ECLI:NL:RBZLY:2009:BK1792

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
12 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
134535 / HA ZA 07-926
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de vraag wie de opdrachtgever is in een civiele procedure tussen een natuurlijke persoon en een besloten vennootschap

In deze civiele procedure, uitgesproken door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 12 augustus 2009, staat de vraag centraal wie de opdrachtgever is voor de werkzaamheden die zijn verricht: de natuurlijke persoon of diens failliete besloten vennootschap, IM Installatietechniek B.V. De rechtbank hanteert hierbij de Haviltex-norm, die stelt dat een ieder wordt geacht voor zichzelf te handelen, tenzij duidelijk is dat iemand voor een ander handelt. De bewijslast ligt bij de partij die betwist dat de natuurlijke persoon in privé heeft gehandeld.

De eiseres, GISU B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J. Zomer, heeft in deze zaak de gedaagde, een natuurlijke persoon, aangeklaagd. De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis en getuigenverhoren. De rechtbank heeft de gedaagde opgedragen te bewijzen dat de vennootschap de opdrachtgever was, terwijl GISU moest bewijzen dat zij het recht had om het uurtarief van EUR 34,00, vermeerderd met reiskosten, in rekening te brengen.

De rechtbank oordeelt dat de gedaagde niet is geslaagd in zijn bewijslevering. De getuigenverklaringen en andere bewijsstukken ondersteunen niet zijn stelling dat de vennootschap de contractspartij was. De rechtbank concludeert dat de gedaagde als contractspartij van GISU moet worden aangemerkt. GISU heeft bovendien voldoende bewijs geleverd voor de hoogte van de vordering, die is toegewezen, inclusief de wettelijke rente.

De rechtbank veroordeelt de gedaagde tot betaling van een bedrag van EUR 19.296,78 aan GISU, vermeerderd met wettelijke rente, en legt de proceskosten op aan de gedaagde, die in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 134535 / HA ZA 07-926
Vonnis van 12 augustus 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GISU B.V.,
gevestigd te Assen,
eiseres,
advocaat mr. H.J. Zomer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.M. Rommes.
Partijen zullen hierna Gisu en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 oktober 2008
- een akte na tussenvonnis aan de zijde van [gedaagde]
- een akte uitlating aan de zijde van Gisu
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 11 december 2008
- het proces-verbaal van tegen-getuigenverhoor van 12 maart 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beoordeling
2.1. Bij gemeld tussenvonnis is (I) [gedaagde] opgedragen te bewijzen feiten en/of omstandigheden waaruit volgt dat niet hijzelf in persoon doch de vennootschap - te weten: IM Installatietechniek B.V.- als de opdrachtgever van de onderhavige werkzaamheden is aan te merken, en (II) Gisu opgedragen te bewijzen feiten en/of omstandigheden waaruit volgt dat zij dienaangaande het uurtarief (EUR 34,00), te vermeerderen met reiskosten, in rekening mocht brengen.
2.2. Door [gedaagde] zijn als getuigen voorgebracht [getuige A], [getuige B] en hemzelf als partij-getuige, terwijl Gisu als partijgetuigen heeft doen horen haar beide directeuren [C] en [D].
2.3. Naar het oordeel van de rechtbank is [gedaagde] niet geslaagd in de onder I gemelde bewijslevering, nu uit de diverse bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat in dezen voldoende kenbaar is gemaakt dat niet met hem in persoon doch met gemelde vennootschap werd gecontracteerd. Door [gedaagde] is als getuige dienaangaande onder meer verklaard: “U houdt mij voor dat het in deze procedure gaat over de relatie tussen mij, c.q. een van mijn bv’s en Gisu en dat realiseer ik mij. Er liggen helaas geen harde stukken waaruit blijkt dat ik niet in privé handelde.” Over door hem in dat kader genoemde mail van [getuige B] van 29 november 2006 - wat daar in dit verband verder ook van zij - (en die in copie is aangehecht aan de getuigenverklaring [getuige A]) hebben [C] en [D] desgevraagd verklaard deze mail niet te kennen. De afgelegde getuigenverklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, ondersteunen het ten processe door [gedaagde] ingenomen standpunt hoe dan ook onvoldoende, evenmin als de visitekaartjes (die in copie zijn aangehecht aan de verklaring van [D]). Een en ander betekent dat [gedaagde] als de contractspartij van Gisu heeft te gelden.
2.4. Waar er derhalve in rechte van uit dient te worden gegaan dat Gisu terzake van de litigieuze werkzaamheden terecht [gedaagde] in rechte heeft betrokken, behoeft de hoogte van de vordering van Gisu thans bespreking. In het bijzonder gaat het daarbij om de door Gisu gepretendeerde afspraken over de honorering van de onderhavige werkzaamheden, op welke kwestie de in rechtsoverweging 2.1 onder II gemelde bewijsopdracht betrekking heeft.
2.4.1. Naar het oordeel van de rechtbank is Gisu in bedoeld bewijs geslaagd: enerzijds door middel van productie 1 bij haar antwoordakte van 28 mei 2008 (idem productie 23 bij dagvaarding), waarin expliciet de reiskostenvergoeding aan de orde is, alsmede productie 27 bij de dagvaarding (nogmaals overgelegd bij akte uitlating van 29 oktober 2008) en anderzijds omdat gemeld uurtarief van EUR 34,00 is bevestigd door de getuigen [A] (conform diens eerdere schriftelijke verklaring als overgelegd bij schrijven van 8 april 2008), [C] en [D]. Bij de verdere afdoening zal de gevorderde hoofdsom, vermeerderd met de niet betwiste handelsrente, derhalve dienovereenkomstig worden toegewezen.
2.4.2. De door [gedaagde] bestreden buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen nu deze onvoldoende zijn onderbouwd en niet is gebleken dat het hier gaat om gemaakte kosten waarvan na te melden proceskostenveroordeling niet reeds een vergoeding plegen in te houden.
2.5. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat aan de oproeping in vrijwaring [getuige A] - die bij incidenteel vonnis van 21 november 2007 werd toegestaan - blijkens de brief van 8 april 2008 zonder nadere gevolgen is gebleven vanwege een tussen betrokkenen onderling getroffen regeling.
2.6. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van Gisu op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding EUR 83,35
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 440,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 1.808,00 (4,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 2.331,35
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Gisu te betalen een bedrag van EUR 19.296,78 (negentienduizendtweehonderdzesennegentig euro en achtenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119a BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 30 mei 2007 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Gisu tot op heden begroot op EUR 2.331,35,
3.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2009.?
3
Datum Uitspraak: 12-8-2009 Instantie: Rechtbank Zwolle Zaaknummer: 134535 - HA ZA 07-926 - 2
Datum Opslag: 24-8-2009 Sector: Civiel Concipiënt: Hidma
Opmerking(en):
134535 / HA ZA 07-926
12 augustus 2009
Datum Uitspraak: 11-8-2009 Instantie: Rechtbank Zwolle Zaaknummer: 134535 - HA ZA 07-926 - 2
Datum Opslag: 23-8-2009 Sector: Civiel Concipiënt: Hidma
Opmerking(en):