De vaststaande feiten
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist –mede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de overgelegde producties- voorshands het volgende vast:
1.1
[gedaagde] huurt sedert 24 maart 2009 van [woonstichting] de woning, staande en gelegen aan de [adres] (hierna: de woning) tegen een huurprijs van laatstelijk € 506,32 per maand. Op de huurovereenkomst is een door [woonstichting] gehanteerd Huurreglement van toepassing. In artikel 6.6 van dat reglement is bepaald: “Huurder zal ervoor zorgdragen dat aan omwonenden geen hinder of overlast van welke aard ook wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gebouw of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.”
1.2
Bij schrijven van 27 april 2009 heeft [woonstichting] aan [gedaagde] bericht dat zij sinds 6 april 2009 klachten van omwonenden ontvangt met betrekking tot door [gedaagde] en haar bezoekers veroorzaakte overlast. Zij is daarbij gesommeerd de overlast te staken. Tevens is [gedaagde] daarbij uitgenodigd voor een gesprek. Dat gesprek heeft op 29 april 2009 plaatsgevonden in aanwezigheid van de wijkagent. Daarin is [gedaagde] opnieuw te verstaan gegeven dat de overlast gestaakt dient te worden en dat bij herhaling een ontbindingsprocedure zal worden gestart.
1.3
Voormeld gesprek is bevestigd bij schrijven van 4 mei 2009. Daarbij is [gedaagde] opnieuw gesommeerd de overlast te staken.
1.4
Bij schrijven van 13 mei 2009 is [gedaagde] –wegens voortduring van de overlast en volgens dat schrijven: voor de laatste keer -opnieuw gesommeerd de overlast te staken.
1.5
Bij schrijven van 28 mei 2009 heeft de gemachtigde van [woonstichting] –wegens voortduring van de overlast- [gedaagde] in de gelegenheid gesteld de huur op te zeggen met een opzegtermijn van een maand. [gedaagde] heeft hier niet op gereageerd.
1.6
[woonstichting] heeft op 29 juni 2009 een bodemprocedure gestart waarin zij, kort gezegd, op grond van de door [gedaagde] veroorzaakte overlast ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vordert.
1.7
De gemeente Lelystad, GGD Flevoland, [woonstichting], Maatschappelijke Dienstverlening Flevoland en het Interkerkelijk Diaconaal Overleg hebben een samenwerkingsovereenkomst opgesteld die als doel heeft om huisuitzettingen bij huurschuld en overlast te voorkomen (hierna “het convenant” te noemen). In het geval van overlast zal volgens het convenant, als de huurders er zelf onderling niet uitkomen, bemiddeling door [woonstichting] plaatsvinden dan wel verwijzing naar MDF Buurtbemiddeling of -in het geval van psychosociale problematiek- naar het meldpunt Vangnet en Advies voor het starten van een hulpverleningstraject. Als de bemiddelingsgesprekken niet leiden tot een verbetering van de situatie dan biedt [woonstichting] volgens het convenant aan de huurder die overlast veroorzaakt een zgn. Laatste Kans, mits de veroorzaker zich bewust is van zijn gedrag. In dat geval wordt met de veroorzaker een begeleidingsovereenkomst aangegaan die gekoppeld is aan de huurovereenkomst en/of het aanbieden van een andere woning.
1.8
[gedaagde] heeft een huurachterstand van twee huurtermijnen.