ECLI:NL:RBZLY:2009:BK4813

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/630240-06
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.A.M. Heeregrave
  • M.A. Wijnands-Veninga
  • G.E.A. Neppelenbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van vermeende loverboypraktijken

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die ten laste was gelegd dat hij zich schuldig had gemaakt aan loverboy-praktijken, vond de zitting plaats op 5 juni 2008, 4 september 2009 en 9 november 2009. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.P.G. van der Weide, werd geconfronteerd met de eis van de officier van justitie, mr. A.J. de Loor, die een gevangenisstraf van 31 dagen en een werkstraf van 60 uur vroeg. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging en dat vrijspraak gerechtvaardigd was.

De rechtbank, zittende in meervoudige kamer, heeft de bewijsvoering van het openbaar ministerie kritisch beoordeeld. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte met het oogmerk van uitbuiting het slachtoffer had geworven, vervoerd of gehuisvest. Er was geen bewijs dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een ongelijkwaardige machtsverhouding of dwang, die kenmerkend zijn voor loverboy-praktijken.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak vond plaats op 23 november 2009, waarbij de rechtbank werd voorgezeten door mr. C.A.M. Heeregrave, met mrs. M.A. Wijnands-Veninga en G.E.A. Neppelenbroek als rechters. De griffier, mr. M. Nijhuis, was ook aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.630240-06
Uitspraak: 23 november 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op ’(geboortejaar) ,
wonende te (adres).
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2008, 4 september 2009 en 9 november 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. A.J. de Loor, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 31 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een werkstraf van 60 uur subsidiair 30 dagen hechtenis.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting d.d. 5 juni 2008 gewijzigd).
BEWIJS
Door de verdediging is ten aanzien van het ten laste gelegde als verweer gevoerd dat vrijspraak zou moeten volgen aangezien – kort samengevat – het bewijs ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat – in tegenstelling tot de officier van justitie – in onvoldoende mate is komen vast te staan dat verdachte met het oogmerk van uitbuiting (naam slachtoffer) heeft geworven, vervoerd of gehuisvest. Evenmin is komen vast te staan dat verdachte (naam slachtoffer) zou hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie. Ook is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om een oogmerk van uitbuiting te veronderstellen. Van een ongelijkwaardige machtsverhouding dan wel dwang, in ruime zin begrepen – kenmerkend voor zogenaamde “loverboy-praktijken” – tussen enerzijds verdachte en zijn medeverdachte en anderszijds (naam slachtoffer) is geen sprake geweest. Er is niet gebleken dat (naam slachtoffer) door toedoen van verdachte en zijn medeverdachte tegen haar (kennelijke) wil in de prostitutie is gaan werken.
Derhalve dient verdachte van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Aldus gewezen door mr. C.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. M.A. Wijnands-Veninga en G.E.A. Neppelenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2009.
Mr. Neppelenbroek voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.