ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ9088
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.H. Huijzer
- Rechtspraak.nl
Verwijzing van arbeidsgeschil naar kantonrechter na vorderingen op basis van arbeidsovereenkomst en onrechtmatige daad
In deze zaak procedeert een advocaat tegen zijn voormalig werknemer, die als stagiair in loondienst was. De rechtbank heeft elf van de veertien vorderingen naar de kantonrechter verwezen, omdat deze vorderingen betrekking hebben op de arbeidsovereenkomst. De overige drie vorderingen, die zijn gebaseerd op onrechtmatige daad, zijn afgewezen. De rechtbank oordeelt dat zij ambtshalve haar bevoegdheid moet onderzoeken, ongeacht of de gedaagde een beroep heeft gedaan op onbevoegdheid. De rechtbank kan de zaak niet aan zich houden, omdat er geen pendant van artikel 94 lid 2 Rv bestaat.
De procedure omvat verschillende stukken, waaronder tussenvonnissen en akten van beide partijen. De eiser vordert onder andere betaling van bedragen die verband houden met de afrekening van de arbeidsovereenkomst en stelt dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door gelden achter te houden. De rechtbank wijst de vorderingen af die betrekking hebben op de onrechtmatige daad, omdat deze niet onder haar bevoegdheid vallen. De rechtbank verwijst de zaak naar de kantonrechter voor verdere afhandeling van de arbeidsgeschil.
De rechtbank concludeert dat de kantonrechter bevoegd is om de vorderingen te beoordelen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst. De vorderingen die niet onder de arbeidsovereenkomst vallen, worden afgewezen. De beslissing van de rechtbank is om de zaak te verwijzen naar de kantonrechter voor verdere behandeling, waarbij partijen zich moeten uitlaten over de voortzetting van de procedure.