ECLI:NL:RBZLY:2009:BK0721
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.H. Huijzer
- Rechtspraak.nl
Verwijzing van vorderingen in arbeidsovereenkomst tussen advocaten
In deze zaak procedeert een advocaat, [A], tegen zijn voormalige werknemer, [B], die als advocaat in loondienst bij hem werkte. De rechtbank heeft elf van de veertien vorderingen van [A] naar de kantonrechter verwezen, omdat deze vorderingen betrekking hebben op de arbeidsovereenkomst tussen partijen. De overige drie vorderingen, die zijn gebaseerd op onrechtmatige daad, zijn door de rechtbank afgewezen. De rechtbank oordeelt dat zij ambtshalve haar bevoegdheid moet onderzoeken, ongeacht of [B] hierop een beroep heeft gedaan. De rechtbank kan de zaak niet aan zich houden, omdat er geen wettelijke basis is die dit mogelijk maakt.
De vorderingen in reconventie van [B] zijn eveneens naar de kantonrechter verwezen, aangezien deze ook betrekking hebben op de arbeidsovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van [A] en [B] in wezen voortkomen uit hun arbeidsrelatie en dat de kantonrechter de exclusieve bevoegdheid heeft om deze vorderingen te behandelen. De rechtbank heeft de vorderingen van [A] die betrekking hebben op onrechtmatige daad afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren.
De zaak is complex, met meerdere vorderingen en tegenvorderingen die voortkomen uit de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de financiële afwikkeling daarvan. De rechtbank heeft de partijen verzocht om zich uit te laten over de voortzetting van de procedure in de kantonsector, waar de zaak verder zal worden behandeld. Dit vonnis is uitgesproken op 29 juli 2009 door mr. J.H. Huijzer.