inhoud of strekking in strijd is met de wet, de openbare orde of de goede zeden. Dat open stelsel brengt mee dat de patronaatsverklaring in het Nederlandse recht kan worden erkend ook al is deze, anders dan bijvoorbeeld de benoemde contracten, niet in de wet geregeld zoals ook is gebeurd met andere, van oorsprong buitenlandse rechtsfiguren als de leaseovereenkomst, de factoringovereenkomst en de franchiseovereenkomst.
Aan de omstandigheid dat de patronaatsverklaring in de Duitse taal is gesteld komt geen bijzondere betekenis toe. Het concept is klaarblijkelijk in het Duits gesteld, omdat het één van de talen is waarin partijen met elkaar communiceren.
Juist is dat Reha Vital in het concept dat zij WZG Group heeft gezonden een uitdrukkelijke keuze voor Duits recht heeft opgenomen. WZG Group, die kennelijk de patronaats-verklaring zelf heeft opgesteld, of heeft doen opstellen, aan de hand van het concept, heeft deze rechtskeuze niet overgenomen. Nu WZG Group in verband met de patronaats-verklaring een advocaat heeft geraadpleegd (zie hiervoor 2.5) kan er van worden uitgegaan dat de keus voor Duits recht in de patronaatsverklaring bewust achterwege is gelaten. Dat vindt zijn bevestiging in § 62 van de conclusie van antwoord, waar WZG Group opmerkt dat het niet voor niets is dat bepaalde zij het andere- woorden van het concept niet in de patronaatsverklaring terugkeren. Een stilzwijgende, laat staan een uitdrukkelijke, rechtskeuze kan daarom niet worden aanvaard. Het beroep van WZG Group op artikel 3 EVO gaat dus niet op.
4.5. Uit hetgeen onder 4.4. is overwogen volgt mutatis mutandis dat de argumenten die WZG Group naar voren heeft gebracht evenmin steekhoudend zijn als onderbouwing van haar betoog dat de patronaatsverklaring nauwer verbonden is met Duitsland dan met Nederland. Wat dan overblijft is dat WZG Group, die in Nederland is gevestigd, de voor de patronaatsverklaring kenmerkende prestatie moet verrichten, zodat ingevolge artikel 4 lid 2 EVO Nederlands recht van toepassing is.
De rechtbank dient de zaak derhalve naar Nederlands recht te beoordelen, zodat hetgeen partijen hebben opgemerkt over het Duitse recht hierna onbesproken kan blijven.
5. De verdere beoordeling
5.1. Reha Vital baseert haar hoofdvordering op de toezegging die WZG Group heeft gedaan in de patronaatsverklaring. Volgens haar gaat het om een zogenaamde harde patronaatsverklaring, die een ondubbelzinnige, heldere verklaring bevat afgegeven aan een specifieke crediteur, die zelfs als een garantie zou kunnen worden opgevat.
Uit de bewoordingen van de patronaatsverklaring blijkt de betalingsverplichting van WZG Group. De zinsnede “Wir werden [RZD] so finanziell ausstatten“ dient te worden vertaald als: Wij zullen RZD van financiële middelen voorzien , uitrusten of wij zullen RZD financiële middelen verstrekken. En uit de zinsnede “dass diese in der Lage ist, ihren Zahlungsverpflichtungen gegenüber [Reha Vital] in dem selben Umfang zu erfüllen, wie dies bei Fortbestehen der Warenkredietversicherung über einen Betrag von EUR 100.000 möglich wäre“ volgt volgens Reha Vital letterlijk de betalingsverplichting van WZG Group. Indien RZD namelijk in betalings-moeilijkheden had verkeerd, hetgeen het geval was, en de kredietverzekering was nog van kracht geweest zou [naam] de vordering van Reha Vital hebben betaald.
Bovendien is bij Reha Vital door de gevoerde correspondentie, de houding van zowel WZG Group als Welzorg en de letterlijke bewoordingen van de patronaatsverklaring het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat WZG Group de vordering van Reha Vital zal betalen indien RZD daartoe niet meer in staat is.
5.2. WZG Group bestrijdt dat zij verplicht is het gevorderde bedrag aan Reha Vital te voldoen. Zij voert daartoe het volgende aan.
5.2.1. Primair stelt WZG Group zich op het standpunt dat uit de bewoordingen van de patronaatsverklaring geen verplichting voor haar tot betaling kan worden afgeleid. Zij vertaalt de relevante passage van de patronaatsverklaring als volgt:
“Wij zullen [RZD] tot het tijdstip waarop [naam] (…) de kredietverzekering opnieuw toekent tot een bedrag ter hoogte van EUR 100.000 financieel ondersteunen zodat [RZD] in staat is aan haar betalingsverplichtingen jegens [Reha Vital] te voldoen in dezelfde omvang als bij het voortbestaan van de kredietverzekering ter waarde van EUR 100.000 mogelijk zou zijn geweest, echter in geen geval voor een bedrag hoger dan EUR 100.000.”
De woorden “Wij zullen [RZD] (…) financieel ondersteunen” laten er volgens WZG Group geen twijfel over bestaan zij geen verplichting tot betaling aan Reha Vital is aangegaan. Aanvankelijk wenste Reha Vital dat WZG Group een bankgarantie zou stellen, maar toen deze daartoe niet bereid bleek heeft zij zelf het concept opgesteld, en uiteindelijk genoegen genomen met de patronaatsverklaring. Reeds om die reden dient de vordering te worden afgewezen.
5.2.2. WZG Group heeft, zo voert zij subsidiair aan, niet gegarandeerd dat RZD haar verplichtingen jegens Reha Vital zou kunnen nakomen. Wèl heeft zij Reha Vital toegezegd, zoals ook blijkt uit de tekst van de patronaatsverklaring, RZD financieel te ondersteunen zodat deze aan haar financiële verplichtingen kon voldoen alsof de kredietverzekering nog bestond. Die verplichting is WZG Group nagekomen. Zij wijst erop dat de krediet-verzekering niet door RZD maar door Reha Vital was aangegaan, zodat ook ingeval de verzekering nog van kracht was geweest RZD haar verplichtingen evenmin had kunnen nakomen. Mogelijkerwijs had Reha Vital dan wel aanspraak gehad op een uitkering onder de verzekering.
5.2.3. Meer subsidiair stelt WZG Group dat zij RZD ruimschoots financieel heeft ondersteund. Zij heeft haar een achtergestelde lening verstrekt van maar liefst EUR 1.950.000, . RZD heeft deze lening zelfstandig op de meest verantwoorde wijze aangewend. Alleen al met de lening heeft WZG Group een veelvoud van het bedrag van EUR 100.000,-- dat in de patronaatsverklaring wordt genoemd aan RZD ter beschikking gesteld, waardoor zij haar verplichting op grond van de patronaatsverklaring is nagekomen. Bovendien heeft zij aan RZD EUR 125.000,-- en EUR 198.039,-- werkkapitaalfinanciering verstrekt, voor EUR 232.000,-- activa van een derde gekocht ten einde het resultaat van RZD te verbeteren, grotendeels voor haar kosten (interim-) personeel ingezet en een personele reorganisatie doorgevoerd bij RZD, alsmede EUR 161.319,89 aan vervallen rente niet bij RZD geïnd.
5.2.4. Voor het geval de rechtbank mocht aannemen dat er op WZG Group een verplichting rust, voert deze uiterst subsidiair aan dat niet vaststaat dat vorderingen van Reha Vital ten tijde van het faillissement van RZD meer dan EUR 100.000,-- bedroegen. Niet alleen is aanvankelijk slechts aanspraak gemaakt op EUR 73.814,59 maar bovendien blijkt niet dat de gefactureerde zaken daadwerkelijk zijn geleverd en dat Reha Vital de leveranciers heeft betaald. Voorts gold voor de geleverde zaken een eigendomsvoorbehoud en bestaat de kans dat Reha Vital gedeeltelijk uit de boedel van RZD kan worden voldaan. Bij dupliek heeft WZG Group becijferd dat de vordering van Reha Vital hooguit EUR 94.749,80 bedraagt., maar zij sluit niet uit dat daarop nog andere bedragen in mindering moeten worden gebracht.
Daarbij komt dat de patronaatsverklaring is gerelateerd aan de beëindigde kredietverzekering. WZG Group behoeft daarom niet meer te vergoeden dan [naam] in dit geval onder de polis zou hebben uitgekeerd.
5.3. Partijen verschillen van mening over de uitleg van de inhoud van de patronaatsverklaring. Ook in een geval als dit geldt dat, uitgaande van de tekst van de patronaatsverklaring, doorslaggevend zijn alle omstandigheden van het concrete geval gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
De rechtbank acht voor de uitleg het volgende van belang.
Nadat [naam] de kredietverzekering voor RZD had beëindigd, heeft Reha Vital getracht alternatieve zekerheid te verkrijgen voor haar vorderingen op RZD uit hoofde van de centrale betalingsregeling. In dat kader zijn onderhandelingen tussen Reha Vital en WZG Group het zij herhaald, de moedervennootschap van RZD gevoerd die uiteindelijk hebben geresulteerd in de patronaatsverklaring. Reha Vital heeft die eenzijdige verklaring kennelijk aanvaard als voldoende zekerheid, waardoor RZD kon blijven deelnemen aan de centrale betalingsregeling. De vraag is nu waartoe WZG Group in dat licht bezien op grond van de patronaatsverklaring gehouden was. Van belang daarvoor is dat WZG Group zich heeft verplicht RZD: so finanziell ausstatten, dass diese in der Lage ist, ihren Zahlungsverpflichtungen gegenüber [Reha Vital] in dem selben Umfang zu erfüllen, wie dies bei Fortbestehen der Warenkredietversicherung über eine Betrag von EUR 100.000 möglich wäre. Die zinsnede moet, gelet op de omstandigheden waaronder de patronaatsverklaring is afgegeven en op de vertaling die partijen daarvan hebben gegeven, zo worden uitgelegd dat WZG Group er zorg voor diende te dragen dat RZD over zodanige financiële middelen zou beschikken dat Reha Vital niet minder zou ontvangen dan zij in geval van wanbetaling door RZD op grond van de beëindigde kredietverzekering zou hebben ontvangen.
Volgens WZG Group heeft zij aan haar verplichting voldaan doordat zij alles bijeen aan RZD niet minder dan EUR 2.505.000,-- ter beschikking heeft gesteld. Dat mag zo zijn maar dat laat onverlet dat RZD desondanks niet meer in staat was haar betalingsverplichtingen jegens Reha Vital na te komen. WZG Group dient Reha Vital daarom alsnog te brengen in de situatie waarin deze had verkeerd indien en voor zover de kredietverzekering nog van kracht was geweest. Daarbij geldt onweersproken dat WZG Group nimmer meer dan EUR 100.000,-- behoeft te voldoen.
5.4. Gelet op hetgeen onder 5.3. is overwogen zal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen ten einde partijen in gelegenheid te stellen hun stellingen en weren aan te passen aan de hiervoor gegeven uitleg van de patronaatsverklaring en om Reha Vital in de gelegenheid te stellen een becijfering van haar vordering te geven die daarmee overeenstemt.
5.5. De rechtbank acht termen aanwezig om tussentijds hoger beroep van dit tussenvonnis open te stellen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6. De beslissing
De rechtbank:
in de hoofdzaak:
6.1. verwijst de zaak naar de rol van 20 mei 2009 voor uitlating door partijen (eerst Reha Vital, dan WZG Group) voor uitlating als onder 5.4. bedoeld;
6.2. bepaalt dat van dit vonnis tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld;
in de hoofdzaak en in het incident:
6.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Huijzer en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2009.