ECLI:NL:RBZLY:2009:BK1611

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
30 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1712
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen onmiddellijke openbaarmaking van documenten op grond van de Wob in kader vaccinatie Mexicaanse griep

Op 30 oktober 2009 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekers, vertegenwoordigd door L. van Dinter, hebben de voorzieningenrechter verzocht om opschorting van alle werkzaamheden en plannen voor de vaccinatie tegen de Mexicaanse griep, totdat burgers in staat worden gesteld om zich adequaat te informeren. Dit verzoek werd ingediend na een eerder verzoek op 23 juli 2009 om documenten openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van Bestuur (Wob), met betrekking tot de gesprekken tussen het Ministerie van Volksgezondheid en farmaceutische bedrijven over het vaccin. De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage heeft het verzoek doorgezonden naar de rechtbank Zwolle-Lelystad, omdat deze rechtbank bevoegd was.

Tijdens de zitting op 22 oktober 2009 zijn verzoekers en hun deskundige J. Koetsier verschenen, terwijl de verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.F. van der Mersch, ook aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen spoedeisend belang was dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoekers niet aannemelijk hadden gemaakt dat het belang bij onmiddellijke openbaarmaking van de documenten zo zwaarwegend was dat het besluit van 29 september 2009, waarin de openbaarmaking was geweigerd, ernstig betwijfeld moest worden. De informatie over het vaccin was inmiddels beschikbaar op de website van de European Medicines Agency (EMEA).

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en ook het verzoek om een dwangsom wegens te late beslissing op de aanvraag niet toegewezen, omdat de aanvraag vóór de inwerkingtreding van de Wet dwangsom was ingediend. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 30 oktober 2009.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Voorzieningenrechter
Registratienummer: Awb 09/1712
Uitspraak betreffende het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen:
Stichting Stralingsarm Nederland e.a.,
verzoekers,
vertegenwoordigd door L. van Dinter
en
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.F. van der Mersch, advocate te ’s-Gravenhage.
1.Procesverloop
Bij brief van 23 juli 2009 is namens verzoekers met een beroep op de Wet openbaarheid van Bestuur (hierna: Wob) verweerder verzocht afschriften toe te zenden van alle documenten, die betrekking hebben op de gesprekken tussen verweerders Ministerie, het Landelijk Vaccinatie Instituut en alle farmaceutische bedrijven, die benaderd zijn voor de produktie van het vaccin tegen de Mexicaanse griep influenza A (H1N1). Tevens is verzocht om het contract met alle ontbindende voorwaarden, waaronder deze vaccins geleverd zullen worden èn, met het oog op de publicatie van de Wereld Gezondheid Organisatie over twijfels aan de risico’s van het gebruik van dit vaccin, de afspraken welke met het uitverkozen farmaceutisch bedrijf gemaakt zijn over de afwikkeling van schadeclaims van door dit vaccin (ernstig) ziek geworden burgers.
Op 3 september 2009 hebben verzoekers bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het verzoek van 23 juli 2009.
Op 25 september 2009 hebben verzoekers de voorzieningenrechter van de rechtbank
’s-Gravenhage verzocht een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te treffen, inhoudende opschorting van alle werkzaamheden, procedures en plannen voor vaccinatie, totdat burgers in staat gesteld worden zichzelf afdoende te informeren. De voorzieningenrechter van de rechtbank
’s-Gravenhage heeft dit verzoek op 28 september 2009 doorgezonden aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad, omdat deze rechtbank gelet op de statutaire vestiging van de Stichting Stralingsarm Nederland de bevoegde rechtbank is.
Bij besluit van 29 september 2009 heeft verweerder, onder toepassing van artikel 10, eerste lid, sub c, artikel 10, tweede lid, sub b en g, alsmede artikel 11 van de Wob besloten de gevraagde documenten niet openbaar te maken.
Verzoekers hebben op 1 oktober 2009 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij brief van 6 oktober 2009 is het verzoek om voorlopige voorziening aangevuld, in die zin dat verweerder wordt gelast de gevraagde informatie te verstrekken, en, in het belang van de volksgezondheid, de overheid wordt gelast uiterlijk voordat de (eerste) vaccinatie plaatsvindt, alsnog de burger deugdelijk te informeren c.q. te waarschuwen over de (mogelijke) gezondheidsrisico’s van vaccinatie, zodat de burger in staat gesteld wordt zichzelf afdoende te informeren alvorens een weloverwogen beslissing te kunnen nemen ten aanzien van de vaccinatie.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 22 oktober 2009. Van verzoekers is verschenen L. van Dinter, bestuurslid van de Stichting Stralingsarm Nederland, A. Zeevat, A. Bleeker, D.L. Röver, G. Leerink en B.M.C.H. Penn.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, voornoemd.
Verzoekers hebben als deskundige meegebracht J. Koetsier, gewezen huis- en bedrijfsarts. Mevrouw D.L. Röver, medisch onderzoeksjournalist, is als partij niet toegelaten als deskundige.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voorzover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
Onder toepassing van artikel 6:20, vierde lid van de Awb worden het bezwaar en het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 29 september 2009.
Ter zitting hebben verzoekers het verzoek om voorlopige voorziening nogmaals aangepast. In overleg met de vertegenwoordiger van verzoekers stelt de voorzieningenrechter vast dat slechts aan de orde is de vraag of de voorlopige voorziening, inhoudende onmiddellijke openbaarmaking van documenten op grond van de Wob, getroffen dient te worden en wel op straffe van een dwangsom. Een dergelijk verzoek om voorlopige voorziening komt niet snel voor toewijzing in aanmerking omdat een dergelijke voorziening een zeer ver strekkend en onomkeerbaar karakter zou hebben. Voor een zo ver strekkende beslissing is in beginsel slechts plaats indien ernstig moet worden getwijfeld aan de rechtmatigheid van het besluit en een zeer zwaarwegend spoedeisend belang daartoe noopt. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat, gelet op inhoud van het besluit van 29 september 2009 en de daarin gemotiveerd weergegeven weigeringsgronden, geen grond bestaat voor deze ernstige twijfel en dat geen sprake is van een zodanig spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening is gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter ziet evenmin aanleiding om in dit stadium alsnog, onder toepassing van geheimhouding ex artikel 8:29 van de Awb, bij verweerder alle documenten op te vragen.
Verzoekers hebben niet aannemelijk kunnen maken dat het gestelde belang dermate zwaarwegend is dat de beslissing op bezwaar - de datum voor de hoorzitting van de adviescommissie is al vastgesteld - niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat het belang van verzoekers, zoals ter zitting is gebleken, voor al is gelegen in informatie omtrent de samenstelling van het vaccin tegen de Mexicaanse griep en de mogelijke bijwerkingen van dit vaccin. Deze informatie is inmiddels beschikbaar op de website van de European Medicines Agency (EMEA), onder meer – zoals Koetsier verklaarde – met een Nederlandstalig gedeelte.
Gelet op voorgaande bestaat geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter informeert verzoekers dat het verzoek om verweerder een dwangsom op te leggen wegens te laat beslissen op de aanvraag niet voor toewijzing in aanmerking kan komen. Verzoekers hebben de aanvraag ingediend vóór 1 oktober 2009, de datum waarop de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking is getreden. Ingevolge het in deze Wet opgenomen overgangsrecht blijft het recht zoals dit gold voor de datum van inwerkingtreding van deze Wet van toepassing op aanvragen die vóór deze datum zijn ingediend.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzieningenrechter, en door deze en Y. van der Zaan-van Arnhem als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
30 oktober 2009.
Afschrift verzonden op: