ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ5742

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
12 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/440098-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van woninginbraak en medeplichtigheid

In de zaak met parketnummer 07/440098-09 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 12 augustus 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een woninginbraak. De verdachte was aanwezig tijdens de zitting op 29 juli 2009, waar zijn raadsman, mr. A.R. Maarsingh, de verdediging voerde. De officier van justitie, mr. B. van Haren, eiste een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 17 dagen, maar vroeg ook om vrijspraak van de andere tenlasteleggingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte weliswaar met medeverdachten in de auto is gestapt en naar een juwelier is gereden, maar dat zijn aandeel in de woninginbraak van zodanig geringe aard was dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk behulpzaam was bij de inbraak, noch dat hij voorafgaand of tijdens de inbraak betrokken was.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten, waaronder de medeplichtigheid aan de woninginbraak, vrijgesproken dient te worden. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer, onder leiding van voorzitter mr. A.J. Louter, en de andere rechters, mrs. F. Koster en J.E. van den Steenhoven-Drion. Het vonnis werd uitgesproken in het openbaar, waarbij mr. J.E. van den Steenhoven-Drion niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440098-09
Uitspraak: 12 augustus 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres).
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2009 waarbij verdachte en zijn raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer, aanwezig zijn geweest.
De officier van justitie, mr. B. van Haren, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 17 dagen met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte van het onder feit 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd)
BEWIJS
Met betrekking tot het onder feit 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan de vordering van de officier.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde nu elk wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet op de hoogte was van de omstandigheid dat medeverdachten het plan hadden opgevat een inbraak te plegen. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt met welke middelen zijn cliënt medeverdachten zou hebben geholpen de inbraak in de woning te plegen. Hooguit is er sprake geweest van medeplichtigheid achteraf, maar dat is niet strafbaar. De raadsman van verdachte heeft geconcludeerd dat in dit geval geen sprake is van medeplichtigheid aan de woninginbraak.
De rechtbank concludeert op grond van het onderzoek dat verdachte bij de medeverdachten in de auto is gestapt waarna men naar een juwelier is gereden. Nadat door de medeverdachten van de overval is afgezien, zijn de medeverdachten naar de woning gereden waar de inbraak heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken blijkt dat verdachte weliswaar met de medeverdachten in de auto is meegereden naar de juwelier c.q. de woning waar de inbraak heeft plaatsgevonden doch dat het aandeel van verdachte in het gehele feitencomplex van dusdanig geringe aard is geweest dat niet gesproken kan worden van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking dat van “medeplegen” sprake is geweest. Evenmin acht de rechtbank – ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde – bewezen dat verdachte voorafgaande aan of tijdens het plegen van de woninginbraak opzettelijk behulpzaam is geweest door één of meer van de in de tenlastelegging genoemde middelen.
De verdachte dient derhalve van het onder feit 1 primair en subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
BESLISSING
Het onder 1 primair en subsidiair evenals het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. F. Koster en
J.E. van den Steenhoven-Drion, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 augustus 2009.
Mr. J.E. van den Steenhoven-Drion voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.