ECLI:NL:RBZLY:2009:BK3328

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
2 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
151890 - HA ZA 08-1454
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. van der Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over advocatendeclaratie en samenloop met Wtbz-procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, ging het om een geschil tussen de maatschap Plasbossinade Advocaten en Notarissen en een gedaagde over een advocatendeclaratie. De eiseres, Plasbossinade, vorderde betaling van een bedrag van EUR 5.951,93, vermeerderd met rente en kosten, voor werkzaamheden die zij in opdracht van de gedaagde had verricht. De gedaagde betwistte het bestaan van de vordering en stelde dat er geen opdracht was gegeven voor de werkzaamheden die Plasbossinade had gedeclareerd. De rechtbank diende te oordelen over de vraag of de gedaagde daadwerkelijk opdracht had gegeven voor de werkzaamheden en of de declaratie redelijk was.

De rechtbank overwoog dat de gedaagde in juli 2005 contact had opgenomen met Plasbossinade met het verzoek om over zijn vordering op de Friesland Bank te overleggen. Gedurende de procedure werd duidelijk dat er meerdere advocatenkantoren betrokken waren geweest bij de lopende zaken van de gedaagde, en dat er gesprekken waren gevoerd over de mogelijkheden van rechtsbijstand. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde wel degelijk opdracht had gegeven voor werkzaamheden in de zaken tegen notaris [C] en tegen [D], maar dat dit niet het geval was voor de zaak tegen de Friesland Bank, waar Plasbossinade in afwachting was van een duidelijke opdracht.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van Plasbossinade af en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De rechtbank benadrukte dat de bijzondere rechtsgang van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (WTBZ) gevolgd diende te worden voor geschillen over de hoogte van advocatendeclaraties, en dat de rechtbank in dat opzicht onbevoegd was. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. J. van der Hulst op 2 september 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 151890 / HA ZA 08-1454
Vonnis van 2 september 2009
in de zaak van
de maatschap
PLASBOSSINADE ADVOCATEN EN NOTARISSEN,
gevestigd te Groningen,
eiseres,
advocaat mr. P.P.R. Hoekstra,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. N.E. Koelemaij.
Partijen zullen hierna Plasbossinade en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij brief van 5 juli 2005 schrijft [gedaagde] aan Plasbossinade (mr. [A]):
“Ik ben de wanhoop nabij.
Bijgaand stuk S.R.K 29 juni 2005 spreekt voor zichzelf.
Wilt u zo vriendelijk zijn, om S.R.K. uw bevindingen mede te delen t.a.v. de kwestie “Eff. Portefeuille”.
Wilt u de kwestie “Notaris [C]” = “Vervalsing Notariële Akte” 31 juli 2003” op U nemen.
Ik heb daar dekking voor.
Gaarne vernemend,
(…)”
2.2. Bij de sub 2.1. omschreven brief zat een kopie van een faxbericht aan mr. [B] met de volgende inhoud:
“Beste [B],
Ik ben nu 6 weken bezig de Eff. Lease portefeuille bij S.R.K. te krijgen, doch loop tegen een muur.
(…)
Wil je [A] informeren, en verzoeken om de kwestie “Notaris [C]” dhr [D] aan te pakken.
Hier heb ik dekking voor.
Het gaat hier om de “vervalsing” Not. Akte 31 juli 2003, waar ook Bank Bercoop aan heeft meegewerkt.
Deze zaak is je bekend.
Ik heb al 100 keer aan [E] gevraagd om de Notaris aan te pakken maar doet niets.”
2.3. Per mail van 13 juli 2007 schrijft mr. P.O.R. Hoekstra (van Plasbossinade)
aan [gedaagde]:
“(…)
U geeft aan nog geen antwoord te hebben gekregen op uw vraag of wij u kunnen bijstaan in de kwestie met de Friesland Bank. Mijns inziens is deze vraag hier op kantoor en telefonisch al wel beantwoord. Wij staan u gaarne bij. Maar onderzocht moest worden of uw rechtsbijstandverzekeraar de kwestie zou vergoeden. Indien dit niet het geval zou zijn, zou u moeten onderzoeken of u voldoende vermogen vrij zou kunnen maken om een procedure te betalen. Daarnaast waren er de lopende zaken, die mr. Koelemaij in behandeling had, maar waarin niets gebeurde, die prioriteit hadden.
Indien u intussen duidelijk heeft over het feit dat uw rechtsbijstandverzekeraar de kwestie niet vergoed (waar wij al rekening mee hielden) dan verneem ik graag of u ons thans uitdrukkelijk opdracht wenst te geven voor de kwestie.
Aangezien uw rechtsbijstandverzekeraar mij meedeelde dat u haar andere mededelingen deed dan u aan mij had gedaan, heb ik u gevraagd uitdrukkelijk een standpunt in te nemen ten aanzien van twee punten: of u al dan niet bijgestaan wilt worden door mr. Koelemaij en of u of uw rechtsbijstandverzekeraar mij opdracht hebben gegeven voor een second opinion.
Ik krijg daar geen antwoord op. U deelt mij mede dat een andere advocaat u heeft geadviseerd om mij in te schakelen. Dit zegt niets over het feit of de opdracht vervolgens van uw rechtsbijstandverzekeraar afkomstig was of van uzelf. U deelt mij vervolgens mede dat ik mijn factuur zou kunnen zenden aan mr. Koelemaij. Dit kan ik niet doen, omdat mr. Koelmaij mij in elk geval geen opdracht heeft gegeven. Ik zal mij declaratie aan u toezenden, waarna u uw declaratie aan uw rechtsbijstandverzekeraar kunt toezenden indien u van mening ven dat uw rechtsbijstandverzekeraar de factuur zou moeten voldoen.”
3. Het geschil
3.1. Plasbossinade vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 5.951,93, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Plasbossinade stelt in de periode van juli 2005 tot en met september 2007 in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden te hebben verricht. [gedaagde] heeft zich in juli 2005 gewend tot Plasbossinade met het verzoek om over zijn vordering op de Friesland Bank van gedachten te wisselen. Daarnaast wendde [gedaagde] zich in januari 2007 tot Plasbossinade met het verzoek om zijn lopende zaken over te nemen, nu [gedaagde] niet tevreden was over zijn toenmalige advocaat. Nu reeds vier advocatenkantoren zich met de lopende zaken hadden bezig gehouden, is uiteindelijk in onderling overleg besloten tot het geven van een second opinion aan [gedaagde]. Voor de second opinion is meerdere malen telefonisch overleg geweest, is correspondentie gevoerd en ook is er intern overleg geweest.
Plasbossinade vordert thans betaling van de niet betaalde declaratie voor bovengenoemde werkzaamheden.
4.2. [gedaagde] bestrijdt primair het bestaan van de vordering van Plasbossinade. [gedaagde] heeft geen opdracht gegeven voor de werkzaamheden die Plasbossinade thans declareert. Verder dan oriënterende gesprekken tussen [gedaagde] en Plasbossinade is het niet gekomen, aangezien [gedaagde] had aangegeven financieel niet in staat te zijn om op basis van een (hoog) uurtarief procedures aan te spannen. Er is gesproken over de mogelijkheden om de kosten van eventuele procedures bij de rechtsbijstandverzekeraar van [gedaagde] ter dekking aan te bieden, dan wel over de mogelijkheden op basis van toevoeging te procederen. Verder dan een globale bespreking over de mogelijkheden van financiering van genoemde procedures is het dus niet gekomen en [gedaagde] heeft derhalve geen opdracht aan Plasbossinade verstrekt.
Zou Plasbossinade desalniettemin iets van [gedaagde] te vorderen hebben, dan wordt aangevoerd dat de declaratie van Plasbossinade onredelijk is. In zoverre dient de declaratie te worden begroot met inachtneming van de bepalingen van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (WTBZ), en behoort de Rechtbank thans in de onderhavige procedure, haar onbevoegdheid om van het geschil kennis te nemen uit te spreken.
4.3. De rechtbank oordeelt als volgt. [gedaagde] heeft zich ter bestrijding van de declaratie zowel beroepen op verweren die niet zien op de hoogte van de declaratie als op een verweer dat daar wel op ziet.
4.4. In geval van een geschil over de hoogte van het bedrag van de declaratie dient de bijzondere rechtsgang van artikel 32 van de WTBZ te worden gevolgd. De declaratie dient te worden begroot door de Raad van Toezicht. De rechtbank is in dat opzicht onbevoegd.
4.5. Voor zover het betreft de verweren die niet zien op de hoogte van de declaratie, in dit geval dat er geen opdracht is verleend en dat een toevoeging op z’n plaats was geweest, is de rechtbank wel bevoegd daarover te oordelen. Plasbossinade heeft echter enkel veroordeling tot betaling van de declaratie (vermeerderd met rente en kosten) gevorderd en niet bijvoorbeeld een verklaring voor recht dat [gedaagde] opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden. Ook na het verweer van [gedaagde] betrekking hebbend op de omvang van de declaratie heeft Plasbossinade haar vordering niet aangepast.
4.6. Plasbossinade heeft bij repliek nog verzocht, althans zo begrijpt de rechtbank, eerst te beoordelen of de vordering bestaat (dus opdracht is verleend) en dan de zaak aan te houden ter begroting van de vordering.
4.7. Deze weg is echter onbegaanbaar. De artikelen 32 e.v. WTBZ voorzien niet alleen in een bijzondere bevoegdheid van de Raad van Toezicht bij de begroting van eenadvocatendeclaratie, maar ook in een vereenvoudigde – althans: zo heeft de wetgever het bedoeld – rechtsgang voor de verdere toetsing en de tenuitvoerlegging van de aldus verkregen beslissingen. Die rechtsgang bestaat erin dat de door de Raad van Toezicht begrote declaratie ter nadere vaststelling aan de president van de rechtbank kan worden voorgelegd (art. 33 WTBZ). Na een op die voet verkregen beslissing, is oppositie mogelijk bij de rechtbank zelf (art. 40 WTBZ). Tegen de beslissing die in de oppositieprocedure wordt gegeven staat geen voorziening meer open (art. 40 lid 3 WTBZ en HR 11 juni 1999, NJ 1999, 615).
Het aanhouden van de zaak tot de Raad van Toezicht de declaratie heeft begroot en het vervolgens “incorporeren” van die beslissing van de Raad van Toezicht in het vonnis van de rechtbank – zoals Plasbossinade kennelijk beoogt - zou het systeem van de artikelen 32 e.v. WTBZ in vergaande mate doorkruisen. Immers na uitspraak van de rechtbank is volgens de “gewone” regels appel en cassatie mogelijk in plaats van de “oppositieregeling”van de WTBZ.
4.8. Nu (slechts) de vordering tot betaling van een geldsom (declaratie) voorligt dient de rechtbank deze af te wijzen.
4.9. Ten overvloede overweegt de rechtbank ten aanzien van het bestaan van een opdracht het navolgende. Uit de in de rechtsoverwegingen 2.1 en 2.2. geciteerde brieven, in hun onderlinge samenhang bezien, valt de conclusie te trekken dat [gedaagde] wel degelijk opdracht heeft gegeven om werkzaamheden te verrichten in de zaken tegen notaris [C] en tegen [D]. Het feit dat – anders dan [gedaagde] in deze brieven heeft gesteld – de rechtsbijstandverzekeraar hiervoor geen dekking verleende komt voor rekening en risico van [gedaagde]. Hij stelde immers zelf dat hij hiervoor dekking had.
4.10. Anders ligt het in de zaak tegen de Friesland Bank. Uit de in rechtsoverweging 2.3 geciteerde brief, blijkt immers dat Plasbossinade (nog steeds) in afwachting was van een opdracht zijdens [gedaagde]. Daarbij komt nog dat Plasbossinade heeft gesteld dat haar werkzaamheden hebben bestaan uit het geven van een “second opinion”. Dit kan dan echter niet het geval zijn geweest in de kwestie met de Friesland Bank, nu gesteld noch gebleken is dat daarin al door andere rechtshulpverleners werkzaamheden waren verricht.
4.11. Dat Plasbossinade ook opdracht heeft gehad van [gedaagde] werkzaamheden te verrichten in zaken tegen Countus en Hulshof (zie punt 6 repliek) is door Plasbossinade op geen enkele manier onderbouwd. De enkele stelling dat [gedaagde] “de dossiers” heeft opgehaald bij [bedrijf] en deze bij Plasbossinade heeft afgegeven is onvoldoende.
4.12. Ten aanzien van de proceskosten overweegt de rechtbank als volgt. Nadat Plasbossinade de in het geding zijnde declaratie aan [gedaagde] had gestuurd, heeft [gedaagde] daar bij brief van 18 december 2007 tegen geprotesteerd stellende “dat hier een toevoeging op z’n plaats was geweest”. Bij daarop volgende brief van 2 januari 2008 heeft Plasbossinade gemotiveerd aangegeven dat het werken op basis van een toevoeging wel degelijk aan de orde is geweest, maar voor de werkzaamheden waarop de factuur ziet niet relevant is, omdat deze zouden worden vergoed door de rechtsbijstandverzekeraar SRK. Hierop heeft [gedaagde] niet meer gereageerd, terwijl Plasbossinade [gedaagde] vervolgens nog herhaaldelijk heeft gemaand. Dat [gedaagde] ook de hoogte van de declaratie bestreed, was derhalve niet bekend bij Plasbossinade. Dit verweer voerde [gedaagde] eerst bij conclusie van antwoord in de procedure.
Dat Plasbossinade de verkeerde procedure heeft gekozen is derhalve ook (deels) te wijten aan [gedaagde]. Om die reden acht de rechtbank termen aanwezig de proceskosten te compenseren als hierna aan te geven.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Hulst en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2009.