2. De vrouw heeft voorts onder meer de volgende stukken overgelegd.
a. Recente GBA uittreksels betreffende de beide minderjarigen d.d. 13 augustus 2009. Hierin is ten aanzien van elke minderjarige vermeld dat zij zich op 26 juli 2004 in Nederland hebben gevestigd en dat hun huidige adres in [plaats] is.
b. Een verzetdagvaarding d.d. 22 oktober 2008 van de man in kort geding voor de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de man onder meer stelt dat hij meermalen getracht heeft de kinderen in Nederland te bezoeken; hij vordert medewerking van de vrouw aan de omgangsregeling als door de Italiaanse rechter vastgesteld.
c. Een afschrift van het op de verzetdagvaarding op 17 maart 2009 gewezen kort geding vonnis, waarbij de vordering van de man is toegewezen.
d. Een rapport/brief d.d. 18 mei 2009 van orthopedagoog/geregistreerd GZ-psycholoog NIP Spijkers, waarin onder meer is vermeld dat [kind 1] in [plaats] woont. Hij woont samen met zijn moeder en broertjes.
e. Een afschrift van het arrest van het gerechtshof van Caltanisetta op Sicilië van 9 april 2009, alsmede een gedeeltelijke vertaling in het Nederlands.
In die vertaling is kort gezegd te lezen dat de man het verzoek van de vrouw tot verwijzing van het geschil naar de Nederlandse rechter aanvecht. Voorts is te lezen
dat het gerechtshof heeft overwogen hetgeen is bepaald in artikel 15 Brussel II bis (Verordening EG nr. 2201/2003 van 27 november 2003). Voornoemde regelgeving is derhalve gebaseerd op de noodzaak dat de rechter van de minderjarige tot overeenstemming komt met de rechter van de plaats waarmee de minderjarige een bijzondere band heeft, welk concept in lid 3 van genoemd artikel 15 duidelijk wordt uiteengezet, waarbij dit steeds volledig overeen dient te komen met het grotere belang van het kind.
Het hof merkt op dat in de onderhavige zaak sprake is van twee van de voorwaarden die het mogelijk maken dat de minderjarige kinderen van de belanghebbende partijen worden geacht een bijzondere band met Nederland te hebben, te weten:
- niet alleen is Nederland de staat die de gewone verblijfplaats vormt voor
mevrouw De Vos, ouder die de ouderlijke (mede) verantwoordelijkheid draagt;
- maar bovendien is Nederland de staat waar voornoemde minderjarigen hun eigen gewone verblijfplaats naar toe hebben verhuisd, nadat de zaak bij de Italiaanse autoriteit aanhangig is gemaakt: ook deze omstandigheid komt naar voren uit de uitspraak in eerste aanleg, op pagina 30 waarvan akte wordt gegeven van het feit dat [kind 1] en [kind 2] zich in Nederland hebben gevestigd <na bijna vier jaren in de voetsporen van hun moeder> en derhalve heden, na een periode van bijna vijf jaar.
Nadat het bestaan van de bijzondere band met Nederland aldus is bevestigd, is het hof van oordeel dat het beantwoordt aan het grotere belang van de minderjarigen om de partijen naar de Nederlandse rechter te verwijzen met het oog op de beslissing omtrent de kwesties die betrekking hebben op de verhoudingen tussen de ouders en de kinderen. En daarnaast is het zo dat juist de Nederlandse rechter, als rechter in de naaste omgeving, op de hoogte is van de levensstijl en het dagelijks levensritme, zoals die in dat land gelden voor jongens in de leeftijd van [kind 1] en [kind 2] als gevolg van de binnen- en buitenschoolse activiteiten. Het lijkt dus opportuun dat die rechter de enige aangewezen persoon is om de verhoudingen tussen ouders en kinderen vorm te geven en dat in een perspectief dat de combinatie van rechten en plichten aangaande het ouderschap in overeenstemming kan brengen met het recht dat de jongens hebben om op evenwichtige wijze op te kunnen groeien volgens de kenmerkende omgevingsfactoren van die staat.
Het hof beschikt in een definitief op tegenspraak van de partijen gewezen arrest en als gedeeltelijke herziening van de uitspraak van de rechtbank te Enna, tot het aanhouden van de kwestie betreffende de toewijzing van de minderjarige kinderen aan de ouders en ook de kwestie aangaande de regeling van het bezoekrecht van de vader, en nodigt partijen uit om de zaak binnen drie maanden aanhangig te maken bij de bevoegde Nederlandse gerechtelijke autoriteit.