ECLI:NL:RBZLY:2009:BK3155

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
12 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/996554-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met vlees en valsheid in geschrift in de context van de Destructiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 12 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder valsheid in geschrift en het onttrekken van destructiemateriaal aan verwerking. De verdachte werd ervan beschuldigd opzettelijk valse facturen en vrachtbrieven te hebben opgemaakt en voorhanden te hebben gehad, waarbij hij vlees dat niet geschikt was voor menselijke consumptie als zodanig heeft verkocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van oktober 2006 tot en met oktober 2007, in verschillende gevallen, vlees dat als destructiemateriaal geclassificeerd was, heeft verkocht als vlees bestemd voor menselijke consumptie. Dit gebeurde door het opmaken van valse documenten die de herkomst en de aard van het vlees verhulden. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die stelde dat de gedragingen aan de rechtspersoon moesten worden toegerekend, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zelf ook alle bestanddelen van de delictsomschrijving had vervuld. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het opzettelijk voorhanden hebben van valse documenten en het onttrekken van destructiemateriaal aan verwerking. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Economische Strafkamer
Parketnr. : 07.996554-08
Uitspraak: 12 november 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres).
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.F. Jagtenberg, advocaat te Hoofddorp.
De officier van justitie, mr. F. Sieders, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 maart 2008, te Polsbroek, in de gemeente Lopik, althans in Nederland, opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad een vals(e) of vervalst(e) faktuur, gedateerd 17 oktober 2006, met het nummer xxxxxx gericht aan (naam bedrijf), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers was (zakelijk weergegeven) blijkens die factuur 21.320 kg "Snippers" verkocht aan (naam bedrijf), terwijl er in werkelijkheid steekvlees, zijnde vlees dat ongeschikt was (verklaard) voor menselijke consumptie, was verkocht aan (naam bedrijf);
(zaaksdossier (naam), hoofdstuk 2, pagina 876, bijlage D 1066)
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
verdachte op of omstreeks 1 november 2006, althans in of omstreeks de maand november 2006, althans in 2006, te Polsbroek, in de gemeente Lopik, althans in Nederland, een faktuur met het nummer xxxx gericht aan (naam bedrijf 2) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk (zakelijk weergegeven) blijkens die factuur 20.049 kg "Varkens trimming" verkocht aan (naam bedrijf 2) terwijl er in werkelijkheid steekvlees, zijnde vlees dat ongeschikt was (verklaard) voor menselijke consumptie, was verkocht aan die (naam bedrijf 2), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaaksdossier (naam) hoofdstuk 3, pagina 1042, bijlage D 1615)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
verdachte op of omstreeks 30 augustus 2007, althans in of omstreeks de maand augustus 2007, althans in 2007, te Polsbroek, in de gemeente Lopik, althans in Nederland, een faktuur met het nummer xxxxx gericht aan (naam bedrijf 3) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk (zakelijk weergegeven) blijkens die factuur 22.899 kg "Mager Met 80/20" verkocht aan (naam bedrijf 3) terwijl er in werkelijkheid steekvlees, althans een gedeelte steekvlees, zijnde vlees dat ongeschikt was (verklaard) voor menselijke consumptie, was verkocht aan die (naam bedrijf 3)., zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaaksdossier "(naam)", hoofdstuk 4, pagina 1080, bijlage D 1699)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 12 maart 2008, te Polsbroek, in de gemeente Lopik, althans in Nederland, opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad een vals(e) of vervalst(e) faktuur, gedateerd 13 augustus 2007, met het nummer xxxx gericht aan (naam bedrijf), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers was (zakelijk weergegeven) blijkens die factuur 11.551 kg "Snippers" verkocht aan (naam bedrijf), terwijl er in werkelijkheid steekvlees, zijnde vlees dat ongeschikt was (verklaard) voor menselijke consumptie, was verkocht aan (naam bedrijf);
(zaaksdossier (naam) hoofdstuk 5, pagina 1168, bijlage D 1892)
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 12 maart 2008, te Polsbroek, in de gemeente Lopik, althans in Nederland, opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad een vals(e) of vervalst(e) vrachtbrief - vervoerdocument (CMR) ten behoeve van een transport van 17 pallets frozen pork stab meat CAT3 (zijnde steekvlees) met als bestemming (zakelijk weergegeven) (naam 4) in Slovenië, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers was (zakelijk weergegeven) op dat document vermeld dat de hiervoor genoemde goederen op 27 september 2007 waren ontvangen (in Slovenië), terwijl de hiervoor genoemde goederen niet zijn getransporteerd naar (naam 4) in Slovenië;
(zaaksdossier "(naam 5)", hoofdstuk 1, pagina 1386, bijlage D 1236)
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 12 maart 2008, te Polsbroek, in de gemeente Lopik, althans in Nederland, opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad een vals(e) of vervalst(e) vrachtbrief - vervoerdocument (CMR) ten behoeve van een transport van 17 pallets frozen pork stab meat CAT3 (zijnde steekvlees) met als bestemming (zakelijk weergegeven) (naam 4) in Slovenië, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers was (zakelijk weergegeven) op dat document vermeld dat de hiervoor genoemde goederen op 13 oktober 2007 waren ontvangen (in Slovenië), terwijl de hiervoor genoemde goederen niet zijn getransporteerd naar (naam 4) in Slovenië;
(zaaksdossier "(naam 5)", hoofdstuk II, pagina 1512, bijlage D 1246)
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
7.
verdachte op of omstreeks 18 april 2007, althans in of omstreeks de maand april 2007, althans in 2007, te Polsbroek, in de gemeente Lopik, althans in Nederland, een faktuur met het nummer xxxxx gericht aan (naam bedrijf 4) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk (zakelijk weergegeven) blijkens die factuur (onder meer) 24.287 kg "pork trimming" verkocht aan (naam bedrijf 4) terwijl er in werkelijkheid steekvlees, althans gedeeltelijk steekvlees, zijnde vlees dat ongeschikt was (verklaard) voor menselijke consumptie, was verkocht aan (naam bedrijf 4), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaaksdossier "(naam 5)", hoofdstuk IV, pagina 1895, bijlage D 1760)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
8.
hij op of omstreeks 29 februari 2008, althans in of omstreeks de maand februari 2008, althans in of omstreeks het jaar 2008, in de gemeente 's-Hertogenbosh en/of in de gemeente Lopik, althans in Nederland, een - zakelijk weergegeven - herkomstverklaring met daarop het nummer xxxxx – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk in die herkomstverklaring vermeld dat het te leveren / geleverde produkt "Minerai du Boeuf, 90/10", zijnde een rund(vlees), althans een produkt bestaande uit rundvlees, betrof, terwijl het in werkelijkheid paardenvlees, althans een produkt bestaande uit paardenvlees, betrof, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaaksdossier "Overige zaken", hoofdstuk 2, pagina 2087, bijlage D 420)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
9.
hij in of omstreeks de periode van oktober 2006 tot en met oktober 2007, althans in of omstreeks 2006 en/of 2007, te Polsbroek, in de gemeente Lopik en/of in de gemeente Deventer en/of in de gemeente Den Bosch en/of in de gemeente Lith, althans (op een of meerdere plaatsen) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk, (telkens) steekvlees van runderen en/of varkens, zijnde destructiemateriaal, (telkens) heeft onttrokken aan verwerking;
art 4 lid 1 Destructiewet
BEWIJS
BEWIJSOVERWEGINGEN
Algemeen:
Door de raadsvrouw van verdachte is betoogd, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat alle tenlastegelegde gedragingen zijn verricht door de rechtspersoon en niet door verdachte zelf als natuurlijk persoon. Volgens de raadsvrouw hadden de tenlastgelegde gedragingen moeten worden toegerekend aan de rechtspersoon van verdachte (de besloten vennootschap (naam bedrijf )) en had verdachte eventueel vervolgd kunnen worden wegens het feitelijk leidinggeven aan die gedragingen.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat de mogelijkheid om strafbare gedragingen toe te rekenen aan een rechtspersoon niet uitsluit dat die gedragingen ook als strafbare gedragingen aan een natuurlijke persoon kunnen worden tenlastegelegd, wanneer deze zelf – al dan niet tezamen en in vereniging met een ander (waaronder ook de rechtspersoon valt te rekenen) gepleegd - alle bestanddelen van de delictsomschrijving heeft vervuld.
Ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 7 ten laste gelegde
Ten laste is gelegd dat er facturen vals zijn opgemaakt omdat er niet ‘steekvlees’ maar ‘Snippers’, ‘Trimmings’, ‘Mager met 80/20’, ‘Varkenstrimming’ of ‘Pork Trimming’ staat vermeld als product dat verkocht is, terwijl er ‘steekvlees’ is verkocht.
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen blijkt dat er vlees is verkocht dat niet voor menselijke consumptie bestemd was danwel ongeschikt was verklaard voor de menselijke consumptie. In de tenlastelegging wordt dit ‘steekvlees’ genoemd.
De benamingen voor het vlees genoemd in de betreffende facturen zouden ook betrekking kunnen hebben op vlees dat niet bestemd is of ongeschikt is verklaard voor de menselijke consumptie. De rechtbank kan op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet vaststellen dat die benamingen niet passen bij de partijen vlees waar de in de tenlastegelegde genoemde facturen betrekking op hebben. Derhalve kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de facturen vals zijn opgemaakt.
Gelet op het bovenstaande dient verdachte van het onder 1, 2, 3, 4 en 7 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van het onder 9 ten laste gelegde
Aan verdachte is, kort weergegeven, ten laste gelegd dat hij destructiemateriaal - steekvlees van runderen en varkens – heeft onttrokken aan verwerking.
In artikel 4 van de Destructiewet (geldend tot 1 januari 2008) is bepaald dat het verboden is om destructiemateriaal aan verwerking te onttrekken.
Op 10 oktober 2002 is verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273) (hierna: verordening nr. 1774/2002) gepubliceerd. In de verordening zijn voorschriften vastgesteld voor het verzamelen, vervoeren, opslaan, hanteren, verwerken en gebruiken of verwijderen van dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten teneinde te voorkomen dat deze producten een risico voor de gezondheid van mens of dier vormen. De verordening is sinds 1 mei 2003 rechtstreeks van toepassing in de lidstaten, waaronder Nederland. Aan de verordening is - voor zover hier van belang - nationale uitvoering gegeven in het - op artikel 23 van de Destructiewet gebaseerde - Destructiebesluit dat inwerking is getreden op 7 september 2005 (vervallen op 1 januari 2008).
Artikel 20 van het Destructiebesluit luidt:
In afwijking van artikel 1 van de Destructiewet wordt, ter uitvoering van verordening nr. 1774/2002, voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, van die wet verstaan onder:
a. destructiemateriaal: categorie 1-materiaal, categorie 2-materiaal of categorie 3-materiaal
b. verwerking: het onschadelijk maken van categorie 1-materiaal, categorie 2-materiaal of categorie 3-materiaal door het overeenkomstig verordening nr. 1774/2002 te verwerken of te verwijderen.
Wat onder categorie 3-materiaal wordt verstaan en hoe dit materiaal moet worden verwerkt is omschreven in artikel 6 van de verordening nr. 1774/2002.
Op basis van artikel 6, eerste lid, van de verordening nr. 1774/2002 wordt, onder meer, onder categorie 3-materiaal verstaan:
- delen van geslachte dieren die overeenkomstig de communautaire wetgeving voor menselijke consumptie geschikt zijn verklaard, maar die om commerciële redenen niet voor menselijke consumptie bestemd zijn
- delen van geslachte dieren, die voor menselijke consumptie ongeschikt zijn verklaard, maar die geen symptomen van op mens of dier overdraagbare ziekten vertonen en die afkomstig zijn van karkassen die overeenkomstig de communautaire wetgeving voor menselijke consumptie geschikt zijn verklaard;
- materiaal dat bovengenoemde dierlijke bijproducten bevat.
In het tweede lid van artikel 6 van de verordening nr. 1774/2002 staat beschreven dat categorie 3 –materiaal als volgt verwerkt dient te worden:
- rechtstreeks als afval verwijderen door verbranding in een daartoe erkende verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie;
- verwerking in een categorie 1- en categorie 2-verwerkingsbedrijf;
- verwerking in een categorie 3-verwerkingsbedrijf;
- als grondstof gebruiken in een bedrijf voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren dat overeenkomstig artikel 18 is erkend;
- verwerking in een biogasinstallatie of composteerinstallatie die overeenkomstig artikel 15 is erkend.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat categorie 3-materiaal destructiemateriaal is in de zin van artikel 4 van de Destructiewet en dat destructiemateriaal niet bestemd kan worden voor menselijke consumptie.
(naam 6) heeft verklaard dat hij varkensteekvlees categorie 3 dat bestemd was voor de petfoodindustrie aan (bedrijfsnaam 5) heeft geleverd.
(bedrijfsnaam 5)., heeft bij de AID, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard:
- dat hij vanaf 2005 grote hoeveelheden steekvlees categorie 3 heeft aangekocht;
- dat hij categorie 3-vlees doorverkocht als vlees bestemd voor humane consumptie aan (naam 7 );
- dat (naam 7 ) op de hoogte was van het feit dat het geleverde vlees categorie 3-materiaal was;
- dat (naam 7 ) hem vertelde dat hij dit vlees mengde met ander vlees en dit doorverkocht als vlees bestemd voor humane consumptie.
Verdachte (naam verdachte) heeft bij de AID, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard:
- dat hij vlees heeft gekocht bij (bedrijfsnaam 5);
- dat hij het verschil weet tussen categorie 3-materiaal en vlees bestemd voor de humane consumptie;
- dat hij vanaf het laatste kwartaal 2006 wist dat (bedrijfsnaam 5) hem categorie 3-materiaal leverde;
- dat hij dit categorie 3–materiaal heeft gemengd met ander vlees en heeft doorverkocht als een product bestemd voor humane consumptie.
Het vorenstaande in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat feit 9 wettig en overtuigend bewezen is, immers door (bedrijfsnaam 5) en verdachte (naam verdachte) is opzettelijk steekvlees van categorie 3, zijnde destructiemateriaal in de zin van artikel 4 van de Destructiewet, verkocht als product voor menselijke consumptie en daardoor is dit vlees onttrokken aan het proces tot verwerking als destructiemateriaal.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 5, 6, 8 en 9 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
5.
hij op 12 maart 2008, te Polsbroek, in de gemeente Lopik, opzettelijk heeft voorhanden gehad een valse vrachtbrief - vervoerdocument (CMR) ten behoeve van een transport van 17 pallets frozen pork stab meat CAT3 met als bestemming (naam 4 ) in Slovenië, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers was op dat document vermeld dat de hiervoor genoemde goederen op 27 september 2007 waren ontvangen in Slovenië, terwijl de hiervoor genoemde goederen niet zijn getransporteerd naar (naam 4 ) in Slovenië;
6.
hij op 12 maart 2008, te Polsbroek, in de gemeente Lopik, opzettelijk heeft voorhanden gehad een valse vrachtbrief - vervoerdocument (CMR) ten behoeve van een transport van 17 pallets frozen pork stab meat CAT3 met als bestemming (naam 4 ) in Slovenië, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers was op dat document vermeld dat de hiervoor genoemde goederen op 13 oktober 2007 waren ontvangen in Slovenië, terwijl de hiervoor genoemde goederen niet zijn getransporteerd naar (naam 4 ) in Slovenië;
8.
hij op 29 februari 2008 in Nederland, een herkomstverklaring met daarop het nummer 20766 – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk in die herkomstverklaring vermeld dat het te leveren / geleverde produkt "Minerai du Boeuf, 90/10", zijnde een produkt bestaande uit rundvlees betrof, terwijl het in werkelijkheid een produkt bestaande uit paardenvlees betrof, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
9.
hij in de periode van oktober 2006 tot en met oktober 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, telkens opzettelijk steekvlees van runderen en/of varkens, zijnde destructiemateriaal, heeft onttrokken aan verwerking;
Van het onder 5, 6, 8 en 9 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het onder 5 en 6 bewezene levert telkens op:
medeplegen van:
het opzettelijk voorhanden hebben van een vals opgemaakt geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik,
strafbaar gesteld bij artikel 225 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 8 bewezene levert op:
valsheid in geschrift,
strafbaar gesteld bij artikel 225 van het Wetboek van Strafreht.
Het onder 9 bewezene levert op:
medeplegen van:
het opzettelijk overtreden van voorschriften gesteld bij artikel 4 van de Destructiewet, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 1a van de Wet op de economische delicten (oud; geldend tot 1 januari 2008)
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een lange periode vele malen vlees dat niet (meer) bestemd was voor de menselijke consumptie en als destructiemateriaal had dienen te worden verwerkt verkocht als zijnde vlees bestemd voor de menselijke consumptie.
Het op de markt brengen van destructiemateriaal als zijnde vlees bestemd voor de menselijke consumptie brengt risico’s voor de volksgezondheid met zich mee en kan bij bekend worden hiervan schade toebrengen aan de vleeshandel. Om te doen voorkomen dat het vlees bestemd was voor de menselijke consumptie heeft verdachte de herkomst van het vlees verhuld. Verdachte heeft hierbij alleen oog gehad voor eigen financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 4 augustus 2009 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, en uit het oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten, is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een forse werkstraf passend en geboden is. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als door de officier van justitie gevorderd, buiten proportie, nu de volksgezondheid niet direct groot gevaar heeft gelopen, maar het hier om vlees ging dat op zich wel overeenkomstig de communautaire wetgeving voor menselijke consumptie geschikt kon worden verklaard, maar dat om commerciële redenen niet voor menselijke consumptie bestemd was.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
BESLISSING
Het onder 1, 2, 3, 4 en 7 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het 5, 6, 8 en 9 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 5, 6, 8 en 9 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf .
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. A.J. Louter en M. Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2009.
Mr. Louter voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.