RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.440051-09 (P)
Uitspraak: 12 oktober 2009
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte)
geboren op (geboorteplaats)
wonende te (adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.B. Bruins, advocaat te Zwolle. Als officier van justitie was aanwezig mr. G. Edelenbos.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2009 te Raalte (benadeelde partij 1) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een koevoet/breekijzer zwaaiende bewegingen gemaakt naar en/of in de richting van die (benadeelde partij 1) en/of die/dat koevoet/breekijzer opgeheven en/of getoond aan die (benadeelde partij 1) en/of (daarbij) deze meermalen, althans éénmaal dreigend de woorden toegevoegd: “Je gaat eraan.” en/of “Ik hang je op”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2009 te Raalte opzettelijk en wederrechtelijk de auto en/of de autoruit(en) en/of de voordeurruit(en) en/of de televisie en/of de autoradio, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 1) en/of Salland Wonen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een koevoet/breekijzer op die auto en/of die autoruit(en)
en/ of die voordeurruit(en) in te slaan en/of door die televisie op de grond te gooien en/of te laten vallen en/of door de autoradio (met kracht) uit het dashboard van de auto te trekken;
3.
hij op of omstreeks 21 februari 2009 te Raalte opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (benadeelde partij 1)), meermalen, althans éénmaal (met kracht) heeft geschopt/getrapt op/tegen de benen en/of de billen en/of het lichaam van die (benadeelde partij 1) en/of die (benadeelde partij 1) (met kracht) bij de keel/nek/hals heeft vastgepakt en/of vastgehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 21 februari 2009 te Raalte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een computer en/of een televisie en/of een mobiele telefoon (merk Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 1) en/of (benadeelde partij 2), in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte;
5.
hij op of omstreeks 21 februari 2009 te Raalte als bestuurder van een voertuig, (een bestelbus van Café Bar), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 545 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder de feiten 1 tot en met 5 ten laste is gelegd. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie alleen de bewezenverklaring gevorderd voor het ‘schoppen’. Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde is door de officier van justitie vrijspraak gevorderd van de diefstal van de mobiele telefoon.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is ten aanzien van hetgeen onder feit 1, feit 3 en feit 4 ten laste is gelegd, zodat vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, voor zover het betreft de autoruiten en de ruit in de voordeur. Voor zover feit 2 betrekking heeft op de televisie en de autoradio is vrijspraak bepleit.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 5 eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Feit 1
Op zaterdag 21 februari 2009 omstreeks 04.00 uur kwam bij de politie in Zwolle een telefonische melding binnen van (benadeelde partij 1) (verder te noemen (benadeelde partij 1)) dat haar ex-vriend (verder te noemen verdachte) insloeg op haar bij haar woning in Raalte geparkeerde auto. Aanrijdend naar de woning hield de politie telefonisch contact met (benadeelde partij 1) . Op een gegeven moment vertelde (benadeelde partij 1) dat verdachte in zijn bestelauto met draaiende motor voor haar woning stond en dreigde de woning binnen te rijden als zij de voordeur niet opende. Op de achtergrond was geschreeuw en gehuil van de kinderen hoorbaar die op dat moment in de woning aanwezig waren. Vervolgens hoorde de politie geluiden, waaruit kon worden afgeleid dat verdachte de woning was binnengedrongen.
Kort daarna was de politie ter plaatse en betrad zij de woning van (benadeelde partij 1) . Eenmaal binnengekomen in de woning namen twee verbalisanten waar dat verdachte een koevoet in zijn hand vasthield. Ook volgens de verklaringen van (benadeelde partij 1) en haar dochter (X) had verdachte een koevoet in zijn hand vast.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte de koevoet niet heeft gebruikt richting aangeefster om haar te bedreigen of haar daarmee te gaan slaan.
Uit het pv bevindingen van de politie en uit de verklaringen van (benadeelde partij 1) en haar dochter (X) blijkt echter dat zij allen de indruk hadden dat verdachte (benadeelde partij 1) met de koevoet ging slaan. Uit de verklaringen blijkt verder weliswaar niet dat verdachte zwaaiende bewegingen met de koevoet in de richting van (benadeelde partij 1) heeft gemaakt - zodat verdachte voor zover de tenlastelegging daarop betrekking heeft vrijgesproken dient te worden -, maar hieruit valt wel op te maken dat verdachte de koevoet naar en/of in de richting van (benadeelde partij 1) heeft opgeheven. De verbalisanten hebben immers waargenomen dat verdachte de koevoet op schouderhoogte vasthield, terwijl (benadeelde partij 1) heeft verklaard dat verdachte voor haar stond met de koevoet en deze dreigend naar haar heeft opgeheven. Dochter (X) heeft verklaard dat zij is gaan gillen toen zij zag dat verdachte haar moeder dreigde te slaan met de koevoet waarna verdachte de koevoet liet zakken. Volgens haar tilde verdachte de koevoet kort daarna weer op, waarna de politie binnenkwam.
Met betrekking tot de verbale bedreigingen heeft de verdachte verklaard dat hij de woorden zoals deze ten laste zijn gelegd wel gebezigd zou kunnen hebben maar dat deze uit hun context zijn gehaald en bezien moeten worden tegen de achtergrond van een eerder incident . Wat er verder ook zij van de bedoeling van de woorden van verdachte, gelet op de aard van die woorden en de bedreigende omstandigheden waaronder deze zijn geuit is de rechtbank van oordeel dat bij (benadeelde partij 1) de redelijke vrees kon ontstaan dat zij haar leven zou kunnen verliezen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Feit 2
Verdachte heeft bekend dat hij op 21 februari 2009 met een koevoet de ruiten van de personenauto van (benadeelde partij 1) en de voordeurruit van haar woning heeft ingeslagen, dat hij de televisie buiten kapot heeft laten vallen en de autoradio uit de personenauto van (benadeelde partij 1) heeft getrokken waardoor deze kapot ging . In aanvulling hierop hebben zowel (benadeelde partij 1) als haar dochter (X) verklaard dat verdachte de televisie eerst binnen heeft laten vallen, waarna hij de televisie weer heeft opgetild, ermee naar buiten is lopen en buiten op de grond kapot heeft gegooid.
Voor zover het onder feit 2 ten laste gelegde ziet op de televisie en de autoradio heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat het verdachte’s eigendommen zou betreffen. Nu verdachte en (benadeelde partij 1) niet samenwoonden gaat de rechtbank er, bij gebrek aan andersluidende bewijsstukken, echter vanuit dat de in de woning van (benadeelde partij 1) aanwezige televisie en de zich in de personenauto van (benadeelde partij 1) bevindende autoradio aan haar toebehoorden.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ook dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 3
(benadeelde partij 1) heeft aangifte gedaan van mishandeling bij de politie, waarbij zij heeft verklaard dat verdachte haar tijdens de ruzie op 21 februari 2009 twee keer heeft getrapt . Ten gevolge daarvan heeft zij twee blauwe plekken opgelopen, één op haar rechterpols en één op de buitenzijde van haar linkerbovenbeen . Dit letsel is fotografisch door de politie vastgelegd. Dochter (X) heeft ook gezien dat verdachte haar moeder een schop heeft gegeven . Bovendien hebben de verbalisanten, toen zij de woning van (benadeelde partij 1) betraden, waargenomen dat verdachte met zijn hand de keel van (benadeelde partij 1) dichtkneep .
De rechtbank overweegt dat wanneer iemand de keel van een ander dichtknijpt en tegen het lichaam trapt, voorzienbaar is dat daardoor letsel en/of pijn ontstaat. Er is dus, anders dan door de verdediging is betoogd, wel sprake van opzettelijke mishandeling. De omstandigheid dat verdachte heeft gesteld dat hij zich alleen heeft willen verweren tegen een aanval van (benadeelde partij 1) doet daaraan niet af, nog daargelaten dat voor dit standpunt geen steun te vinden is in de verklaringen die daarover zijn afgelegd.
De verdediging heeft ook nog aangevoerd dat de verklaringen van (benadeelde partij 1) en haar dochter (X) bewust of onbewust gekleurd zijn door de gezinsproblematiek en het alcoholprobleem van (benadeelde partij 1) en dat ook de hectiek van het moment heeft bijgedragen aan onduidelijkheid over wie wat precies deed. De rechtbank acht de verklaringen van (benadeelde partij 1) en haar dochter (X) echter betrouwbaar. De verklaringen zijn gelijkluidend en de rechtbank heeft geen aanleiding om niet uit te gaan van de juistheid hiervan.
Gelet op de verklaringen van (benadeelde partij 1), haar dochter (X) en de verbalisanten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 3 ten laste is gelegd.
Feit 4
Op 23 februari 2009 heeft (benadeelde partij 1) er bij de politie melding van gemaakt dat verdachte op 21 februari 2009 haar televisie, haar computer en de Samsung-telefoon van haar dochter heeft weggenomen . Omdat zij bang was dat verdachte haar geweld zou aandoen heeft zij zich niet tegen het meenemen van haar eigendommen door verdachte verzet. Ook dochter (X) heeft verklaard dat voornoemde goederen door verdachte zijn weggenomen .
Verdachte heeft bekend dat hij deze goederen heeft weggenomen . Van diefstal is volgens hem echter geen sprake nu de televisie en het moederboard zijn eigendom betrof en het meenemen van de mobiele telefoon van (X) op een misverstand berust.
Zoals de rechtbank onder feit 2 al heeft overwogen gaat de rechtbank er vanuit dat, nu verdachte en (benadeelde partij 1) niet samenwoonden, de in de woning van (benadeelde partij 1) aanwezige goederen haar dan wel haar dochter toebehoorden. Dat verdachte, zoals zou blijken uit een factuur die hij heeft overgelegd, een onderdeel van de door hem meegenomen computerkast, namelijk het moederboard, heeft betaald brengt niet met zich mee dat hij gerechtigd was om zonder toestemming van (benadeelde partij 1) de computerkast mee te nemen omdat verdachte door het betalen van het moederboard niet het eigendom over de computerkast heeft verworven. Ook de omstandigheid dat hij per abuis de door hem aan (X) cadeau gedane telefoon heeft meegenomen, terwijl hij de door hem in bruikleen aan (benadeelde partij 1) gegeven telefoon had willen meenemen, doet er niet aan af dat verdachte ten tijde van de wegneming een aan (X) toebehorende telefoon heeft weggenomen waarvoor zij geen toestemming had gegeven.
Gelet hierop komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde.
Feit 5
Verdachte is naar aanleiding van hetgeen hiervoor is weergegeven aangehouden. Verbalisanten namen waar dat de adem van verdachte naar het inwendig gebruik van alcohol rook en dat zijn ogen bloeddoorlopen waren . Uit het daarop bevolen en gevolgde ademanalyseonderzoek blijkt een ademalcoholgehalte van verdachte van 545 ug/l per liter uitgeademde lucht . Verdachte heeft bekend dat hij die avond acht alcoholhoudende dranken heeft gedronken voordat hij naar de woning van (benadeelde partij 1) is gereden . Later heeft hij in de auto nog uit een platvink met pure Bacardi gedronken ter bestrijding van de pijn als gevolg van de gebroken gebitsprothese en ter verzorging van de wonden in zijn gezicht die hij in verband met de worsteling met (benadeelde partij 1) had opgelopen. Daarna stelt verdachte, dat hij niet meer heeft gereden en heeft het ademanalyseonderzoek plaatsgevonden. Dat daar een alcoholgehalte van 545 ug/l uitkwam werd volgens verdachte veroorzaakt doordat hij kort daarvoor uit de platvink gedronken had, echter daarna heeft hij niet meer gereden zodat hij zich niet schuldig gemaakt heeft aan overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet.
Aan de eerst ter terechtzitting door verdachte gegeven verklaring voor de uitkomst van het ademanalyseonderzoek hecht de rechtbank geen geloof omdat niet aannemelijk is dat verdachte binnen het zeer korte tijdsbestek zoveel gedronken heeft dat dat resulteert in een ademalcoholgehalte van 545 ug/l. Gelet op de eigen verklaring van verdachte over zijn alcoholgebruik die nacht, de omstandigheid dat hij die avond heeft gereden naar de woning van (benadeelde partij 1) en later vanaf de parkeerplaats het gras voor de woning van (benadeelde partij 1) is opgereden - hetgeen door twee getuigen is waargenomen -, en de uitkomst van het ademanalyseonderzoek, komt de rechtbank tot het wettig en overtuigend bewijs van het onder 5 aan verdachte ten laste gelegde.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 21 februari 2009 te Raalte (benadeelde partij 1) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een koevoet naar en/of in de richting van die (benadeelde partij 1) opgeheven en/of getoond aan die (benadeelde partij 1) en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: “Je gaat eraan.” en “Ik hang je op”;
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2009 te Raalte opzettelijk en wederrechtelijk de autoruiten en de voordeurruit en de televisie en de autoradio, toebehorende aan (benadeelde partij 1) en/of Salland Wonen, heeft vernield door met een koevoet op die autoruiten en die voordeurruit in te slaan en door die televisie op de grond te gooien en de autoradio (met kracht) uit het dashboard van de auto te trekken;
3.
hij op 21 februari 2009 te Raalte opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (benadeelde partij 1)), met kracht heeft geschopt tegen het lichaam van die (benadeelde partij 1) en die (benadeelde partij 1) met kracht bij de keel heeft vastgepakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 21 februari 2009 te Raalte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een computer en een televisie en een mobiele telefoon, toebehorende aan (benadeelde partij 1) en/of (benadeelde partij 2);
5.
hij op 21 februari 2009 te Raalte als bestuurder van een voertuig, (een bestelbus van Café Bar), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 545 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht
Feit 2
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen
Strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht
Feit 3
Mishandeling
Strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht
Feit 4
Diefstal
Strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht
Feit 5
Overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994
Strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal dienen te gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering ook als dit inhoudt dat verdachte zich ambulant zal dienen te behandelen. De vordering van de benadeelde partij zou – naar de mening van de officier van jusititie – niet ontvankelijk moeten worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht straf op te leggen in voorwaardelijke vorm. Daartoe is gewezen op de omstandigheid dat het hier een relationele onenigheid betreft waarbij (benadeelde partij 1) ook geen smetteloos verleden heeft als het gaat om alcoholgebruik en het gebruik van geweld. Verder is aangevoerd dat verdachte, doordat (benadeelde partij 1) na de gebeurtenissen op 21 februari 2009 zijn werkgever heeft gebeld, zijn baan is kwijtgeraakt en daarna zijn huis heeft moeten verlaten omdat hij geen inkomen meer had. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat verdachte weer op de goede weg is.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de vaststelling van de
duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Door te handelen als bewezen verklaard heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke
integriteit en persoonlijke levenssfeer van zijn (inmiddels ex-) vriendin. In het bijzonder heeft verdachte hiermee ook bijgedragen aan het gevoel van onrust en onveiligheid van de drie ten tijde van het begaan van de feiten in de woning van zijn vriendin aanwezige kinderen. De rechtbank tilt daar zwaar aan. Verdachte heeft met zijn handelwijze op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die zijn handelen voor de slachtoffers zou kunnen hebben. Het is bekend dat slachtoffers van een dergelijke gebeurtenis daarvan nog geruime tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden.
Daarnaast heeft de rechtbank bij de straftoemeting acht geslagen op een de verdachte
betreffend uittreksel justitiële documentatie van 17 september 2009.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met hetgeen is verwoord in het door L. Zwier
van Brijder op 24 september 2009 uitgebrachte voorlichtingsrapport en het advies dat
door Reclassering Nederland op 24 februari 2009 is uitgebracht door M. Lammertink.
Daaruit blijkt het volgende.
Verdachte is een bekende van justitie maar heeft de afgelopen jaren de keuze gemaakt zich te
onttrekken aan het criminele circuit. Verdachte was werkzaam als bezorger en
onderhoudsmonteur van koffieapparaten maar door zijn delict is hij zijn vaste aanstelling
kwijtgeraakt, waardoor hij geen inkomen meer had en hij ook zijn woning heeft moeten
verlaten. Verdachte heeft hierdoor last van spanningen en kampt met depressieve gevoelens
waarvoor hij medicatie gebruikt. Thans ontvangt verdachte een Ziektewet-uitkering.
Na het delict heeft verdachte geen contact meer gehad met (benadeelde partij 1), wat de kans op recidive
verlaagt. Alcohol zegt verdachte gecontroleerd te gebruiken maar ten tijde van het delict was
sprake van overmatig alcoholgebruik waardoor mogelijk sprake is van alcoholmisbruik Verdachte probeert zijn leven op te bouwen en is voornemens uit de criminaliteit te blijven. Tot een taakstraf is verdachte bereid en in staat.
De rechtbank wordt geadviseerd een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld toezicht met Brijder en behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
(benadeelde partij 1) heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, voor een bedrag van € 3.327,10.
De rechtbank zal, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat deze vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De rechtbank acht de vordering zonder nadere (bewijs)stukken onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdacht op een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 60 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf.
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag.
De rechtbank veroordeelt de verdachte voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de reclassering, ook indien dat inhoudt behandeling ter zake depressie (bij De Waag) en/of verslaving (bij Brijder Verslavingszorg, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (benadeelde partij 1) in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. M.A. Wijnands-Veninga en Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2009.